Gebetonneerde schijnparticipatie in de Jeugdhulp: De acute nood aan autonomie & participatie.

maandag 6 juli 2015 15:08
Spread the love

In een analysestuk op Sociaal.Net
van 19 juni 2015 “Participatie
en jeugdhulp: een werk in de steigers
” maken Jole LouwagieLeen Poppe en Hendrik Van
den Bussche
de balans op van participatie in de jeugdhulp. Het is op
zijn minst gezegd heel merkwaardig dat beleidsmedewerkers van de overheid (meer
bepaald de Afdeling Beleidsontwikkeling van het Departement Welzijn,
Volksgezondheid en Gezin van de Vlaamse overheid), zonder enige vorm van
objectieve evaluatie of onderzoek, een analyse voor het brede publiek maken
over hun eigen werk als beleidsmedewerkers. Minder merkwaardig is dan ook de
conclusie dat het al bij al wel snor zit met participatie binnen Integrale
Jeugdhulp. En men vanuit de Afdeling Beleidsontwikkeling goed werk levert om
het perspectief van ‘cliënten’ binnen te brengen in de jeugdhulp. Nochtans zijn
er andere signalen uit het veld.

Goed bezig?

Natuurlijk is volgens de
beleidsmedewerkers nog een hele weg te gaan en kan het altijd beter. Maar we
zijn goed bezig en gaan in de goede richting is zo wat de ondertoon. Deze
ondertoon staat in schril contrast met het artikel dat Jan Naert, Hilde Linssen en Rein Haudenhuyse in oktober 2014 in
Alert publiceerde met als titel: ‘Gebetonneerde
Schijnparticipatie’
. Wat is er aan de hand? Integrale Jeugdhulp nam een
valse start toen een coalitie van organisaties weigerden nog langer vertegenwoordigers
af te vaardigen. Meer bepaald ging het over het Netwerk tegen Armoede, het
Jeugdwelzijnswerk met Kinderen en Jongeren in Maatschappelijk Kwetsbare
Posities, de Vlaamse Jeugdraad en het Vlaams Gebruikersoverleg voor Personen met
een Handicap. Al deze organisaties zijn al jarenlang betrokken in – de zijlijn
van – de Integrale Jeugdhulp en vormen mee de stem van onderuit voor een
bijzonder grote groep jongeren en ouders in Vlaanderen. Zoals Louwagie, Poppe
en Van den Bussche terecht in hun stuk schrijven, haakten deze organisaties af
omdat voor hen de voorwaarden voor een reële participatie niet vervuld zijn. Want
als noodzakelijke voorwaarden voor participatie niet vervuld zijn, hoe kan dan
participatie plaatsvinden?

Autonoom Participatiesteunpunt

Om uit de impasse te geraken,
stelden een ruime groep middenveldorganisaties (Netwerk tegen Armoede,
Jeugdwelzijnswerk met Kinderen en Jongeren in Maatschappelijk Kwetsbare
Posities, Vlaamse Jeugdraad, Vlaams Gebruikersoverleg voor Personen met een
Handicap,  Straathoekwerk Vlaanderen) een
alternatief voor in de vorm van een autonoom ‘Participatiesteunpunt Jeugdhulp
voor kinderen, jongeren en gezinnen in armoede en maatschappelijk kwetsbare
situaties’. De Strategische Adviesraad Welzijn, Gezondheid en Gezin nam dit
voorstel eveneens op in zijn advies over het Actieplan Jeugdhulp (SAR WGG,
2014). De Vlaams Jeugdraad adviseerde op zijn beurt in het advies over het
Actieplan Jeugdhulp 2020 voor de oprichting van  een autonome en
ondersteunende structuur die betekenisvolle beleidsparticipatie van
minderjarigen, hun gezinnen én vertegenwoordigers kan realiseren. Een breed
gedragen voorstel dus uit een groep van organisaties die reeds van in het begin
van het project Integrale Jeugdhulp betrokken waren én ook in hun eigen
praktijk aanwezig zijn in de leefwereld van jongeren en ouders.  De Afdeling Beleidsontwikkeling had hier geen
oren naar (Naert et al., 2014). Een sterk staaltje van ‘participatie in de
stijgers’? De input vanuit deze organisaties past klaarblijkelijk niet binnen
de invulling van participatie zoals deze gezien wordt volgens ‘Integrale
Jeugdhulp’. Dus dan worden deze organisaties en adviezen maar aan de kant
gezet. En zoekt men naar andere ‘bereidwillige organisaties’ om de zetels te
bevolken in de door de overheid georganiseerde participatiestructuren.
Bovendien worden individuele mensen binnen deze netwerken aangezocht om zitjes
te vullen zodat men decretaal in orde is en kan aanvinken dat aan
‘vertegenwoordiging van cliënten’ voldaan is.Voor andere concrete voorbeelden – bv. rond de trajectbegeleider
of de armoedetoets op het decreet Integrale Jeugdhulp – verwijzen we de lezer
naar de tekst Gebetonneerde
Schijnparticipatie
van Naert e.a. (2014).

Gekooide participatie

In hun stuk over Gebetonneerde
Schijnparticipatie
klagen de auteurs aan dat het vooral de overheid is
die bepaalt hoe, waar en wanneer participatie plaatsvindt (Naert et al., 2014).
Dit werd door Roose (2009) benoemd als ‘gekooide participatie’. Louwagie, Poppe
en Van den Bussche illustreren dit heel mooi in hun ‘analysestuk’. Ze verwijzen
naar de oprichting van een cliënten-forum, en legitimeren dit aan de hand van
twee redenen. Ten eerste is de oprichting van zo’n forum expliciet ingeschreven
in het Actieplan Jeugdhulp 2020. Het Actieplan Jeugdhulp 2020 is een plan dat
vooral geschreven is door de overheid. Het is tot vandaag nog steeds
onduidelijk voor buitenstaanders hoe dit plan tot stand gekomen is en op welke
wijze jongeren en hun behartigers betrokken werden. Met andere woorden: het is
de overheid die bepaalt om een cliënten-forum op te richten waarbinnen dan
participatie kan en mag plaatsvinden. Onduidelijk blijft verder wat dan juist
de functie, finaliteit en mandaat van zo’n cliënten-forum is. En op welke wijze
dit een verdieping en verbreding van participatie binnen jeugdhulp inhoudt.

De tweede legitimering voor de
oprichting van een cliënten-forum is dat – althans volgens Louwagie, Poppe en
Van den Bussche – de vertegenwoordigers van cliënten en hun organisaties al
lang vragende partij zouden zijn voor een gemeenschappelijk platform. Het is
niet duidelijk over welke vertegenwoordigers en organisaties het dan juist gaat.
Meer nog, in geen enkel advies van de reeds vermelde organisaties is zo’n vraag
ooit op de beleidstafel gelegd? Integendeel, in zijn advies over het Actieplan
2020 vraagt de Vlaamse Jeugdraad zich het volgende af met betrekking tot de
oprichting van een intersectoraal en interregionaal forum voor cliënten: “Wat is dit cliënten-forum, op welke wijze
zal het werken en hoe moet het zich verhouden tot bestaande overleg-, reflectie-
en adviesstructuren? Gaat dit enkel over de aanstelling van beleidsmedewerkers
om een proces op te zetten met bereidwillige vertegenwoordigers van cliënten?
Deze actie is niet grondig afgetoetst bij cliënten en hun vertegenwoordigers.”

Opdat participatie kan
plaatsvinden is het noodzakelijk dat jongeren, ouders en hun vertegenwoordigers
ruimte krijgen om vanuit een kader dat niet vooraf vastligt en voldoende
voeling heeft met kinderen, jongeren en gezinnen (Naert et al., 2014). Vandaar
ook de vraag voor een autonoom ‘participatiesteunpunt’ in plaats van een door
de overheid georkestreerd ‘cliënten-forum’.

Goednieuwsshow

Louwagie, Poppe en Van den
Bussche schetsen de vertegenwoordiging binnen integrale jeugdhulp als volgt: “een veertigtal cliëntvertegenwoordigers
participeren aan de Intersectorale Regionale Overlegfora, het managementcomité,
de gemengde stuurgroep, de werkgroep remediëring en de werkgroep crisishulp. Ze
brengen daar systematisch het perspectief van ouders en minderjarigen in. Ze
formuleren voorstellen en adviezen. Cliëntvertegenwoordigers zijn daar soms een
volhoudende ‘luis in de pels’.”
Het is opnieuw heel vreemd te lezen hoe
beleidsmedewerkers voor de overheid zichzelf op de borst kloppen. En zonder
enige vorm van objectief onderzoek of evaluatie claimen dat ‘systematisch’ het
perspectief van ouders en minderjarigen ingebracht worden. Wetende dat de reeds
genoemde coalitie van organisaties geen vertegenwoordigers meer hebben in de
bestaande participatiestructuren van Integrale Jeugdhulp. Wetende ook dat de
machtsverhoudingen en de samenstellingen van deze structuren (zoals
bijvoorbeeld het Managementcomité of de raadgevende comités) niet evenwichtig zijn,
waarbij de sectoren[i]
binnen Integrale Jeugdhulp sterk vertegenwoordigd zijn (en logischerwijze hun
belangen als sector vooral op de tafel leggen). En hierbij ook steeds in de
meerderheid zijn in vergelijking met vertegenwoordigers van jongeren en ouders.
 

Luizen in de pels?

Het leefwereldperspectief, de ‘luizen
in de pels’ binnen de huidige participatiestructuren zouden worden geleverd
door enkele organisaties. Het gaat onder meer over RoppovJoplim,  Popant
Ouderwerking
Vlaams-Brabant
. En ook de zelfverklaarde spreekbuis van jongeren in
de jeugdhulp, namelijk Cachet.
Deze organisaties zijn volgens Louwagie, Poppe en Van den Bussche onontbeerlijk.
Nu deze organisaties zijn eveneens heel nauw geaffilieerd met Integrale Jeugdhulp
en krijgen vanuit de Vlaamse overheid (Welzijn, Volksgezondheid en Gezin) hun
middelen. Ongeacht van het waardevolle werk dat deze organisaties en hun
medewerkers verrichten, moeten we de vraag stellen of deze ‘onontbeerlijke
organisaties’ wel genoeg kritische massa en ruimte hebben om vanuit het
perspectief van minderjarigen en ouders fundamentele zaken betreffende de
organisatie van Integrale Jeugdhulp in vraag te stellen? Zullen zij bijten in
de hand die hen voedt? Verder dagen we iedereen uit om die personen en groepen
die onder andere het Jeugdwelzijnswerk, Straathoekwerk, de verenigingen van het
Netwerk tegen Armoede dagelijks bereiken, te bevragen of zij deze organisaties
eigenlijk wel kennen? Het antwoord is meer dan waarschijnlijk neen. Wie
vertegenwoordigd wie dan eigenlijk?

Mea culpa

Louwagie, Poppe en Van den
Bussche zijn zich in hun analysestuk bewust van de uitdagingen binnen de huidige
participatiestructuren: “De rol van
cliëntvertegenwoordiger vraagt een groot engagement. Velen doen dit als
vrijwilliger, of vanuit een organisatie wiens kerntaak buiten de jeugdhulp
ligt. Het vergaderritme ligt soms hoog, de agenda’s zijn zwaar. Als
organiserende overheid zijn we ons daarvan bewust. We proberen de
vertegenwoordigers zo goed als mogelijk te ondersteunen
.” Het voorstel tot het
oprichten van een autonoom participatiesteunpunt kan aan deze uitdaging een
antwoord bieden. Waardoor participatie niet ook de komende 10 jaar in de steigers
zal blijven staan. We kunnen immers toch niet van participatie spreken als deze
participatie valt of staat met de ondersteuning van de betrokken organiserende
overheid. Want dit wijst op een fundamenteel ongelijke machtspositie tussen
jeugdhulp en de ‘cliënt’.

Autonomie

Vandaar ook het belang van een
autonoom participatiesteunpunt. Die onafhankelijke positie kan bijdragen tot
het bottom-up integreren van het perspectief van minderjarigen met een handicap
en hun netwerk betreffende integrale jeugdhulp. Een cliënten-forum zoals
voorgesteld door de overheid kan dit niet. Het vrijmaken van die expertise is
namelijk geen eenvoudige opdracht: die expertise zit immers vervlochten in de
dichte relatie met de mensen waarmee men werkt. Het is niet zomaar een kwestie
van enkele door de overheid geselecteerde ‘deskundigen’ en
‘cliëntenvertegenwoordigers’ bij elkaar te brengen op een door de overheid
bepaald locatie en tijdstip, binnen een vooraf bepaalde agendasetting.

Voetnoten 

[1] Integrale
Jeugdhulp gaat over 6 sectoren: Kind & Gezin, Jongerenwelzijn, Vlaams
Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) , Centra voor Geestelijke
Gezondheidszorg (CGG) , Algemeen Welzijnswerk en Centra voor
Leerlingenbegeleiding (CLB)

Referenties

Naert, Jan, Linssen Hilde & Haudenhuyse R. (2014)
Integrale Jeugdhulp: Gebetonneerde schijnparticipatie POW ALERT | JAARGANG 40 |
NUMMER 4 | OKTOBER 2014 http://www.netwerktegenarmoede.be/documents/AT400463IJGS7NJ.pdf

Roose Rudi (2009)  (On)toegankelijkheid van de
jeugdhulp: analyse van een complex concept. KRAX (BRUSSEL)

Roose Rudi  (2005) Participatieve hulpverlening: bron of fata morgana? Participatierechten van kinderen. Verzamelde commentaren. Cahier
25. p.219-240

Louwagie
, Jole,  Poppe
Leen en  Van den Bussche Hendrik (2015)
Participatie en jeugdhulp: een werk in de steigers http://sociaal.net/analyse-xl/participatie-in-de-jeugdhulp/

Strategische Adviesraad Welzijn, Gezondheid en Gezin (2014).
Advies Actieplan Jeugdhulp: http://www.sarwgg.be/sarwgg/publicatie/advies-actieplan-jeugdhulp

 

Over de auteur

Rein Haudenhuyse was via deelname aan verscheidene
adviesraden van nabij betrokken bij integrale jeugdhulp, en heeft ervaring als
bestuurslid, stafmedewerker en onderzoeker in het jeugdwelzijnswerk en
werkingen met kinderen en jongeren in kwetsbare posities.

Reacties: Reinhard.p.Haudenhuyse@gmail.com

take down
the paywall
steun ons nu!