Eric Corijn
Interview, Wereld, Economie, Milieu, Samenleving, Politiek, België -

Eric Corijn: “De stad is het alternatief voor het oprukkende nationalisme”

In zijn recent uitgegeven Paul Verbrakenlezing houdt Eric Corijn een onomwonden pleidooi voor een stedelijke revolutie. "Globale problemen zijn onmiddellijke uitdagingen in de stad".

dinsdag 19 juni 2018 14:09
Spread the love

Laat het even tot u doordringen. Tot een eeuw geleden woonde ongeveer tien procent van de wereldbevolking in steden. Vandaag is dat zestig procent. De steden zijn de laatste honderd jaar dus geëxplodeerd. Steden van tien tot zelfs dertig miljoen inwoners zijn globaal gezien lang geen uitzonderingen meer. De mens is meer dan ooit een stadswezen geworden en we wonen bij uitstek in stedelijke samenlevingen.

Die enorme verstedelijking is één van de meest diepgaande evoluties in de menselijke geschiedenis, en toch wordt die heel weinig in rekening gebracht wanneer we nadenken over politiek. Iemand die dat wel probeert te doen is Eric Corijn. In zijn zonet gepubliceerde Paul Verbraeckenlezing Een stad is geen land … Pleidooi voor een stedelijke revolutie legt hij uit hoe de stad de plaats bij uitstek is om de globale uitdagingen aan te pakken en een nieuwe politieke praktijk te ontwikkelen.




De stad is dus volgens Corijn belangrijker dan ooit. Al zegt hij er meteen bij dat we de stad niet in de klassieke zin mogen begrijpen. “We zijn geneigd om de stad te denken als een dichtbebouwd gebied, met een duidelijk centrum dat gekenmerkt wordt door wat kerktorens en de markt. Wat buiten het bebouwde gebied ligt beschouwen we dan als platteland. Maar eigenlijk is dat het model van de Middeleeuwse stad. De hedendaagse stedelijkheid volgt allang niet meer dat Middeleeuwse model. Tegenwoordig behoort ook de suburbaniteit, de urban sprawl, het hele netwerk rond de stad feitelijk tot de stad. Ik heb het dan ook vooral over de stedelijkheid als maatschappelijk model.”

In die zin is Vlaanderen dan bijvoorbeeld één grote stad?

“Tuurlijk. Vlaanderen dat is één groot verstedelijkt gebied waar miljoenen mensen wonen. Op dat vlak lijken we op een stad als Los Angeles. Het is wat je zou kunnen noemen een ‘horizontale metropool’ die zich blijft uitbreiden. Zelfs de mensen die zogenaamd op het platteland wonen, zijn uiteindelijk heel sterk op de stad betrokken. Wat we in Vlaanderen platteland noemen is over het algemeen een residentieel gebied waar mensen wonen die in de stad werken.”

Ondanks het feit dat Vlaanderen eigenlijk kan aanzien worden als één groot stedelijk gebied, beweer je dat een anti-stedelijk sentiment zeer dominant is in Vlaanderen?

“Zeker, onze elites verkiezen de randstad en de stadscentra worden overgelaten aan minder kapitaalkrachtige groepen. Ik geef je één voorbeeld. Ken je het programma Huizenjacht? Dat is een programma waarin drie makelaars het droomhuis voor kandidaten moeten vinden. De mensen die meedoen aan dat programma zijn bijna allemaal jonge, startende gezinnen en ze vragen steeds een vrijstaand huis, met een tuin en een keuken die naar het zuiden gericht is. Het zijn allemaal huizen die zich bevinden in de voorstad. Er is in dat programma nog nooit iemand geweest die zegt: ‘Ik zoek een appartement in de stad, dichtbij een multiculturele school en een aantal nachtwinkels’. Dat soort wens wordt niet getoond in het programma”

“In Vlaanderen blijft men dus een woonpatroon aanbieden van families die in verkavelingen wonen en dat reproduceert op zijn beurt anti-stedelijke opvattingen. Het betekent dat men sterk op de eigen navel is gericht, op de eigen kleine familiale kern. De stad wordt dan ook een gebruiksvoorwerp, geen woonomgeving. Dat woonpatroon draagt bij tot xenofobie en angst voor de ander.”




Waar ligt de oorsprong van die anti-stedelijke mentaliteit?

“Die anti-stedelijkheid kent zijn oorsprong in de katholieke hegemonie die tot ver na de Tweede Wereldoorlog overeind bleef in Vlaanderen. De industrialisering en modernisering van Vlaanderen werd ondersteund zolang de nieuwe industrie op industrieterreinen ‘in the middel of nowhere’ werden gezet en de mensen onder de kerktoren bleven wonen. Het woonbeleid was erop gericht om mensen te houden waar ze geboren waren en dorpen uit te breiden aan de hand van verkavelingen. En zo werd de nieuwe arbeidersklasse een volk van pendelaars. Met de secularisatie en het afbouwen van de verzuiling en het verwateren van dit sterk ideologisch patroon, is die opvatting over het goede leven in rustige, residentiële wijken buiten de stad blijven voortleven.”

Maar waarom koos de katholieke zuil precies voor die conceptie van het goede leven? Waarom kon dat goede leven niet uitgebouwd worden in de stad?

Volgens de katholieken was de stad de plaats van morele verloedering. En ook, in de arbeiderswijken ontstaan de vakbonden, en de plek van de socialisten en de communisten. Die stromingen richtten zich bij uitstek op het verbinden van mensen met een heel verschillende achtergrond. Dat wilde men tegenwerken. Omdat het de controle van de kerk en de parochie natuurlijk ernstig aantastte.

Existentiële crisis

Nu, de anti-stedelijkheid mag dan wel nog overeind blijven vandaag, in die arbeiderswijken van weleer staan de socialisten wel alleszins niet meer zo sterk als toen.

Ja, ik denk dat we het einde meemaken van de sociaaldemocratie.

Echt?

“Ja, want de structurele basis voor de sociaaldemocratie is weggeslagen.”

Wat bedoel je daarmee?

“Om dat te begrijpen moeten we terug gaan naar het einde van de Tweede Wereldoorlog. Toen ontstond het sociaal contract met de burgerij: er werd gekozen voor een liberale markteconomie en een economie die gebaseerd was op toenemende arbeidsproductiviteit. Voorwaarde was dat die toenemende arbeidsproductiviteit deels ook zou omgezet worden in meer vrije tijd en meer loon. Dat was de basis van het contract, en de sociaaldemocraten waren de medebeheerders van dat contract. Dat model van medebeheer, dat gericht was op het controleren van het sociaal contract, is pas mogelijk binnen het kader van de natiestaat.”

“Maar dat kader is onderuit gehaald door de globalisering. Als je economie voor zeventig procent binnen je land plaatsvindt, dan kan je gerust een eigen arbeidsregulering invoeren. Maar als je volledig ingekapseld zit in een internationale markt dan is dat niet meer mogelijk. Als je dan zaken als een dertigurenweek wil doorvoeren, krijg je onmiddellijk kapitaalsvlucht en prijsstijgingen. De mondialisering en het neoliberalisme hebben het nationale sociale contract en de overlegeconomie kapot gemaakt.”

Dus er was geen alternatief dan ten ondergaan aan de globalisering voor de sociaaldemocratie?

“Jawel, men had ervoor kunnen kiezen om radicaal te internationaliseren en dus de oude internationale gedachte ernstig te nemen. Dat kon zich gerealiseerd hebben in een degelijk Europees sociaal model. Dat was perfect mogelijk geweest want de meeste regeringen werden in de jaren negentig gedomineerd door de sociaaldemocraten. Men had dan een sociaal Europa kunnen uitwerken.”

“Men heeft echter gekozen voor een sociaal-liberale richting. Men is de eigen, nationale burgerij beginnen steunen binnen een globale concurrentieslag. Concreet betekende dat de concurrentiecapaciteit van die burgerij steeds opdrijven. Het houdt een vorm van herverdeling in die vooral aandeelhouders en investeerders ten goede komt. De arbeidersklasse als groep verarmt daardoor en dat zet op zijn beurt natuurlijk het model van sociale zekerheid verder onder druk”

“De sociaaldemocratie is medebeheerder geworden van het concurrentiële model. Hun personeel komt nauwelijks nog uit het middenveld of de sociale bewegingen, maar wel uit kabinetten, administraties of managementscholen. Dat is puur politiek personeel, en geen mensen uit de samenleving die de strijd komen vertegenwoordigen. Op die manier heeft de sociaaldemocratie zich van haar sociale basis vervreemd. Daarom denk ik dus dat de sociaaldemocratie in Europa in een zeer diepe existentiële crisis verkeert.”

Marx

Eén van de conclusies die je hieruit trekt in je Paul Verbraekenlezing is dat een emancipatorische politiek vandaag niet meer mogelijk is binnen het strikte kader van de natiestaat. Het is een nogal boude stelling, niet?

“Wat ik daarmee vooral bedoel is dat er krachtsverhoudingen moeten opgebouwd worden op een niveau dat ertoe doet. We moeten zoeken naar een meerschalige regulatie. Maar wat zie je in de praktijk? De schalen waarin de representatieve democratie opereert – de gemeente, de provincie, de gemeenschappen en de natiestaat – zijn niet onmiddellijk de schalen die er écht toe doen. Alle media, alle sociaal-economische reproductiemechanismen blijven het land als imaginair niveau beschouwen van waaruit de samenleving kan gedacht worden. Terwijl de reële sociaal-economische ontwikkeling zich daarbuiten afspeelt.”

En voor jou is de stad dus een ander imaginair niveau van waaruit we een nieuwe politiek kunnen denken en vormgeven?

“Ja, misschien helpt het in dat verband om terug te kijken naar Marx. Eén van de cruciale zaken die Marx probeerde, was het denken van een nieuwe vorm van sociale cohesie. Want wat constateerde Marx in de opkomende industrie? Mensen komen uit het platteland, met verschillende culturele en etnische achtergronden maar door samen te werken in de industrie krijgen ze een nieuwe mentaliteit, en ontstaat een nieuwe vorm van cohesie die gericht is op samenwerken. Vervolgens moet het belang van diegene die samenwerken geplaatst worden tegenover het belang van de uitbuiters. Dat is één van de meest fundamentele gedachtegangen bij Marx.”




“Maar Marx heeft natuurlijk zijn limieten. Zo is de grootindustrie vandaag niet langer de norm. Maar de idee blijft: sociale samenhang creëren van het samenwerken vanuit een verschil. Welnu, in de stad komen mensen vanuit verschillende achtergronden en opvattingen samen. De nieuwe gemeenschappelijkheid vandaag is dus de gedeelde stedelijke ruimte.”

Een belangrijk verschil met de fabriek lijkt me wel dat de duidelijke tegenstelling die bestond tussen arbeiders en patronaat niet terugkomt op het niveau van de stad. Of toch niet onmiddellijk. Zorgt dat er ook niet voor dat de collectiviteit die op het niveau van de stad mogelijk is, minder evident is?

“Wel, in de fabriek was het natuurlijk ook niet zo evident. Cohesie vergde daar inspanning en organisatie, het vormen van een klassenbewustzijn en in de stad is dat niet anders. In de stad kan maar een vorm van samenhang ontstaan wanneer er ruimte, goederen en diensten publiek gedeeld worden. Als je betrokken bent in de deeleconomie of bij nieuwe commons. Dan ontstaan er mogelijkheden tot nieuwe vorm van samenhang. Maar als je de stad natuurlijk louter gebruikt om te winkelen, als je er enkel werkt en na je uren naar de supermarkt rent om je eten in te slaan, dan zal dat natuurlijk niet gebeuren.”

Ik snap dat de stad misschien de plaats bij uitstek wordt om tot nieuwe vormen van sociale samenhang te komen, maar waarom zouden we dat per se willen? Ik zal het anders zeggen: wat is precies het voordeel om de stad boven het land te verkiezen als plek om aan politiek te doen?

“Objectief bestaat het wereldsysteem eerder uit genetwerkte metropolen dan uit aaneengesloten landelijke territoria. En daarbinnen zijn centrum-periferie dynamieken aan het werk. Dat is mijn lezing van de geopolitiek.”

“Er zijn volgens mij drie grote, globale uitdagingen die we dringend moeten aanpakken. Er is ten eerste natuurlijk de ecologische crisis, die zich reeds aan het voltrekken is. Daarnaast is er de toenemende sociale ongelijkheid, die, als ze niet aangepakt wordt, zal leiden tot algemene instabiliteit. Tot slot is er de uitdaging die toenemende diversiteit stelt ten opzichte van oude samenlevingsvormen”

“Welnu, die drie grote uitdagingen zijn in de steden onmiddellijke problemen. In de stad gaat het op een heel directe wijze over mobiliteit, over zuivere lucht. Je wil je kinderen bijvoorbeeld naar school laten gaan zonder dat ze longaandoeningen krijgen. Ook ongelijkheid is geen abstract probleem in de stad. Als in een stad de arme buurten betogen omdat ze te weinig voorzieningen hebben, dan heeft dat bijvoorbeeld een onmiddellijk nadeel voor de toeristische sector. En in de stad kan je enkel maar samenleven op basis van verschil, in de stad is er geen tijd om te assimileren. Het idee van één volk, één cultuur en één grondgebied houdt geen enkele steek in de stad. Globale uitdagingen bepalen rechtstreeks de stedelijke agenda.”

“Steden creëren ook de mogelijkheid om een meer participatieve democratie te ontwikkelen. Participatie en co-creatie vergen een zekere nabijheid, een betrokkenheid en die is er in het stedelijk samenleven. En die betrokkenheid is ook direct met andere steden en plekken in de wereld verbonden.”

Hoopvol

Maar kan je in die onmiddellijkheid van de stad ook daadwerkelijk impact hebben? Maakt het een verschil?

“Ja, je kan lokaal het verschil maken als je het lokale weet af te bakenen op een reële en materiële basis. Die materiële basis bestaat wat mij betreft uit twee ruimtelijke structuren. Dat is de mobiliteitsstructuur en de reële ecosystemische onderbouw. Dat laatste betekent de waterhuishouding, de valleien, de algehele voedselvoorziening. In die zin zou dat betekenen dat Brussel er bijvoorbeeld het Pajottenland bijneemt, of dat je in Antwerpen een relatie met de Kempen hebt.”




“Onderzoek wijst ook uit dat mensen leven in een straal van dertig kilometer. Ik denk dat je op die schaal dus het verschil kan maken. Op die schaal kan je een voedselplan maken, lokale commons uitbouwen, een transitie van privaat naar publiek vervoer initiëren. Op een grotere schaal is dat niet mogelijk volgens mij. Het betekent ook een radicaal alternatief op het nationalistische model.”

Maar dat moet dan toch onvermijdelijk clashen met de nationalistische politiek van de staat?

“Ja, dat wordt de politieke spanning: rechts nationalisme versus linkse stedelijkheid. In Spanje hebben de steden een ander asielbeleid geforceerd, tegen de toenmalige rechtse regering in. En van daaruit is ook de crisis met de Aquarius opgelost. Toen Trump uit de klimaatakkoorden is gestapt, hebben meer dan 1.200 steden gezegd dat ze erin bleven. Of als je kijkt naar Brexit, dan zie je dat dat een suburbane stem is. Steden hebben grotendeels voor ‘remain‘ gestemd. Als je de opgang van uiterst rechts in Europa bekijkt, is dat vooral een suburbane anti-stedelijke stem.”

“De spanning stedelijkheid versus suburbaniteit zal toenemen. Maar de mensen vragen dan altijd, ja maar wat doe je dan met het platteland? Wel, dan zeg ik dat de steden het platteland zullen redden. De landbouw is kapotgemaakt door er een industrieel model op toe te passen. Een industrieel model dat voor de boeren een ecologische omgang met de natuur onmogelijk maakte. Een model ook dat manipulatie toelaat door bedrijven als Monsanto en vooral gewoon slecht voedsel aflevert. De enige manier om kortere ketens te maken, is duurzame landbouw binnen het stedelijke ommeland en in de stad zelf.”

Eigenlijk ben je heel hoopvol, niet? Ik vind dat vandaag niet evident.

“De verkiezingen gaan naar rechts. Maar tegelijk zie je in een aantal steden een linkse radicalisering. In Italië heb je bijvoorbeeld een hele felle bocht naar rechts, maar Palermo heeft wel een lokaal bestuur dat iedere vluchteling persoonlijk welkom heet. In Spanje had je tegenover de rechtse PP-regering vele Podemos-steden. In vele landen worden de steden door een andere politieke coalitie geleid dan de regeringen. Ook bij ons is er een verschil tussen het nationale rechtse beleid en wat in sommige steden gebeurt. Er is dus een inzet, er staat iets op het spel, er zijn mogelijkheden. Ik denk dat we weten wat we moeten doen. Maar het zal erop aankomen die politiek te vertalen. En vooral een alternatief uit te werken op de juiste schalen! De komende lokale verkiezingen moeten net daarover gaan.”

Bio Eric Corijn

Eric Corijn  is professor-emeritus in de sociale en culturele geografie, verbonden aan de VUB en daar oprichter van de onderzoeksgroep in stadsstudies Cosmopolis. Hij is ook één van de oprichters van het Brussels Studies Institute, waarin alle Brussel-onderzoek in alle disciplines en alle universiteiten wordt samengebracht. Onlangs vierde hij het vijfjarig bestaan van Brussels Academy, een open universiteit voor Brussel die hij samen met andere professoren uit het Brusselse uit de grond stampte.

take down
the paywall
steun ons nu!