De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

GEEN OORLOG TEGEN DE ISLAM – Régis Debray corrigeert Macron

GEEN OORLOG TEGEN DE ISLAM – Régis Debray corrigeert Macron

zaterdag 26 december 2020 09:13
Spread the love

Frankrijk heeft een boeiende debatcultuur. Het telt nogal wat welbespraakte intellectuelen, die prestige genieten in de maatschappij, en die met graagte met elkaar in het gevecht gaan. En die ook de president van hun land al eens op de vingers tikken, of zelfs een draai om de oren geven. Twee van hen deden dat de voorbije weken, en het lijkt me interessant te horen wat ze te vertellen hebben.

 

Laat ik beginnen met Régis Debray. Hij was ooit een strijdmakker van Che Guevara, maar bekleedde later in Frankrijk belangrijke functies in het staatsapparaat en in de academische en literaire wereld. Hij heeft een imposante lijst publicaties op zijn naam staan. Hij heeft ook  iets met laïciteit. Hij was een van de vijf intellectuelen die in 1989 een vrije tribune plaatsten in de Nouvel Observateur, waarin ze pleitten voor het verbieden van de hoofddoek op school. In 1991 was hij een van de eerste leden van de pas opgerichte CLR, het Comité Laïcité République, een initiatief van de vrijmetselaarsloge Grand Orient de France. In 2003 was hij lid van de Commissie-Stasi, die in opdracht van president Chirac een rapport samenstelde met adviezen voor de laïciteit in Frankrijk. Samen met Didier Leschi publiceerde hij in 2015 een lezenswaardig boekje, La laïcité au quotidien, Guide pratique. En op 2 december 2020 verscheen bij Gallimard een essay van zijn hand met de titel France laïque, Sur quelques questions d’actualité.

 

Het München van de laïciteit…

 

De concrete aanleiding voor die vrije tribune van 1989, die Debray ondertekende samen met Élisabeth Badinter, Alain Finkielkraut, Élisabeth De Fontenay en Catherine Kintzler was de eerste ‘affaire van Creil’, aangezwengeld door een schooldirecteur die drie meisjes van school stuurde omdat ze met een hoofddoek naar school kwamen. Dat was een curieuze verbreding van het begrip laïciteit. Het valt te verdedigen dat schooldirecties en leerkrachten geen uiting geven aan hun levensbeschouwing door kleding of symbolen die ze dragen, al is dat niet noodzakelijk. De neutraliteit van de staat tegenover de godsdiensten is immers op de eerste plaats een attitude en een beleid, en geen vestimentaire kwestie. Maar de leerlingen van een staatsschool vertegenwoordigen niet de staat, zij zijn de cliënten van de instelling, en het is een merkwaardige stap verder (en te ver, denk ik) te eisen dat zij hun levensbeschouwing moeten verbergen, zelfs als dat van het schoolpersoneel wordt verwacht. Die reactie was ingegeven door het tijdsklimaat, waarin de islam een grote rol speelde en als een bedreiging gezien werd. 1989 was het jaar waarin de Iraanse leider Khomeini via een fatwa de schrijver Salman Rushdie ter dood veroordeelde omwille van zijn boek De Duivelsverzen. De briefschrijvers zagen het toelaten van de hoofddoek op school als ‘het München van de laïciteit’, en vergeleken zo een vestimentaire banaliteit met het politieke akkoord uit 1938 waarin Westerse landen in feite Hitler vrij spel gaven om Tsjechoslovakije te annexeren. (Impliciet wordt de islam dus vergeleken met het fascisme.) De verontwaardiging over Khomeini was terecht, maar de vergelijking overtrokken.

 

Die vrije tribune lijkt me dan ook een stommiteit. Vandaag vind ik dat nog duidelijker dan vroeger, nu je ziet welke weg er is afgelegd: van het verbieden van de hoofddoek (officieel van opzichtige religieuze tekens, zodat de kleine kruisjes van de katholieke geestelijkheid niet mee verboden werden) tot het standpunt dat de godsdienst uit het straatbeeld moet verdwijnen en dat zelfs moeders die schoolkinderen begeleiden geen hoofddoek mogen dragen. De anti-islamitische mentaliteit van de Republiek is sinds de eerste hoofddoekaffaires zelfs zo ver geëvolueerd dat een leerkracht als Samuel Paty (en vele andere?) een obscene tekening van de Profeet Mohammed menen te moeten tonen in hun les aan schoolkinderen, waaronder moslimmeisjes. Ook dat gebeurt onder de dekmantel van de laïciteit, al is de pedagogische absurditeit zonder meer duidelijk, en is er bovendien het Charter van de laïciteit op school dat onder meer zegt: ‘De laïciteit impliceert de verwerping van alle vormen van geweld en van alle discriminaties, garandeert de gelijkheid van meisjes en jongens en berust op een cultuur van respect en van begrip voor de ander.’ Een cultuur van respect?? Door in de les een prent met een naakte profeet te tonen, op handen en voeten, ‘op z’n hondjes’, klaar om gesodomiseerd te worden, of daar net mee klaar? Meneer Debray – ziet u het resultaat van de beweging die u destijds hebt helpen opstarten?

 

De vrije meningsuiting bestaat niet

 

Ja, Régis Debray zag het resultaat, en zag dat het niet goed was. Op 2 december publiceerde hij een met verve geschreven essay, France laïque, Sur quelques questions d’actualité. (2) Het is een rijkelijk gedocumenteerde tekst van een belezen auteur die research gedaan heeft, en waarin hij een aantal misvattingen met kracht en zwier in de prullenmand gooit.  Het engagement en de felheid van de auteur hebben niet alleen te maken met zijn temperament, maar ook met de context: de moord op Paty en het proces tegen de daders van de aanslagen op Charlie Hebdo en daaromheen. Een vriend van Debray, Bernard Maris, die voor Charlie Hebdo over economie schreef, werd in die aanslag vermoord. De context van het essay is daardoor o.a. die van de bloedige terreur van het islamitisch extremisme en de reacties daarop.

 

Paty werd na zijn dood op 16 oktober in de media gepresenteerd als een martelaar voor de vrije meningsuiting. De eerste stelling die Debray behandelt is: ‘De vrije meningsuiting, daarover valt bij ons niet te onderhandelen. Zij is totaal of zij is er niet.’ Fout, zegt Debray, want sinds de vastlegging van het principe in de Verklaring van de rechten van de mens en van de burger wordt er onderhandeld over de grenzen van die vrijheid, die in de Verklaring vermeld worden (maar niet gepreciseerd). En hij geeft een opsomming van begrenzingen, zoals smaad of laster, racisme, reclame voor films of publicaties die indruisen tegen de openbare orde, het goedkeuren van terrorisme (zeggen dat je vindt dat Paty terecht werd geëxecuteerd, kan je 75.000 euro boete opleveren en vijf jaar gevangenisstraf)… Zelfs de meest vrijgevochten media kennen de grenzen en houden er rekening mee. Zo nam Charlie Hebdo afscheid van de tekenaar Siné omwille van een antisemitische uiting, brengt Debray in herinnering. Het blad liep ook een gerechtelijke veroordeling op wegens ‘uitlokking van discriminatie tegenover de katholieke gemeenschap’ wegens een agressieve cartoon over de paus. En Hara-Kiri kwam voor het gerecht in 1988, omwille van de strip Hitler= SS, waarin tegen de achtergrond van een gaskamer een gedeporteerde Jood getoond werd die zeep verkocht aan andere geporteerde Joden. De publicatie werd uit de handel genomen en mocht niet meer getoond worden omwille van ‘raciale belediging’. Debray besluit: ‘In Frankrijk mag niet alles getoond worden aan gelijk wie en op gelijk welke wijze, gelukkig maar’.

 

Elke samenleving heeft haar sacrale zaken

 

En hoe zit het met de blasfemie? Je hoort voortdurend zeggen dat die als delict niet meer bestaat in Frankrijk. Ze is immers afgeschaft na de Franse Revolutie, in 1792. (Maar blasfemie en sacrilege staan nog wel in het wetboek in Alsace-Moselle, het deel van Frankrijk waar de relatie tussen staat en katholicisme geregeld is door een concordaat met Rome. Alleen wordt de wet niet meer toegepast.) Debray merkt op dat het sacrale wel degelijk nog bestaat, en los van de godsdienst. Gebrek aan respect voor de Marseillaise kan je bijvoorbeeld een flinke straf opleveren. En hetzelfde geldt voor andere zaken die gesacraliseerd zijn: kerkhoven en graven bijvoorbeeld, of monumenten, of de herinnering aan bepaalde historische gebeurtenissen zoals de shoah: ‘negationisme’ is strafbaar. Verder maakt de wetgever een onderscheid tussen de godsdient en zijn symbolen en de gelovigen. Je kan in Frankrijk ongestraft met de islam spotten, maar niet met moslims. (Debray gaat niet in op de contradicties en de discriminatie op dit gebied. In het verleden is spot met de paus door het gerecht geïnterpreteerd als spot met de katholieke gelovigen, en bestraft. Het ridiculiseren of neerhalen van de Profeet is natuurlijk net zo goed het kwetsen van gelovigen, maar katholicisme en islam hebben blijkbaar toch niet dezelfde rechten, of de advocaten hebben niet de juiste invalshoek gebruikt.)

 

Vanuit het respect, niet voor God (die voor sommigen bestaat en voor anderen niet), maar voor het sacrale (dat in elke samenleving te vinden is), verdedigt Debray de terughoudendheid in spot en belediging. Voor leerkrachten van het staatsonderwijs hoort bij die terughoudendheid ook dat ze zich in de klas onthouden van religieuze of politieke stellingnamen. Zij moeten neutraal zijn in de uitoefening van hun ambt. En daarbij citeert Debray de befaamde woorden van Jules Ferry daarover, gericht aan de lesgevers van het staatsonderwijs: ‘(…) Vraag u af of een huisvader, ik zeg een enkele, die in uw klas aanwezig zou zijn en naar u zou luisteren, te goeder trouw zijn instemming zou kunnen weigeren met wat u zegt. Indien ja, zeg het niet (…)’ (Bij alle lippendienst aan Jules Ferry, een monument in de Franse geschiedenis, wil blijkbaar niemand dit principe vandaag toepassen op Paty en de ouder die protesteerde tegen het tonen van de vunzige cartoon.)

De twijfels van Samuel Paty

 

Die vervelende situatie heeft ook de scrupuleuze Samuel Paty ondervonden,’ zegt Debray, ‘en de mails die hij wisselde met zijn collega’s tonen dat hij zich vragen stelde over het schaamteloze en onvoorzichtige tonen van een karikatuur voor volwassenen die door het officiële leerprogramma was voorgeschreven, zozeer zelfs dat hij er van wilde afzien.’ De attitude van neutraliteit en terughoudendheid inzake persoonlijke standpunten geldt niet alleen voor de leraar, maar ook voor het staatshoofd, vindt Debray: ‘De plicht tot terughoudendheid geldt evenzeer voor een president. Hij is ermee belast de fysieke veiligheid van onze medeburgers te verzekeren, en a fortiori het leven van wie bedreigd wordt. Hij hoort geen stelling te nemen tegenover een publicatie, haar inhoud niet te verdedigen of aan te vallen, een partijdige stellingname niet tot een icoon te verheffen, en nog minder er een verplicht onderdeel van te maken voor een liberale catechese. Het staat hem vrij te vertellen wat hij er goed of slecht aan vindt, maar onder vier ogen. De republikeinse vrijheid urbi et orbi reduceren tot die van de blasfemie, dat is ons samenlevingsmodel maken tot een anti-model voor vier vijfde van de mensheid en het laten doorgaan voor wat het niet is en nooit geweest is: het officieel instellen van een militant atheïsme.’

 

Ook Macrons ‘oorlog tegen het islamisme’ verwerpt Debray. ‘Laten we de feiten bekijken, ongegeneerd. Een strijd om in Frankrijk de hegemonie van de laïcité te handhaven en te versterken, kan die vergeleken worden met een oorlog in de letterlijke en militaire betekenis van het woord?’ Waar is de vijand, vraagt, de auteur zich af. ‘De islam is een religie zonder grenzen, zeker, maar zonder enige eenheid, noch nationaal noch confessioneel, en zonder algemeen aanvaard centrum. En wat zijn radicale en vage tegenhanger betreft, het jihadisme, dat is onthoofd en nu Daech geliquideerd is als bevelsinstantie, zonder basis om zich terug te trekken.’ Er is geen oprukkend islamitisch leger, er zijn alleen enkelingen die vreselijke dingen doen, en ze vallen geen vliegdekschepen aan, maar toevallige slachtoffers. Ze zaaien terreur, maar de staat ontwrichten of de macht grijpen, dat doen ze niet.

 

Hoe maak je GEEN ruzie met de buren?

 

En bekijk de zaak even vanop afstand, zegt Debray. Internationaal is Frankrijk geïsoleerd, het staat in de VS slecht aangeschreven wegens ‘islamofobie’, en in Europa is er weinig engagement voor een strijd tegen de islam. In de concrete machtsverhoudingen zijn er moslims die graag bereid zijn hun leven te geven voor een religieuze strijd, maar daarvoor is er geen equivalent aan de kant van de strijders voor de laïcité. En nog een belangrijk punt: het islamistisch geweld in Frankrijk is de weerbots van het geweld van Frankrijk en andere landen tegen moslims: ‘Als je ver weg oorlog voert, moet je niet verbaasd zijn als er, met minder of meer vertraging, teruggeslagen wordt. Wat we niet zien, bestaat voor ons niet, en we zien op de televisie niet de duizenden doden – vrouwen en kinderen inbegrepen – die onze gevechtsvliegtuigen en onze raketten maken in Syrië, Irak en elders. We noemen dat, vanop afstand, “collateral damage”, maar er is niets collateral aan voor de mensen op de grond die dromen van represailles.’

 

Tegenover het idee van de oorlog tegen de islam/het islamisme herhaalt Debray ook zijn pleidooi voor het opnemen van het vak kennis van de godsdiensten in de school. Een idee dat hij lang geleden al lanceerde, waarvoor hij een achtergrond creëerde door een instituut voor godsdienstwetenschappen op te richten, en dat in het parlement steun vond. Maar dat nog steeds niet praktisch gerealiseerd werd. Het is nochtans een goed idee, dat past bij de visie van Debray op de wereld en het vaak genoemde ‘vivre ensemble’: de aarde is, zo zegt hij, door het internet en de digitale media, een groot flatgebouw geworden met een ernstig probleem van samenwonen, cohabitation. ‘Het is flagrant dat zelfs in rustige tijden onze eerste reactie bestaat uit het verwensen van de medebewoner (over het algemeen onverdraaglijk).’ Er is wellevendheid nodig om het samenleven mogelijk te maken. En dan citeert Debray zijn op de redactie van Charlie Hebdo vermoorde vriend Bernard Maris: ‘De beschaving begint met de beleefdheid, de beleefdheid met de discretie, de terughoudendheid, het zwijgen en de glimlach op het gezicht.’

 

 

 

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!