Gent: waarheen met het sociaalecologische stadsproject?
Opinie, Nieuws, Samenleving, Armoede, Lokaal, Huisvesting, Migratie, Stadsontwikkeling, Gent, Sociaaleconomische thema's - Stijn Oosterlynck

Gent: waarheen met het sociaalecologische stadsproject?

Stijn Oosterlynck mocht de aftrap geven op het eerste Gentse Feestendebat met een inleidende tekst over de stad Gent. Zijn centrale vragen zijn: hoe wil de besturende coalitie van de stad Gent haar sociaalecologisch stadsproject in de praktijk brengen? Welke kansen en obstakels zien ze de komende jaren opduiken? Wat ziet de oppositie als de zwakke plekken van het bestuursakkoord? En wat zijn de verwachtingen van het middenveld.

maandag 22 juli 2013 10:58
Spread the love

Een jaar geleden discussieerden Gentse politici en vertegenwoordigers van het middenveld in deze zaal over hun prioriteiten naar aanleiding van de gemeenteraadsverkiezingen van oktober 2012. De politieke sfeer was in die periode gespannen. Burgemeester Termont had zijn paarse coalitiepartner de wacht aangezegd door in kartel met oppositiepartij Groen! naar de kiezer te trekken. Tegelijkertijd was er met de nationale populariteit van de N-VA een ‘new kid on the block’.

De uitslag is ondertussen gekend. Het kartel verwierf een absolute meerderheid van de zetels in de gemeenteraad. Het beloofde terstond met haar sociaalecologische stadsproject een progressief baken in een verrechtsend Vlaanderen te zijn. Zoals blijkbaar vooraf afgesproken, nam ze Open VLD mee op in de coalitie, waardoor de onderhandelingen over het bestuursakkoord een eerste kleine test voor het sociaalecologisch stadsproject vormden. N-VA scoorde lager dan in andere gemeenten, maar eindigde met 17 procent van de stemmen nog steeds als tweede. Ze koos zonder dralen voor de oppositie. Het middenveld keek ondertussen nieuwsgierig, maar ook kritisch uit naar wat deze nieuwe paarsgroene coalitie mogelijk zou maken.

Ondertussen is de coalitie zeven maanden aan het werk. Het bestuur heeft zijn ambities in een bestuursakkoord verwerkt, waarbij het ook rekening moest houden met de wensen van coalitiepartner Open VLD. Onder meer de belofte de gemeentebelastingen niet te laten stijgen, was daar het resultaat van. De voorbije maanden werd het bestuursakkoord in concrete plannen omgezet. De eerste beleidsdaden werden gesteld. De oppositie loste haar eerste schoten, maar slaagt er vooralsnog niet in het de coalitie moeilijk te maken met stevig uitgewerkte dossiers. Ondertussen noopt de context van budgettaire krapte het bestuur tot besparingen, wat in de verkiezingsperiode nog veraf leek.

Waar staan we vandaag, zeven maanden na het aantreden van de nieuwe coalitie? Hoe wil de besturende coalitie haar sociaalecologisch stadsproject in de praktijk brengen? Welke kansen en obstakels zien ze de komende jaren opduiken? Wat ziet de oppositie als de zwakke plekken van het bestuursakkoord? En wat denkt het middenveld van het traject dat het bestuur tot nog toe aflegde en welke verwachtingen koestert ze ten aanzien van het bestuur én de oppositie voor de komende jaren? Deze vragen staan centraal in dit stadsdebat. Ik wil bij wijze van inleiding een aantal stellingen en vragen poneren. Ik pluk er een drietal thema’s uit die naar mijn inzicht cruciaal zijn voor de toekomst van deze stad: stadsontwikkeling, armoede en migratie. Ik eindig met een bedenking over de nakende besparingen.

Stadsontwikkeling: meer aandacht voor wonen en mobiliteit

In het bestuursakkoord spreekt de coalitie haar ambitie uit om wonen en mobiliteit centraal te stellen in haar beleid van stadsontwikkeling. Deze onderdelen staan volgens haar het meest onder druk. Rond wonen schuift de coalitie een breed en evenwichtig palet aan maatregelen naar voor, bijvoorbeeld het vergroten van het aanbod van grondgebonden eengezinswoningen met tuin (bijvoorbeeld door studenten uit gezinswoningen te halen), het opdrijven van het aanbod aan sociale woningen en het stimuleren van innovatieve woonvormen zoals community land trusts. Er is veel aandacht voor het verbeteren van de kwaliteit van de huisvesting in de 19[de] eeuwse gordel, maar het wordt weinig concreet over hoe de ondermaatse kwaliteit van de vele private huurwoningen in die wijken effectief verbeterd zal worden. Hier schuilt met de onderling verweven problematiek van energie-armoede en de gebrekkige energie-efficiëntie van vele woningen in Gent nochtans een belangrijke sociaalecologische uitdaging. Welke oplossing zien politici en middenvelders voor het probleem van de onwillige eigenaar die zelfs voor de meest verloederde krotwoning nog een huurder vindt en dus niet investeert in energiebesparende maatregelen?

De Gentse bevolking groeit. Op dezelfde oppervlakte moeten in de toekomst meer mensen gehuisvest worden. Tegelijkertijd moet een woning betaalbaar blijven. Eén van de grote uitdagingen waarmee het Gentse bestuur geconfronteerd wordt, is de huisvesting betaalbaar houden. Dat vereist het vergroten van het aanbod en Gent dus verder verdichten, maar leidt tot de vraag hoe dit kan zonder tegelijkertijd de leefkwaliteit onderuit te halen door een gebrek aan publieke ruimte en groen, overbevraagde dienstverlening en verzadigde wegen. Dat dit een dilemma is waar het bestuur op dit moment onvoldoende antwoord op heeft, blijkt duidelijk uit het protest tegen nieuwe woonprojecten in al erg dichtbebouwde wijken als de Brugse Poort en Ledeberg. Dat protest wordt in aanzienlijke mate gedragen door de nieuwe stedelijke middenklasse die in de voorbije stadsvernieuwingsprojecten de belofte van het bestuur onderkende om van de 19[de] eeuwse gordel kwalitatieve woonomgevingen te maken en die nu in de verdere verdichting, die door politici verdedigd wordt met het argument van de nood aan betaalbare huisvesting, een schending van die belofte ziet.

Heeft Gent nood aan een stadsbouwmeester die erover waakt dat de verdere verdichting van de stad niet tot een daling van de kwaliteit van de leefomgeving leidt? Moet Gent geen strategie uitdenken voor een verdichting van de 20[ste] eeuwse gordel, waar nog ruimte is voor bijkomende bewoning en bevolking? En kan een deel van de bevolkingsaangroei niet opgevangen worden in de gemeenten rond Gent? Moet hier niet in stadsregionaal verband over nagedacht worden met de randgemeenten?

Mobiliteit blijft een pijnpunt in Gent. Terwijl de verkeersleefbaarheid van de binnenstad de laatste twee decennia gevoelig verbeterd is, slibben de wegen errond dicht. Het bestuur toont zich ambitieus, met een keuze voor het terugdringen van het autogebruik, structurele ingrepen ten voordele van fietsers en voetgangers en de uitbouw van het openbaar vervoer. Het aanbod van de Lijn in Gent is ondermaats, zeker ’s avonds en in het weekend. Vraag is hoe de ambitieuze plannen gerealiseerd kunnen worden, zeker gezien het Gentse bestuur hiervoor sterk afhankelijk is van de Vlaamse politieke wil. Is een samenwerking met de lokale afdelingen van oppositiepartijen CD&V en N-VA, beiden in de Vlaamse Regering, mogelijk of is het electorale water daarvoor te diep ? Of zien zij de mobiliteitskwestie gewoon anders? Is er een systeem van tolheffing op binnenkomend verkeer mogelijk, waarvan de inkomsten geherinvesteerd worden in de uitbouw van het openbaar vervoer?

De problemen met verkeersleefbaarheid zijn vooral nijpend in en rond de 19[de] eeuwse gordel. De kleine stadsring R40 ligt de facto in het midden van de stad, niet aan de rand. In het bestuursakkoord staan een aantal aanzetten om de oversteekbaarheid van de R40 te verbeteren en wordt de lange termijn ambitie voor een meer autoluwe R40 uitgesproken, maar heeft de bevolking van de dichtbevolkte 19[de] eeuwse gordel twee decennia na de binnenstad niet stilaan ook het recht op structurele oplossingen? Moet er ook niet dringend nagedacht worden over een duidelijke aanpak voor de met functies overbezette en onherbergzame invalswegen zoals de Bevrijdingslaan, de Wondelgemstraat of de Antwerpsesteenweg?

Migratie en armoede: zoeken naar nieuwe formules

In de aanloop naar de verkiezingen was migratie een gevoelig thema. De instroom van Oost-Europese burgers, niet in het minst de Roma, leidde tot veel klachten over overlast. Dat debat is ondertussen wat gekoeld, maar tegelijkertijd is de schrijnende achterstelling en armoede niet verdwenen. (Net zoals het armoedeprobleem bij veel andere groepen, zoals oudere migranten en blanke generatiearmen verder blijft etteren).

Stilaan groeit het besef dat veel van die migranten hier niet zullen verdwijnen en het probleem zich ook niet zomaar laat ‘exporteren’. Een stad, zelfs die met de strengste burgemeester, trekt nu eenmaal migranten en armoede aan. Klassieke formules van emancipatie door werk, onderwijs, volksopvoeding en zelforganisatie hebben hun nut, maar er moet tegelijkertijd ook met nieuwe formules geëxperimenteerd worden. Eén van die formules is het beproefde recept van ‘housing first’. In plaats van de toegang tot huisvesting afhankelijk te maken van goed gedrag of het aanleren van de Nederlandse taal, is kwalitatieve huisvesting voor de meest gemarginaliseerde groepen in onze stad, zoals de vele Roma, daklozen en drugsgebruikers, het startpunt van emancipatie. Zonder degelijk huis kunnen mensen niet aan een betere toekomst werken. Waarom niet daar beginnen?

Onder impuls van een aantal actieve Gentse burgers en ondersteund door organisaties uit het middenveld kreeg de Dag van het Racisme dit jaar een nieuwe invulling. De stad schafte het woord ‘allochtoon’ af. Het was het symbolische startschot voor een diversiteitsbeleid dat mensen niet opsluit in hun anders zijn, wat nogal dikwijls neerkomt op ‘minder’ zijn. Het wil iedereen die op het Gentse grondgebied leeft, erkennen als volwaardige burgers van deze stad. Het weerspiegelt het groeiende zelfvertrouwen bij de tweede en derde generatie migranten. Zij nemen het bijvoorbeeld niet langer dat de overheid hun cultuuruitingen niet gewoon als een bijdrage aan de stedelijke cultuur erkent, maar ze doorsluist naar de integratiesector. Het bestuur heeft met dit evenement verwachtingen opgewekt. De hamvraag is hoe ze op deze weg verder wil gaan. En of andere politieke partijen, de administratie en het hele middenveld bereid zijn in dit verhaal mee te stappen?

Armoede is een absolute prioriteit voor dit bestuur. In het bestuursakkoord wordt een reeks actiepunten wat kunstmatig geïsoleerd in één hoofdstuk, terwijl een goed armoedebeleid maatregelen in zo goed als alle beleidsdomeinen veronderstelt. Daardoor doemt in het bestuursakkoord niet echt een uitgewerkte visie op de armoedeproblematiek op, wel een lange lijst aan dikwijls zeer zinvolle maatregelen. Daarin valt op dat een belangrijke rol weggelegd is voor het middenveld en dat het bestuur activering niet eng in functie van de arbeidsmarkt wil zien. Armoede is echter een complexe problematiek. Is het niet zinvoller er een aantal doelgroepen uit te nemen en daar prioritair op in te zetten? Een goede armoedebestrijding vergt ook een degelijke evaluatie van de effecten van maatregelen. Het vergelijken van absolute armoedecijfers tussen het begin en het einde van de legislatuur is onvoldoende, omdat die cijfers vertekend worden door de onvermijdelijke instroom van nieuwe armen. Beter is het om dezelfde mensen in armoede te volgen en te kijken of ze beter worden van maatregelen.

Besparingen …

Tot slot een afsluitend woordje over de besparingen. In de wandelgangen circuleert het cijfer van 15 procent besparingen per beleidsdomein. Dat is niet niks. De vraag is of je het huidige model van stedelijke dienstverlening in dergelijke omstandigheden recht kan houden. Als de besparingen onvermijdelijk zijn, dan vergt dit een duidelijke beleidsvisie, waarin het bestuur prioriteiten legt, deze vanuit haar visie onderbouwt en de besparingen daarop baseert. Het geklungel van het Antwerpse stadsbestuur bij de aankondiging van de besparingen in haar sociale en culturele sector strekt niet tot de aanbeveling. Het zal allerminst voldoende zijn, maar ik wil het bestuur toch deze tip aan de hand doen. In het verleden had het stadsbestuur nogal eens de neiging om activiteiten die middenveldorganisaties ontplooiden over te nemen, bijvoorbeeld als het om participatie of cultuur gaat. Een stadsbestuur dat zo sterk inzet op het middenveld zou de besparingen kunnen aangrijpen om haar eigen rol te herbekijken en meer in te zetten op het omkaderen en ondersteunen van het middenveld eerder dan in haar plaats te willen treden.

Stijn Oosterlynck

Stijn Oosterlynck is onderzoeker bij het Centrum voor Ongelijkheid, Armoede, Sociale Uitsluiting en de Stad (OASeS), Universiteit Antwerpen. 

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!