Filosofie in Senegal

dinsdag 16 juni 2015 01:45
Spread the love

Pikine, Saint-Louis, een
bruisende buurt in een middelgrote stad in Senegal. Bussen zitten er
afgeladen vol, taxi’s rijden er onophoudelijk en in beide klinkt
swingende mbalax door de luidsprekers. Chauffeurs verzorgen er
met plezier de muzikale omkadering voor de pendelaar en doen daarvoor
geregeld een beroep op het oeuvre van Youssou N’Dour, artiest met
iconische status in zijn thuisland.

Op alle hoeken van de
straat wordt verse of gedroogde vis verkocht. En stokbrood, stapels
stokbrood, dat in allerlei kraampjes wordt belegd met kikkererwten,
bonen, gepeperde mayonaise, spaghetti, ei, tonijn, ajuinsaus of een
combinatie daarvan naar keuze. De nationale schotel blijft echter de
befaamde thiéboudienne,
een pittig gekruid eenpansgerecht, bestaande uit gebroken rijst,
gemarineerde vis en gestoofde groenten zoals aubergine, maniok,
wortel, kool, tomaat en aardappel. Heel wat Senegalezen zijn erg
gehecht aan hun thiéboudienne – ook wel ceebu jën,
‘rijst met vis’ in het lokale Wolof – en verorberen er
dagelijks een stevige portie van. Een dag zonder thiéboudienne voelt
voor hen als een dag waarop niet werkelijk gegeten wordt, liet ik me
een aantal keer vertellen.

‘s Ochtends word je in
Pikine vanaf vijf uur gewekt door blatende schapen en kraaiende
hanen, maar meer nog door een handvol ijverige muezzins, die
nogal opgewonden oproepen tot het ochtendgebed, elk met de eigen
microfoon vanuit een andere moskee. In het straatbeeld zie je zowel
de fleurige en bont geschakeerde Afrikaanse klederdracht, als de
minder kleurrijke, typisch West-Afrikaanse lange gewaden, boubou’s
of kaftans genoemd.

Naast de traditionele
outfits zijn het vooral de ontelbare voetbalshirts die in het oog
springen. Jongeren tooien zich massaal met hun favoriete clubkleuren.
F.C. Barcelona en Real Madrid zijn veruit de populairste teams, maar
ook het Londense Chelsea doet het opvallend goed bij de Senegalese
jeugd. Zo goed zelfs dat het kobaltblauwe shirt met opschrift
‘Hazard’ regelmatig voorbij snelt. Want gevoetbald wordt er, in de
stoffige steegjes waar de bal zelden rond of opgepompt is en waar de
goals bestaan uit hoopjes stenen. Maar voor de uitzonderlijke
doortocht van een blanke passant durven de jonge spelertjes de
wedstrijd wel eens stilleggen. Dan klinkt het in koor bonjour
toubab!
en worden er enthousiast handjes uitgestoken.

Na een maandenlange
periode van stakingsacties door de leerkrachten wordt er sinds begin
mei weer onafgebroken les gegeven op de Senegalese middelbare
scholen. Eind februari van dit jaar lanceerden de onderwijsbonden een
stakingsoproep die breed opgevolgd werd. Zo probeerde men de overheid
ertoe te dwingen om de bepalingen uit het onderwijsakkoord van
februari 2014 ook effectief in de praktijk te brengen. Zoals meestal
vormden vergoedingen en arbeidsomstandigheden daarbij de inzet. Op 30
april werd de stakingsoproep na ellenlange onderhandelingen
uiteindelijk weer opgeheven en gingen de leerkrachten opnieuw voluit
aan de slag.

Te midden van de rijzige
gebouwen van het Lycée Charles de Gaulle ligt het uitgestrekte
schoolplein erbij als een droge zandvlakte, badend in de zon en
gevuld met honderden leerlingen. Groepjes jongeren staan her en der
verspreid. Sommigen vertellen honderduit, anderen hebben zichtbaar
plezier, nog anderen staan er veeleer gelaten bij. Nu en dan loopt
een stel modieus uitgedoste tieners met de fraaiste Afrikaanse
kapsels voorbij, trots flanerend over het warme zand. Op andere
stukken van het schoolplein wordt dan weer fervent gevoetbald. Als de
schoolbel weerklinkt en de pauze voorbij is, duurt het nog even voor
de leerkracht filosofie komt opdagen.

Tijdens het laatste jaar
van de middelbare school krijgt de grote meerderheid van de
Senegalese leerlingen het vak filosofie voorgeschoteld. In richtingen
zoals Sciences Sociales et Humaines loopt dit zelfs op tot
acht verplichte lesuren per week, aangezien filosofie er als een
absoluut hoofdvak wordt beschouwd. Maar ook in technische en exact
wetenschappelijke richtingen zoals Sciences Appliquées en
Sciences Fondamentales
vormt het vak filosofie een verplicht
onderdeel van het curriculum.

Aangekomen op de hoogste
verdieping van het schoolgebouw blijkt het klaslokaal al helemaal vol
te zitten. Meer dan vijftig leerlingen tekenen present voor de cursus
filosofie. Er wordt voor ons een extra zitje op de laatste rij
gecreëerd, alvorens prof de philo Richard Sall aanvangt met
de les. Vandaag wordt een citaat van de twintigste-eeuwse Franse
filosoof Paul Ricoeur behandeld. Het fragment uit 1976, dat door
meneer Sall in een mooi verzorgd handschrift op het klassieke
schoolbord wordt geschreven, gaat over de crisis van de filosofie en
meer bepaald over de weg die volgens Ricoeur moet ingeslagen worden
om die crisis te bezweren. Indien de filosofie wil overleven,
redeneert Ricoeur, dient zij enerzijds haar rijke geschiedenis levend
te houden door de dialoog met de grote denkers uit het verleden
onverminderd aan te gaan. Anderzijds moet de filosofie ook volop in
debat treden met de hedendaagse wetenschappen en dient ze gebruik te
maken van de wetenschappelijke kennis die onophoudelijk geproduceerd
wordt, gaat Ricoeurs redenering verder. De leerlingen nemen het
citaat vlijtig over in hun schrift. Vervolgens laat meneer Sall het
stuk luidop lezen door een leerling, alvorens hij het zelf nogmaals
declameert. Na wat duiding en contextualisering werpt Sall ten slotte
op dat filosofen vandaag veel minder dan vroeger dialogeren met
denkers zoals Plato, Aristoteles of Marx en dat zij eerder fungeren
als journalisten en commentatoren.

Tijdens het tweede uur
van de les wordt aan wetenschapsfilosofie gedaan. Van Ricoeurs denken
wordt overgestapt op dat van Karl Popper, wiens falsificatietheorie
besproken wordt. Popper betoogde dat men een grotere zekerheid over
de juistheid van wetenschappelijke hypothesen en theorieën kan
bereiken indien men de falsificatiemethode (de poging om een
hypothese te weerleggen) hanteert in plaats van de verificatiemethode
(de poging om een hypothese te bevestigen). De falsificatietheorie
wordt door meneer Sall uitgelegd aan de hand van het gekende
voorbeeld van de witte en de zwarte zwanen. Het uitgangspunt hierbij
is dat men de juistheid van de hypothese ‘alle zwanen zijn wit’ wil
nagaan. Om dit te doen kan men volgens Popper beter op zoek gaan naar
voorbeelden die die hypothese weerleggen, dan naar voorbeelden die
haar bevestigen. Eén zwarte zwaan is namelijk voldoende om de
hypothese ‘alle zwanen zijn wit’ met grote zekerheid te weerleggen,
terwijl zelfs honderdduizend witte zwanen niet volstaan om die
hypothese met dezelfde grote zekerheid te bevestigen. Er kan namelijk
steeds een zwarte zwaan opduiken of over het hoofd gezien zijn,
waardoor de hypothese niet meer klopt. Precies omwille van de grotere
zekerheid die falsificatie oplevert, oordeelde Popper dat hypothesen
en theorieën pas wetenschappelijk genoemd mogen worden indien ze
voorspellingen doen die weerlegbaar zijn. Nadat meneer Sall kort
verklaart dat Marx’ theorie over de geschiedenis en Freuds
psychoanalyse volgens Popper daarom niet
wetenschappelijk zijn, vliegt een vogeltje het klaslokaal binnen. Het
beestje installeert zich in de nok van het dak en begint
onophoudelijk te kwetteren, wat voor grote hilariteit zorgt omdat de
heer Salls woorden er onverstaanbaar door worden.

De aanzienlijke
belangstelling voor filosofie in het laatste jaar van de middelbare
school heeft uiteraard te maken met de invloed van de Franse traditie
op het Senegalese onderwijssysteem. Reeds sinds de negentiende eeuw
wordt in Senegal Franstalig onderwijs verstrekt. Het Frans is er
vandaag de (enige) officiële landstaal en wordt niet langer als taal
van de kolonisator, maar als onderdeel van het linguïstisch
patrimonium beschouwd. Dat patrimonium is overigens immens. Momenteel
zouden in Senegal zo’n achtendertig talen gesproken worden. Het Wolof
is daarbij het meest verspreid en wordt door om en bij de veertig
procent van de bevolking als moedertaal en door een nog groter deel
als tweede of derde taal gesproken. Daarmee vormt het Wolof de
belangrijkste lingua franca of
voertaal tussen de verschillende etniciteiten, die elk hun eigen taal
hebben (o.a. het Pulaar, Serer, Jola, Mandinka, Bambara). Ook
het Frans fungeert in Senegal als lingua franca, maar wordt lang niet
door iedereen gesproken. Volgens sommige bronnen slechts door zo’n
vijftien tot twintig procent van de totale bevolking, voornamelijk in
de steden.

Dat het Frans desondanks
blijft voortbestaan als officiële landstaal is een delicate kwestie
en heeft verschillende redenen. Zo zouden andere etnieën of
taalgemeenschappen zich benadeeld voelen indien men op het Wolof zou
overschakelen als officiële landstaal. Met zo’n overschakeling zou
immers gepaard gaan dat alle staatsaangelegenheden zoals de
administratie, het juridisch apparaat en het onderwijs niet langer
in het Frans maar in het Wolof georganiseerd zouden worden, wat de
Wolof-gemeenschap een groot voordeel zou opleveren in vergelijking
met de andere gemeenschappen. Tevens lees je soms dat politieke
leiders weigerachtig staan tegenover het resoluut vervangen van het
Frans als officiële landstaal omdat het precies de beheersing van
het Frans is die hen een vrij exclusieve toegang tot de macht
verleent.

Net zoals in Frankrijk
wordt de middelbare school in Senegal afgesloten met het Examen du
Baccalauréat
, waarvoor
men dient te slagen om hogere studies te kunnen aanvangen. Dit
baccalaureaatsexamen bestaat uit een reeks proeven voor verschillende
vakken. In het kader daarvan dient de meerderheid van de Senegalese
leerlingen ook een proef voor het vak filosofie af te leggen. De
bedoeling van deze filosofische scholing is volgens de officiële
leerplannen dat leerlingen vertrouwd raken met filosofie, dat ze een
filosofische tekst kunnen begrijpen en dat ze deze vervolgens kunnen
omzetten in hun eigen woorden. Daarnaast wordt onder meer beoogd dat
leerlingen een degelijke argumentatie kunnen opbouwen, dat ze op
basis daarvan een persoonlijk standpunt kunnen verdedigen, dat ze in
staat zijn om de eigen ervaring of leefwereld in vraag te stellen en
dat ze problemen vanuit verschillende perspectieven kunnen
beschouwen.

De concrete thema’s die
tijdens de les filosofie aan bod komen, beslaan vier grote domeinen:
Filosofische Reflectie, Maatschappelijk Leven, Kennisleer en
Esthetica. Zo wordt onder meer bediscussieerd wat filosofie is en wat
de functies ervan zijn. Ook wordt besproken wat het verschil is
tussen filosofie, wetenschap, geloof, mythe en magie, waarin het
belang van de rede precies ligt en hoe men een logisch (in)correcte
redenering kan herkennen. Men heeft het over het karakter van ‘de
waarheid’, over de betekenis van vrijheid en over de wijze waarop het
individu zich kan of moet verhouden tot de samenleving. Daarbij komen
natuurlijk ook de grondslagen van de staat en de principes van het
rechtssysteem aan bod. In de Esthetica ten slotte probeert men dan
weer te achterhalen wat het mooie is en waaruit de artistieke
ervaring bestaat, of wat het verschil vormt tussen werkelijkheid en
kunst en wat de mogelijke functies van die laatste zijn.

Om dit soort thema’s te
bespreken, doet men een beroep op boeiende en spraakmakende
fragmenten uit het werk van grote filosofen zoals Aristoteles,
Spinoza, Descartes, Kant, Marx, Nietzsche, Russell, enzovoort. In de
cursus wordt ook opvallend veel ruimte ingebouwd voor Franse
filosofen zoals Bachelard, Bataille, Ferry en Comte-Sponville. De
klemtoon ligt met andere woorden op de westerse filosofie, maar ook
uit de geschriften van diverse Afrikaanse denkers wordt geput. Enkele
namen in dit opzicht zijn Marcien Towa, Tshiamalenga Ntumba, Amadou
Mahtar Mbow, Cheikh Anta Diop, Mamadou Ndiaye, Alpha Amadou Sy, Abdou
Sylla en Léopold Sédar Senghor, die vanaf de onafhankelijkheid in
1960 twintig jaar lang Senegalees president was. Deze Léopold
Senghor (1906-2001) – dichter, vooraanstaand intellectueel en dus
ook politicus – ontwikkelde vanaf de jaren dertig samen met enkele
andere Afrikaanse intellectuelen de Négritude-filosofie, die
fungeerde als een herwaardering van de Afrikaanse cultuur in de
strijd tegen het koloniale racisme en de Europese dominantie. Het
provocatieve begrip ‘négritude’, dat ook verschillende marxistische
elementen bevat, zou later opgepikt en becommentarieerd worden door
Jean-Paul Sartre, die het daarmee introduceerde bij de Europese
intelligentsia.

Na een jaar lang
intensief filosoferen, worden op het examen vragen gesteld als ‘Is
het voldoende om voor zichzelf te denken indien men wilt
filosoferen?, ‘Dient men immer de wetten na te leven?’, ‘Dankt de
wetenschap haar vooruitgang aan de verificatiemethode?’ en ‘Is de
ware kunstenaar diegene die het bewustzijn van het volk door elkaar
schudt?’. Meestal wordt in het examen ook een tekstfragment
geïntegreerd, dat door de leerlingen verklaard en becommentarieerd
moet worden. Zo wordt geregeld een passage uit een dialoog van Plato
of een citaat van Jean-Jacques Rousseau naar voren geschoven. Een
tweetal jaar geleden werd op die manier trouwens een fragment uit het
wetenschapsfilosofisch werk van de Belgische Isabelle Stengers en
Ilya Prigogine gebruikt.

Mijn eigen ervaring als
lesgever van een klein groepje leerlingen hier leidt me tot de
vaststelling dat veel Senegalese jongeren in de klas beleefd en
plichtsbewust, maar ook erg timide zijn. De meeste leerlingen voelen
zich duidelijk beter bij het nauwgezet en desnoods eindeloos
overschrijven van de zinnen die op het bord verschijnen, dan bij het
publiekelijk etaleren van hun kennis. Als je hen in klasverband een
vraag stelt, zijn ze in eerste instantie dikwijls te verlegen om hun
ideeën zelfverzekerd en luidop uit te spreken. Soms denk ik dat die
aarzeling te maken heeft met het feit dat ze in de klas het Frans
hanteren, waarin ze iets minder vlot zijn aangezien het vaak hun
moedertaal niet is. Maar leergierig zijn ze zeker en als je hun het
nodige vertrouwen geeft, worden ze vanzelf moediger. Dan stijgt de
participatie merkelijk en zie je ze blinken bij het geven van een
goed antwoord.

take down
the paywall
steun ons nu!