Gatz privatiseert interviewformat

Gatz privatiseert interviewformat

maandag 9 februari 2015 11:21
Spread the love




Als het van
Cultuurminister Gatz afhangt, mag de website van de openbare oproep, Deredactie.be,
binnenkort geen interviews meer brengen. ‘Concurrentievervalsing’, zo ging het oordeel donderdag 5 februari in het Vlaams Parlement. ‘Als het de bedoeling is om formats van de kranten te kopiëren, dan ben ik
daar absoluut niet voor te vinden.’, klonk het nog. 

De wereld op
zijn kop. Want historisch gezien zijn het nochtans de kranten die deze format
overnamen van het medium televisie: het vraaggesprek voor de camera werd door
de geschreven pers geïmiteerd om het succes van dit nieuw medium bij te benen. Om
het met de Canadese filosoof en mediagoeroe Marshall MacLuhan te zeggen: “If telegraph shortened the sentence, radio
shortened the news story, and TV injected the interrogative mood into
journalism”
(Understanding Media, 1964, p. 237)

Het gaat dus
niet om ‘een format’ van de kranten. Maar eigenlijk is dat bijzaak voor de
minister. Wat hij wil, is dat de interviewformat het monopolie blijft voor commerciële
mediagroepen: hun televisiekanalen, hun kranten zowel als hun websites. Het
toont hoe onvrij de markt is: zodra de openbare omroep de bevolking van
informatie wil voorzien via een format die al decennia algemeen is ingeburgerd,
gaan de neoliberale sirenes af. N-VA was er als de kippen bij met parlementaire
vragen. Daarmee kopen ze wat return bij de bevriende media. Politiek als public relations, zeg maar.

Laten we dan consequent
zijn: als de VRT niet aan concurrentievervalsing mag doen, verbiedt dan ook
meteen reclame op de diensten van de publieke omroep. Want de commerciële
groepen, zeker de kranten, zien hun sponsors de laatste jaren in snel tempo
vertrekken. Dat die nog bij de publieke dienstverlening terecht kunnen, is dan evengoed
oneerlijk. Niets dan voordelen voor de kijker en diens keuzevrijheid: eindelijk
terug een reclamevrije zender, als de uitzondering in een zee van arrogante
commercie die het auteursrecht van zovele films schendt door voortdurend met
reclameboodschappen langs alle kanten in beeld in te breken.

Dat de
regeringspartijen een marktondersteunend beleid nastreven, was natuurlijk al
lang duidelijk. Maar dat Groen anno 2015 als oppositiepartij hierin nog altijd
meegaat, is behoorlijk slecht nieuws. Als de VRT eigen
weekendbijlages gaat maken, dan betekent dat rechtstreekse concurrentie met
kranten die het al niet zo gemakkelijk hebben,’ zei Bart Caron in het Vlaamse parlement. Volgens de kranten was dat in
koor met N-VA. Het illustreert helaas dat er vandaag dus niemand in de
commissie Cultuur zetelt die principieel oppositie voert tegen de oprukkende
vermarkting. Gatz heeft de baan vrij… 
daarom is een marktconcurrerend cultuurbeleid vandaag zo belangrijk. 

‘De eerste en
belangrijkste vrijheid van de pers bestaat er uit geen business te moeten
zijn’, zo stelde Marx het een eeuw geleden al. Ook de vrijheid van de openbare
omroep staat vandaag flink onder druk, precies omdat de commerciële media in
vrije val zijn. Vanwege het verlies in relevantie gaan redacties in overdrive
tegen de verslappende aandacht. Met een overdaad aan sensatie en
steekvlampolitiek tot gevolg. De marktwaarde van het product is immers in
gevaar.

Precies daarom
halen de machtsgroepen achter de mediahuizen zo uit naar de openbare
dienstverlening. Nochtans krijgen de kranten al miljoenen subsidies toegestoken
voor hun postbedeling en moeten ze geen BTW betalen op hun nieuwssites.
Duidelijk ‘concurrentievervalsing’ ten aanzien van alternatieve nieuwsmedia
zoals DeWereldMorgen.be die 21 procent BTW moeten betalen. Daar horen we onze
Cultuurminister natuurlijk niet over.

Liberale larie

Over kranteninterviews gesproken… alsof het een wederdienst
voor zijn marktsteun was, bracht De Standaard vorig weekend al meteen een dweperig interview over de persoon van de minister. Jawel, in een
interviewformat. Politiek zou zijn noodlot zijn, zo liet deze krant uitschijnen.
De geschiedenis wordt hier helaas weer eens herschreven.

Hierbij een rechtzetting: ‘Een
volksvertegenwoordiger is als een verhalenverteller en ik ben stilaan
uitverteld’, met deze woorden stapte Gatz in 2011 uit de politiek. Dat eindigde
met een mediarel rond zijn uittredingsvergoeding van 300.000 euro. Gatz was
verontwaardigd dat hij die niet kreeg, hoewel hij zelf ontslag nam om directeur
te worden bij de Unie van Belgische Brouwers. Bij het dichtslaan van de deur,
klonk het zo: ‘ik zoek naar de reden waarom kiezers die in veel gevallen hun
eigen menselijke onvolkomenheden onder de mat vegen, van hun
volksvertegenwoordigers een leven eisen dat van een hogere morele orde dient te
zijn.’ Gatz bleef nog actief in de gemeenteraad van Jette. Tot hij in 2012 onvoldoende
stemmen haalde om dat mandaat te houden. Tot zover de democratische
legitimiteit van deze minister.

Nog in datzelfde interview lezen we ook hoe Gatz op zijn
beurt met allerlei liberale larie de geschiedenis van het cultuurbeleid wil
herschrijven om de kunstwereld alvast wat te masseren voor de beoogde
privatisering
. Gatz beweert het volgende:

“Vraag: Deelt u de
mening van Jo Libeer dat je zonder subsidies toch ook cultuur hebt? Antwoord: Zo gaat het in de VS. Maar het is
mijn model niet en ik denk ook niet dat van Jo. Tot in de jaren 50 was er ook bij ons
geen overheidssteun. Toch was er grote kunst, omdat steden en private
mecenassen het de moeite waard vonden om er geld in te steken. Dat kenterde in
de jaren 60 en 70. Er was meer geld, de koek werd groter, mensen hoefden zich
niet meer alleen om brood en boter te bekommeren, er kwam ook meer tijd voor de
rozen: onderwijs, cultuur. De overheid heeft die taak op zich genomen. Ze
bouwde culturele centra, gaf subsidies. De private geldschieters trokken zich
terug, want waarom moesten zij het nog doen als de staat het deed?”

Hier worden
minstens drie dwaalgedachten bij elkaar gedraaid. (1) Geen overheidssteun in de
VS? Onzin, want de ganse cultuursector is daar vorige eeuw opgebouwd op basis
van een genereus fiscaal voordeelbeleid. De befaamde
kunststichtingen in de VS passeerden doorheen de jaren minstens vier maal langs
de publieke kassa om tot een collectie te komen met hoge speculatiewaarde en
veel prestige. Dat begint bij de fiscale vrijstelling bij aankoop. Filantropie
trek je ginder simpelweg af van je belastingen. Twee: de activiteiten van zo’n
stichting, waar ook de eigen bedrijfsfeestjes kunnen doorgaan, zijn grotendeels
taksvrij. Over eventuele witwasserij hebben we het hier even niet. Drie: als
zo’n stichting collecties publiek wil ontsluiten, springt de overheid opnieuw
genereus bij. Maar de stichting neemt dan wel het prestige integraal voor haar
rekening. De vierde ronde tenslotte: wie kunst doneert aan een
staatsinstelling, komt soms in aanmerking voor een return van meer dan 50
procent van de geschatte waarde, afhankelijk van de inkomensschaal. Een
gegarandeerde afname op de koop toe. Want niets garandeert natuurlijk dat er op
dat moment ook een koper is voor die ‘geschatte waarde’.

Kortom, het
Angelsaksisch model is er eentje waarbij de overheid private belangen voorziet
in een weelderig verdienmodel. Het cultuurbeleid van de VS maakte van de
belastingbetaler een productieve melkkoe, zodat private groepen op kosten van
de samenleving prestigieuze cultuurtempels kunnen uitbouwen, waarmee zij ten
aanzien van het volk hun maatschappelijke positie en engagement willen
etaleren. Noem het gerust omkoperij. 

(2) Er was bij ons
tot in de jaren 50 geen overheidssteun? Hoezo? Er was toen misschien geen afzonderlijk
cultuurbeleid, maar er gingen natuurlijk wel veel middelen van steden én
overheden naar cultuur: dans, opera, bibliotheken, schone kunsten musea… dat
was er in de jaren 50 uiteraard ook al. Werd erfgoed toen misschien via
‘crowdfunding’ gefinancierd dan? De minister verzint helaas maar wat, zolang
het maar in de kraam van zijn vermarktingsbeleid past. Het is overigens ook
volksbedrog om de huidige situatie te vergelijken met een toestand van meer dan
een halve eeuw geleden. Want de hedendaagse kunst zoals we die nu kennen –
theater, beeldende kunsten, muziek, film… – dat moest toen allemaal nog
beginnen en dat kon ook maar beginnen dankzij systematische publieke steun. Een
Cultuurminister die daar zo licht overheen stapt, kan je maar beter heel goed
in het oog houden. 

(3) Dat privaat
geld zich door de toenemende overheidssteun doorheen de jaren terugtrok, is een
zoveelste fabel. Er werd daarentegen steeds meer geïnvesteerd. De opgang van de
kunstmarkt begint bijvoorbeeld vooral vanaf de jaren 60 en 70. En vanaf de
jaren 80 nemen bedrijven en multinationals het voortouw. Daar zit bovendien net
een serieus probleem: in tegenstelling tot de integere verzamelaar is
investeren in kunst voor bedrijven simpelweg een onderdeel van hun businessplan. Dat
drijft de kunstminnende mecenas uit de markt.

Denk
bijvoorbeeld aan de Herbert Foundation die in juni 2013 in Gent opende, of aan
de collectie Daled die in 2011 deels werd ondergebracht in het befaamde MOMA, Museum of Modern Art, in New York. Deze respectabele
verzamelaars waarschuwen ons al jaren voor de ontsporing van de kunstmarkt. Zij
kozen er zelf alvast bewust voor hun collecties voornamelijk tot de
periode eind jaren 1980 te beperken, niet toevallig het moment dat de
kunstmarkt voluit aan zijn plat commercieel offensief begin, omdat met de
nieuwe verkoopcultuur ook de integriteit en betrouwbaarheid werden verkocht. Maar
nee, ons cultuurbeleid gaat die kunstmarkt vandaag nog wat meer ‘zuurstof’ geven op conto
van een publieke cultuursector, die de ene na de andere sanering over zich heen
krijgt.

Laten we ons
vooral geen illusies maken, de kunstmarkt is vandaag duidelijk een gevaar voor
de kunsten. Het draait immers allemaal om speculatie en winstbejag. Enerzijds
hebben we een monopolie van twee veilinghuizen, Christie’s en Sotheby’s. Samen zijn
ze goed voor 90 procent van alle verkopen van kunst via veilingen. In het jaar
2000 ging er opvallend weinig aandacht naar het feit dat deze twee huizen
rechtszaken afkochten in EU en VS, waarmee werd aangetoond hoe ze samenspanden
in prijszetting van de vergoeding voor kunstverzendingen. De Amerikaanse
voorzitter van Sotheby’s, Alfred Taubman, werd zelfs veroordeeld tot één jaar
gevangenisstraf. Dit koppel verkopers voert vandaag een felle economische
oorlog met werelds grootste galerijen, door het werk van kunstenaars
rechtstreeks op hun veilingen te verkopen.

Daardoor vallen
de galerijen er tussenuit (die nemen doorgaans meer dan 50 procent op de verkoop
voor eigen rekening…). Als reactie investeren de galerijen de laatste jaren
massaal in kunstbeurzen: het aantal steeg van 68 in 2005 naar 189 in 2011.
Frieze opende in 2012 bijvoorbeeld een tweede kunstbeurs in NY en een Masters’ fair in Londen. En onze
minister? Die vindt het de verantwoordelijkheid van ons cultuurbeleid om
galeries nu ook te subsidiëren, om kunstbeurzen van steun te voorzien door onze
kunstensteunpunten daar activiteiten te laten organiseren, om het budget van
het kunstendecreet open te breken voor winstgerichte spelers. 

Als het van onze
regering afhangt, het gaat daarbij niet alleen om de kunstmarkt maar om alle
private spelers. Echter, wie gelooft dat bedrijven onbaatzuchtig
de kunstwereld ter hulp komen in tijd van saneringen, is bijzonder naïef. Maak
gewoon even de vergelijking met de investeringen vanuit het bedrijfswereld in
academisch onderzoek. De ‘samenwerking’ met onze universiteiten? Dat staat
allemaal in functie van hun eigen agenda: de overheid mag betalen voor hun marktonderzoek
en terloops wordt het symbolisch kapitaal van de academische wereld afgekocht
voor de promotie van de bedrijfswereld. Dat soort hold-up zou dan plots
helemaal anders zijn in het geval van de kunsten? 

De multinationals
die in kunst en cultuur investeren, blijken internationaal nochtans vooral
bedrijven te zijn die nood hebben aan het opkrikken van hun maatschappelijk
imago, zoals banken en oliemaatschappijen. Dat stelt de kunstwereld meteen voor
een zwaar ethisch dilemma. Gaan ze zich bijvoorbeeld inlaten met energiemonopolies die vandaag jaarlijks een slordige 650 miljard dollar investeren
aan de zoektocht voor nieuwe fossiele voorraden, exact het schatte bedrag dat
nodig is om de klimaatontaarding te vermijden? 

Deze
multinationals lobbyen daarenboven onverbiddelijk zodat overheden de volgende
kwarteeuw de uitstootproblemen niet serieus aanpakken. De markt kent geen
voorzorgsprincipe voor gezondheid, alleen het winstprincipe. Het gaat om een
dodelijke, blinde planning, op korte termijn, op het ritme halfjaarlijkse
aandeelhoudersvergaderingen. En het maakt de kunstwereld medeplichtig aan ecocide.

Een interview over die onderwerpen, bijvoorbeeld over de vrijhandelsakkoorden
die partijgenoot Karel Der Gucht er via achterkamers probeert door te rammen, de
minister wimpelt ze systematisch af. Een democratisch debat? Daar heeft die partij blijkbaar weinig ‘goesting’ in. Open VLD en vrijheid, en dan vooral de hypocrisie
ervan, het zou ook vandaag veel kunstenaars kunnen inspireren. 

take down
the paywall
steun ons nu!