De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

Eventueel gevaar N-VA zit niet in het einde van België, maar is er wel voor de Belg

Eventueel gevaar N-VA zit niet in het einde van België, maar is er wel voor de Belg

vrijdag 1 februari 2013 15:50
Spread the love

De Belg heeft altijd een onuitlegbare relatie gehad met zijn of haar land. Dit in tegenstelling tot de situatie in de ons omliggende landen. De culturele invloedsferen zijn er minder heterogeen en hun collectieve eigenwaarde is er meer eenduidig en alvast taalkundig bepaald.

Voor de Vlaamse Gemeenschap zijn er weliswaar de Dietse gedachte of het grootneerlandisme dat aansluit bij ons gemeenschappelijke verleden met het Koninkrijk Nederland. En toegegeven, zowel de geschiedenis van Vlaanderen en het Hertogdom Brabant, als de geschiedenis van de Nederlanden zijn boeiend en interessant om wat vandaag in ons land en in Europa gebeurt beter te begrijpen. Tot de Vlaming geconfronteerd wordt met oranjegektes bij onze noorderburen die toch wel erg ver van onze beleving als gemeenschap staan. Deze openheid voor de andere culturele invloedsferen zou wel eens de kern van onze eigenheid als Vlaming kunnen zijn. Die openheid ook actief kunnen gebruiken om de eigen culturele identiteit continu te actualiseren en te verbreden. Als Nederlandstalige Brusselaar of als Antwerpenaar worden we daar elke dag mee geconfronteerd : een middelgrote stad op Europese schaal met een economische en culturele aanwezigheid van gans de wereld. Zonder de dominante invloed van een autochtone cultuur.

In de dualisering die de Vlaamse publieke opinie vandaag kenmerkt, wordt de Vlaamse Beweging wel erg vernauwd in haar analyse. Zo komt het Overlegcentrum Vlaamse Verenigingen op basis van het relatief gewicht van Vlaanderen in België en het tweeledige institutionele karakter in het hoofdstedelijk gewest, en via een combinatie van breuken over inkomsten en uitgaven tot een verdeling van de beschikbare middelen met de meeste hallucinante “transferts” van Vlaanderen naar Brussel en de rest van het land. Uiteraard blijft de economische en financiële meerwaarde van het hoofdstedelijk gewest voor Wallonië én voor Vlaanderen, evenals de graad van de solidariteit van de gebruikers in de financiering van Brussel-19 buiten beschouwing.

Niet alleen is het een algemeen principe bij de overheid dat de financiering van haar inkomsten in principe losgekoppeld wordt van de besteding ervan en dit om te vermijden dat die bevoegdheden die middelen opbrengen deze inkomsten ook voor zichzelf zouden kunnen toeeigenen. Het aantal geaffecteerde middelen in een overheidsbegroting is dan ook beperkt en vooral uitdrukkelijk gemotiveerd.

Maar er is meer: de globale maatschappelijke analyse van de N-VA is eenzijdig gebaseerd op een ideologische opdeling van het land tussen twee gemeenschappen. Alsof de overheden in ons land enkel als doel hebben de afkomst van de middelen te identificeren om dan een gegarandeerde retour aan uitgavenzijde te verwezenlijken. Vandaag bijvoorbeeld gaat ook de Europese Unie gebukt onder dergelijke egocentrische reflexen bij haar lidstaten omwille van het belang in haar begroting van dotaties door de individuele lidstaten. Bij de begrotingsopmaak moet elke lidstaat aan haar bevolking gaan uitleggen hoeveel middelen voor de eigen behoeften worden ingezet. Dit is dodelijk voor politici in EU-lidstaten waar het euroscepticisme is toegenomen.

De opeenvolgende staatshervormingen in ons land hebben er juist voor gezorgd dat we van een systeem van dotaties aan de gefedereerde overheden tot een meer volwaardige structurele financiering van bevoegdheden zijn geëvolueerd. In plaats van transferts op het juste retourprincipe te controleren, moet wie de overheid vandaag beheert zich toeleggen op het efficiënt en effectief aanwenden van de beschikbare overheidsmiddelen. De besteding van overheidsmiddelen gebeurt op basis van functionele criteria die specifiek zijn aan die bevoegdheid. De politiek heeft als taak deze criteria permanent aan de maatschappelijke prioriteiten te toetsen. In zoverre deze criteria vooralsnog niet functioneel onderbouwd zijn, dient de uitvoerende macht in het parlement direct verantwoordelijk gesteld voor elke beslissing over de verdeling van middelen. Als er vastgesteld wordt dat een regio meer leefloners, werkzoekenden of bejaarden telt dan zijn dat objectief waarneembare verschillen. Voor die laatste categorie betekent dat meer pensioenuitgaven en grotere zorgmiddelen. Voor werkzoekenden en leefloners betekent dit meer vervangingsinkomens en tegemoetkomingen en een voldoende decentraliseerde aanpak om de betrokkenen en de regio soepel te ondersteunen.

Deze uitdagingen voor de overheid los je niet op door een territoriale reflex maar door een weldoordachte en transparante solidariteit. En zeker niet door geïsoleerde cynische bedenkingen bij vastgestelde onregelmatigheden. In de ziekenhuissector werden onverklaarbare uitgavenverschillen door het RIZIV weggewerkt door een benchmarking van de uitgaven per behandeling en in elke instelling in noord en zuid (of in Limburg en in Henegouwen) om de gegevens te objectiveren. De vaststellingen door het federaal kenniscentrum zijn niet ideologisch gekleurd, maar operationeel getoetst. De huidige uitdagingen inzake toegankelijkheid van de gezondheidszorg zijn niet min: de sluipende invloed van de private ziekenhuisverzekeringen steunt op honorariasupplementen die instellingen zelfs noodzaken supplementen te laten betalen om de beste specialisten aan te trekken. Meer nog, de gegarandeerde kwaliteit inzake gezondheidszorg zou wel eens onder ongeziene druk kunnen komen te staan. De beslissing van de federale regering om supplementen in tweepersoonskamers definitief te verbieden is daarbij een moedige stap.

Iedereen neemt zijn of haar verantwoordelijkheid in het politieke debat en in de publieke opinie. Voor de N-VA zou ik graag verwijzen naar Lode Claes die in Trends een analyse kon maken over het Vlaams Blok en zich aarzelend opstelde over het overwicht van communautaire profilering. Als overtuigd liberaal-conservatief wou hij meer aandacht voor de echte maatschappelijke en economische uitdagingen in onze samenleving. Welke politieke partij kan het zich vandaag permitteren om permanent in een electorale campagne te functioneren?

take down
the paywall
steun ons nu!