(foto shelterboxaustralia.wordpress. com)
Nieuws, Afrika, Politiek, Rwanda, Mali, Frankrijk, Burundi, Tsjaad, Congo-Brazzaville, Centraal-Afrikaanse Republiek, Analyse, François Bozizé, Séléka, Michel Djotodia, FOMAC, Congo-Kinshasa, MISCA -

Frankrijk medeplichtig aan crisis Centraal-Afrikaanse Republiek

Het zware politieke conflict in de Centraal-Afrikaanse Republiek eist nog steeds onschuldige levens, veroorzaakt grootschalige volksverhuizingen en veel materiële schade. Alle inspanningen om een eind te maken aan het bloedbad en de orde in het land te herstellen zullen niet veel uithalen, zolang de destabiliserende rol van Frankrijk, die tot deze crisis heeft geleid, niet erkend wordt.

woensdag 22 januari 2014 14:00
Spread the love

Eind 2013 bleek ‘de last voor de blanke man’[1] te zwaar geworden voor Frankrijk. Parijs riep de hulp in van andere Europese landen omdat het zich militair en materieel niet in staat voelde om “zijn verantwoordelijkheid op te nemen”, een eind te maken aan het geweld en de vrede en de politieke legitimiteit te herstellen in zijn roerige achtertuin in Mali en de Centraal-Afrikaanse Republiek.

Terroristen met banden met de bewegingen Al-Qaida in de Maghreb (AQIM) en Boko Haram in Noord-Nigeria maken immers een puinhoop van Noord-Mali terwijl in de Centraal-Afrikaanse Republiek christenen en moslims elkaar afslachten. België en de VS reageerden positief op de Franse vraag voor ondersteuning en leveren logistieke en transportcapaciteit aan de Franse en Afrikaanse troepen ter plaatse.

Frankrijk beschouwt de Centraal-Afrikaanse Republiek en de andere voormalige Franse kolonies in West- en Centraal Afrika  nog steeds als zijn gepriviligieerde achtertuin. Ze maken immers  deel uit van het zogenaamde “Françafrique”, de landen die na hun onafhankelijkheid nauwe banden bewaard hebben met Frankrijk. Ze sloten niet alleen defensieakkoorden maar hebben ook een gemeenschappelijke munt CFA[2] die vastgeklonken werd aan de Franse frank en later aan de euro.

In de Belgische krant Le Soir van 31 december 2013 stelde Colette Braeckman dat Frankrijk door zijn voormalige kolonies op te geven deze niet alleen humanitair in de steek zou laten, maar dat het hiermee ook een politieke bevestiging zou geven van zijn verzwakte internationale positie.

Frankrijk heeft Afrika nodig, niet omgekeerd

Frankrijk kán Afrika echter niet opgeven, omdat het niet zonder kan. Voormalig president Jacques Chirac erkende al in 2008 dat Frankrijk zonder Afrika zou afglijden naar de status van een derderangs (wereld)macht. [3]. Chirac’s voorganger François Mitterand voorspelde al in 1957 dat “Frankrijk zonder Afrika geen geschiedenis meer zal hebben in de 21ste eeuw”[4].

“Als Frankrijk intervenieert in Afrika is dat om te overleven als wereldmacht”

Voormalig Frans buitenlandminister Jacques Godfrain stelde van zijn kant dat “een klein en relatief zwak land als Frankrijk een rol kan spelen in de wereld door zijn relaties met 15 of 20 Afrikaanse landen…” Dit spoort helemaal met het Franse beleid in “Françafrique” dat erop gericht is de bijzondere banden met zijn voormalige kolonies te bestendigen[5].

Als Frankrijk intervenieert in Afrika is dat om te overleven als wereldmacht. Je kan dus gerust stellen dat het Frankrijk is dat een ‘last’ vormt voor de Centraal-Afrikaanse Republiek en zijn andere voormalige kolonies en niet andersom. Echte politieke en economische onafhankelijkheid voor landen als de Centraal-Afrikaanse Republiek betekent immers het einde van ‘Françafrique’.

Eenheid uit schrik voor China

Frankrijk rekent daarenboven ook op Europese steun omdat alle Europese landen benauwd zijn voor de toenemende aanwezigheid van China in Afrika. Zoals nogmaals Colette Braeckman uitlegt in hetzelfde artikel rekent Frankrijk op de solidariteit van andere vroegere koloniale machten (zoals Groot-Brittannië en België) om nieuwkomers (China, maar ook Korea en Turkije…) geen vrij spel te geven in de Afrikaanse landen met hun bodems vol grondstoffen. De Centraal-Afrikaanse Republiek is rijk aan hout, landbouwgrond, water, olie en grondstoffen zoals diamant en uranium.

Dat is de echte inzet van de Franse interventies in Mali, de Centraal-Afrikaanse Republiek en Ivoorkust waar president Sarkozy  in 2011 Laurent Gbagbo met geweld verving door Alassane Ouattara. Het is trouwens bekend dat zowel Gbagbo in Ivoorkust als voormalig president François Bozizé in de Centraal-Afrikaanse Republiek problemen kregen met hun Franse broodheer, precies omdat ze zich op China richtten voor een financieel meer voordelige samenwerking.

“De Centraal-Afrikaanse Republiek heeft grote voorraden hout, landbouwgrond, water, olie en grondstoffen zoals diamant en uranium. Dat is de echte inzet van de Franse interventie”

Gbagbo en Bozizé werden daarom vlotjes aan de kant geschoven. In de Centraal-Afrikaanse Republiek koos Frankrijk de kant van Michel Djotodia, leider van de Séléka-rebellen (Séléka is ‘eenheid’ in de Sango-taal), die Bozizé in een paar weken van de macht verdreef. De Franse regering wist ondertussen perfect dat Séléka een integristische beweging is in het noorden van de Centraal-Afrikaanse Republiek, die banden heeft met Al-Qaida-in-de-Maghreb (AQIM) en Boko Haram in Noord-Nigeria.  Het zijn de uraniumcontracten die Bozizé tekende met China die het lot van zijn regime bezegelden.

Een ‘commerciële’ staatsgreep

De noordelijke Séléka-rebellen verdreven Bozizé en namen de macht over in maart 2013 in de hoofdstad Bangui in het zuiden van het land. Daarna lieten ze zich echter niet ontwapenen en in kazernes samenbrengen. Ze begonnen steeds meer burgers aan te vallen, vooral de christenen die in het zuiden van het land leven.

Op 13 september 2013 ontbond de ondertussen interimpresident geworden Michel Djotodia wel zijn Sélékamilities, maar als reactie tegen de gruweldaden van deze Séléka-bendes (die ook leden telden uit de buurlanden Tsjaad en Soedan) richten de geviseerde bevolkingsgroepen zelfverdedigingsgroepen op (‘Anti-Balakas’), samengesteld uit christenen en arme boeren met machetes, maar ook aanhangers van de verdreven president François Bozizé. Frankrijk zette daarop als eerste reactie de politie-operatie ‘Sangaris’ in gang, met een duidelijk omschreven doelstelling: het neutraliseren van de Séléka-bendes.

De Franse troepen werkten daarvoor samen met het MISCA-interventiekorps[6] van de VN ter plaatse, dat eerder in de plaats was gekomen van de FOMAC[7], een korps soldaten uit Tsjaad, Burundi en Congo-Brazzaville. Vooraleer Operatie Sangaris volledig operationeel werd, hadden de met machetes gewapende leden van de Anti-Balakagroepen reeds aanvallen uitgevoerd op moslimburgers die ze ervan beschuldigden de noordelijke Séléka te steunen.

‘Verdeel en heers’, de Franse koloniale erfenis eist zijn tol

Volgens het weekblad Jeune Afrique waren dit echter geen vergeldingsacties, maar professionele militaire acties, gecoördineerd door de zoon van afgezet president Bozizé. In de hoofdstad Bangui werden vervolgens meer dan 600 mensen vermoord. Sindsdien verloopt het conflict chaotisch: Franse troepen beweren neutraal te zijn, maar volgens de moslimbevolking kiezen ze de kant van de christenen.

De Franse relaties met interimpresident Michel Djotodia ontaardden ondertussen tot een niveau van wederzijdse haat, vanwege zijn band met de islamisten, terwijl Frankrijk diezelfde Islamisten bestreed in Mali. Bovendien werd ook van de Afrikaanse troepen, die de vrede moesten herstellen, gesteld dat ze allen een eigen agenda hadden.

Zo zouden de soldaten uit Tsjaad de Séléka beschermen (er zitten landgenoten van henzelf bij) terwijl soldaten uit Congo-Brazzaville en Burundi zich meer verwant voelen met de christelijke bevolkingsgroepen. Zo was er in de hoofdstad Bangui zelfs een schermutseling tussen de ‘vredeskrachten’ uit Burundi en hun collega’s uit Tsjaad. De spanningen liepen in die mate op dat uiteindelijk beslist werd de troepen uit Tsjaad te stationeren in het noorden van het land.

De Centraal-Afrikaanse Republiek heeft een lange, slecht bewaakte grens met de Democratische Republiek Congo. Net zoals in 1994 tijdens de Rwanda-crisis zochten duizenden vluchtelingen toevlucht in het buurland, zodat Kinshasa ongerust werd dat het conflict zou overslaan naar Congo. Kinshasa kondigde daarom aan 850 troepen naar de Centraal-Afrikaanse Republiek te sturen om de grens te bewaken.

Gek genoeg kondigde ook Rwanda (dat in staat van oorlog is met Congo) aan 800 man te zullen sturen, maar blijkbaar zouden die in de eerste plaats op zoek gaan naar Hutu’s die ze verdenken van genocide en die zich in de Centraal-Afrikaanse Republiek zouden schuilhouden.

In de eerste weken van 2014 werden meer dan 1000 personen gedood, volgens UNICEF werden daarbij ondermeer twee kinderen onthoofd en zijn kinderen slachtoffer van voorheen ongezien geweld. Naar schatting zijn in het land  935.000 mensen op de vlucht, volgens een bericht van Associated Press van 13 januari 2014. 150.000 vluchtelingen zitten nu al maanden opeengepakt in noodkampen op M’poko, de internationale luchthaven van Bangui.

Frankrijk wilde vervolgens “de vergissing herstellen” die het maakte door aanvankelijk steun te verlenen aan Michel Djotodia. Omdat de relaties tussen de Franse troepen en de interimpresident onder het nulpunt zakten werd hij immers een blok aan het been en kon hij in geen geval president blijven.

Zowel interimpresident Djotodia als voorlopig eerste minister Nicolas Tjangaye werden daarom op 9 januari 2014 tot ontslag gedwongen op een buitengewone top van leiders van de Economische Gemeenschap van Centraal-Afrikaanse Staten die op initiatief van de eerste Minister van Tsjaad Idriss Déby Itno bijeenkwam in Ndjamena. Diezelfde Idriss Déby Itno was nochtans aanvankelijk de belangrijkste bondgenoot van Djotodia. Hij had echter begrepen dat die niet meer aanvaardbaar was voor Frankrijk.

Volgens Agence France Presse werd Djotodia door de ‘internationale gemeenschap’ (zeg dus maar Frankrijk) beschuldigd van een passieve opstelling tegenover het sectaire geweld dat ontaardde in massamoord. Ook de totale verlamming van Bangui maakte de buurlanden bezorgd.

Djotodia ging in ballingschap naar Benin en Frankrijk vroeg aan het voorlopige parlement (Conseil National de Transition CNT) zo snel mogelijk een nieuwe voorlopige president te kiezen. Deze CNT bestaat uit 135 leden, die na de machtsovername door Djotodia werden aangesteld vanuit de politieke partijen, de Séléka-beweging , de civiele maatschappij en de openbare instellingen.

Frankrijk deelt nog steeds de lakens uit

Momenteel neemt de voorzitter van de CNT, Alexander Ferdinand Nguendet,  ook de functie waar van voorlopig president van de republiek. (nvdr: op maandag 20 januari werd Catherine Samba-Panza, burgemeester van de hoofdstad Bangui, tot nieuwe interimpresident benoemd). Hij heeft er al voor gepleit de verkiezing te organiseren onder de voorwaarden bepaald door een onderhandeld overgangscharter. Ondertussen gaat het geweld onverminderd door en blijft de spanning te snijden. 

“In Afrika gaat iedere oorlog over grondstoffen en wordt iedere oorlog van buitenaf geregisseerd”

De pas verkozen overgangsleider (nvdr, nu dus Samba-Panza) heeft de moeilijke taak de vrede te herstellen in een land met een totaal verlamde administratie en om het voor honderdduizenden vluchtelingen mogelijk te maken terug naar huis te keren. Frankrijk heeft al aangegeven dat algemene verkiezingen zouden moeten georganiseerd worden voor het eind van 2014. (Ik ga er tevens van uit dat alle mijncontracten die Djotodia met wie dan ook ondertekende zullen opgezegd worden.)

Frankrijk deelt dus nog steeds de lakens uit. Dat is niet verwonderlijk, hoe onafhankelijk zijn deze Afrikaanse landen immers echt? Elk nieuw jaar betekent nieuwe oorlogen in Afrika. Zelfs Zuid-Soedan, het jongste Afrikaanse land, ontkomt er niet aan en volgt dezelfde weg als zijn zusterlanden. Het is duidelijk dat in Afrika iedere oorlog over grondstoffen gaat en van buitenaf geregisseerd wordt.

Antoine Roger Lokongo

Antoine Roger Lokongo is journalist in de Democratische Republiek Congo en doctoreert aan de Universiteit van Beijing.

Dit artikel is een vertaling van ‘French Complicity in the crisis in Central African Republic’ verschenen bij http://pambazuka.org op 16 januari. Overname van deze vertaling kan voor niet-commerciële doeleinden mits weblink naar deze vertaling en naar het origineel artikel.  Vertaald door Paul van Dyck.

Voetnoten

  • [1]Een zinspeling op het beruchte gedicht ‘White Man’s Burden’ waarin Rudyard Kipling in 1899 de blanke man opriep de ‘last’ op zich te nemen landen te koloniseren om de bevolking daar met geweld te ‘beschaven’.
  • [2]CFA zijn de twee munten van de Communauté Financière Africaine. Een van bied geldt in de West-Afrikaanse ex-kolonies, de andere in de Centraal-Afrikaanse ex-kolonies van Frankrijk.
  • [3]Philippe Leymarie, Manière de voir, n°79, février-mars 2008.
  • [4]François Mitterand, Présence Française et abandon, 1957, Paris, Editions Plon.
  • [5]Thabo Mbeki, “What the World got wrong in Côte d’Ivoire”, Foreign Policy, April 29 2013.
  • [6]MISCA = Mission Internationale de Soutien à la Centrafrique.
  • [7]FOMAC = FOrce Multinationale de l’Afrique Centrale.

take down
the paywall
steun ons nu!