De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

Enkele waardevolle lessen uit COVID-19 om de klimaatcrisis aan te pakken

maandag 17 augustus 2020 20:19
Spread the love

De COVID-19 pandemie is een globale crisis, zoals de wereld die lang niet meer gekend heeft. Wereldwijd zijn er reeds meer dan 750 000 dodelijke slachtoffers gevallen, en miljoenen zullen nog lang de gezondheidsgevolgen moeten meedragen. In de rijke landen nam de werkloosheid en de faillissementen toe en beleefde de economie de grootste krimp sinds de Grote Depressie van de jaren 30. In de ontwikkelingslanden echter is de situatie nog dramatischer en hebben steeds meer mensen te kampen met armoede en honger.

Tegelijk hangt ons een andere crisis boven het hoofd die nog veel grotere gevolgen zal hebben voor de mensheid – de klimaatontwrichting. Hoewel de overgrote meerderheid van de mensen willen dat deze crisis wordt aangepakt, toch wordt er al jaren nauwelijks vooruitgang geboekt.

De COVID-19 pandemie en de klimaatcrisis vertonen opvallende parallellen, het zijn beide wereldwijde crisissen waarbij alle landen getroffen worden, waarbij onpopulaire maatregelen moeten worden genomen om ze op te lossen en waarbij de overheid een cruciale rol te spelen heeft. Kunnen we uit de COVID-19 pandemie lessen trekken over hoe de klimaatcrisis moet worden aangepakt ? Het werd onderzocht in een wetenschappelijk artikel verschenen in de Environmental and Resource Economics: “Five Lessons from COVID-19 for Advancing Climate Change Mitigation“:

Les 1: Snel ingrijpen is levensbelangrijk

Het aantal COVID-19 besmettingen en het aantal dodelijke slachtoffers verschilt sterk van land tot land. Nieuw-Zeeland bijvoorbeeld heeft het aantal doden kunnen beperken tot 22 op een bevolking van 5 miljoen inwoners, en Corona is er onder controle. De Verenigde Staten daarentegen hebben ondertussen meer dan 165000 doden op een bevolking van 331 miljoen. Het sterftecijfer per inwoneraantal ligt daar maar liefst een factor 100 hoger.

Het verschil ? Snel en kordaat ingrijpen. De landen die snel gereageerd hebben en meteen de nodige maatregelen hebben genomen hebben niet alleen minder besmettingen en minder doden te betreuren, maar ook heeft hun economie minder geleden onder de crisis, en ze kunnen nu hun normale leven min of meer terug oppakken. De meeste landen hebben echter lang verzuimd in te grijpen, zelfs niet nadat ze gezien hadden welke ravage de ziekte in andere landen uitrichtte. Veelal greep men pas in als de cijfers in eigen land onrustwekkend de hoogte in gingen.

Ook voor de klimaatcrisis geldt dat elk uitstel van actie ons duur te staan zal komen. We kunnen ons niet permitteren te wachten tot de ergste gevolgen van de klimaatverandering zich daadwerkelijk in eigen land manifesteren. De huidige extreme weerevents die we meemaken – hittegolven, stormen, bosbranden en zeespiegelstijging – zijn slechts een voorproefje van de schade waarmee we in de toekomst te maken zullen hebben. Zoals de klimaatwetenschapper Michael Mann zei: de ergste hittegolf die we tot nu toe ooit hebben meegemaakt noemen wij over enkele decennia gewoon “zomer”.

De trage besluitvorming bij vele overheden die we bij COVID-19 hebben gezien speelt natuurlijk ook mee in de klimaatcrisis. Maar de klimaatcrisis heeft ook nog haar eigen specifieke problemen, zoals de sabotageacties van de fossiele brandstofindustrie. De klimaatcrisis oplossen impliceert dat het fossiele brandstofverbruik naar nul moet, dus dat er voor de fossiele industrie geen toekomst meer is. Vandaar dat zij zich tot het einde zullen blijven verzetten tegen effectieve klimaatactie.

Een ander verschil is de tijdlijn. Bij COVID-19 is de incubatieperiode 14 dagen. Zolang duurt het voor de effecten van een nieuw Coronabeleid zichtbaar zijn. De vertraging van het aardse klimaat loopt op tot 30 jaar. Tegen de tijd dat de ergste gevolgen van de klimaatverandering zich manifesteren is het te laat om in te grijpen.

Vanwege het kortetermijndenken dat overheerst in de politiek is het dan ook aan te raden dat het bewaken van de langetermijndoelen wordt uitbesteed aan een instelling die op deze lange termijn kan denken – zoals de centrale banken nu zorgen voor het stabiliseren van de economie en het beheersen van de inflatie.

Les 2: Zorg voor een publiek draagvlak

Toen wij het nieuws kregen over de lockdown in Wuhan was onze eerste reactie: zulke strenge maatregelen kunnen misschien in communistisch China, maar zouden in het “vrije Westen” absoluut onmogelijk zijn. Ondertussen is de lockdown in veel westerse landen ingevoerd geweest, en is gebleken dat de mensen deze onpopulaire maatregel wel degelijk accepteren en grotendeels opvolgen. Publieke steun voor een maatregel hangt sterk af van hoe ernstig een bepaalde bedreiging ervaren wordt.

Maar wat maakt dat wij een bedreiging als ernstig ervaren ? Er spelen verschillende factoren mee:

Ten eerste zijn mensen sterk geneigd om lineair te denken en hebben we moeite met exponentiële fenomenen. Hierdoor zijn wij geneigd om een exponentieel groeiend probleem – zoals de stijging van het aantal COVID-19 besmettingen – initieel te onderschatten.

Ten tweede ervaren wij een dreiging als ernstiger indien ze concreet gemaakt is, en de impact op ons eigen leven duidelijk is. Europa werd zich pas bewust van het gevaar van COVID-19 toen we de beelden uit Italiaanse ziekenhuizen – en mortuaria – te zien kregen.

Ten derde baseren wij ons sterk op eerdere ervaringen en daarom zijn we geneigd om rampen die we nog niet hebben meegemaakt te onderschatten. Tot COVID-19 ons overviel hielden wij niet serieus rekening met de mogelijkheid van een pandemie. De landen die recent met de SARS epidemie geconfronteerd werden hebben de COVID-19 crisis het beste aangepakt.

Met betrekking tot de klimaatcrisis zijn mensen voorlopig minder tot opofferingen bereid (zoals minder vliegen, minder vlees eten of een taks op fossiele brandstoffen te betalen) omdat we deze bedreiging als minder ernstig inschatten dan COVID-19. Elk van voorgenoemde factoren speelt daarin mee:
– Klimaatverandering is een exponentieel probleem – De mens kan zich niet goed voorstellen hoe snel en hoe radicaal ons klimaat aan het veranderen is.
– Verder is de klimaatverandering voor veel mensen een vaag fenomeen, en meent men ten onrechte dat ze geen directe invloed zal hebben op ons persoonlijk leven.
– Tot slot is het klimaat gedurende de laatste 10 000 jaar – de hele duur van de menselijke beschaving – stabiel geweest. We hebben geen ervaring met een rampzalige klimaatverandering en onderschatten dus de gevolgen van zulk een ramp.

Uit de COVID-19 crisis is gebleken dat mensen wel degelijk bereid zijn tot opofferingen als de dreiging als concreet en ernstig gepercipieerd wordt. Voor de klimaatcrisis is dit een hoopvol teken en wordt de oplossing duidelijk: zorg dat de ernst van het gevaar tot de mensen doordringt. Maak de gevolgen van de klimaatverandering concreet voor de mensen en maak ook het causale verband met de broeikasgasemissies duidelijk. De wetenschap (met name de attributiewetenschap) is hier ook steeds beter toe in staat. Als de boodschap onduidelijk is zijn mensen geneigd om de wetenschap te verwerpen en vast te klampen aan hun eigen vooroordelen.

Betreffende klimaatbeleid kampen we met een nog grotere uitdaging. De overgrote meerderheid vindt dan wel dat het klimaatprobleem moet worden opgelost, maar het is veel moeilijker om brede steun te vinden voor een specifiek klimaatbeleid. Deze discrepantie tussen algemene steun en steun voor specifieke maatregelen is groter in de klimaatcrisis dan bij COVID-19, mogelijk omdat het klimaatdebat meer gepolitizeerd is geraakt (en verschillende vormen van klimaatbeleid dus sterk met een politieke zijde geassocieerd worden).

Betere informatie is dus niet genoeg. Of we een meerderheid zullen vinden voor een bepaald klimaatbeleid is sterk afhankelijk van de vraag of we deze “stammenpolitiek” kunnen overstijgen en klimaatbeleid kunnen depolitiseren. In de Verenigde Staten is reeds gebleken dat het mogelijk is om steun te verkrijgen van Republikeinen en Democraten voor bepaalde klimaatmitigatiemaatregelen (met name voor de Koolstofheffing met Dividend aka Klimaatinkomen). Een beleid ontwerpen dat zowel voor politiek links als rechts aantrekkelijk is kan een belangrijke hefboom zijn om vooruitgang te boeken in de klimaatmitigatie.

Er is ook groeiend bewijs dat het helpt om klimaatbeleid zo te ontwerpen dat het aantrekkelijker wordt voor de burgers.

Tenslotte helpt het om burgers meer te betrekken in een participatieve democratie, zowel om hun perceptie op klimaatverandering te veranderen als om meer steun te krijgen voor specifiek klimaatbeleid.

Les 3: Pas op voor toenemende ongelijkheid

COVID-19 bewijst wel dat zowel arme als rijke landen kunnen getroffen worden door epidemieën. Ook al hebben rijke huishoudens meer middelen om zich te beschermen en hebben ze vaak een betere toegang tot gezondheidszorg, toch ondervinden zij negatieve gevolgen door de economische achteruitgang (met name in hun beroepssituatie en in hun investeringen). In een geglobaliseerde wereld is de binnenlandse economische welvaart bovendien verbonden met de economische stabiliteit in de rest van de wereld, zoals ook de wereldwijde financiële crisis heeft aangetoond.

De pandemie treft echter de armen onevenredig zwaar. Lage inkomenslanden zijn kwetsbaarder voor COVID-19 omdat de bevolkingsdichtheid hoger is, een groter deel van de bevolking reeds bestaande gezondheidsissues heeft en de gezondheidszorg vaak minder goed voorbereid is op een pandemie. Veel ontwikkelingslanden zijn bovendien op de export gericht, waardoor een wereldwijde vermindering van de vraag economisch rampzalig kan zijn.

De economische gevolgen, zowel van het virus zelf als van de maatregelen om het virus in te dammen blijken de bestaande ongelijkheden nog groter te maken. In landen waar arbeid gereguleerd is hebben beleidsmakers zich enorm ingespannen om burgers die hun baan zijn kwijtgeraakt of hun bedrijf tijdelijk hebben moeten sluiten te compenseren. In landen met veel informele tewerkstelling en een beperkt budget is een dergelijk compensatiebeleid moeilijker te realizeren (maar niet onmogelijk). Het waarborgen van het levensonderhoud door een basisinkomen, voedselhulp of extra sociale bescherming zijn belangrijke beleidsmaatregelen om de steun voor de lockdown te vergroten. Als dit niet mogelijk is staan regeringen voor een moeilijke keuze: de lockdown niet invoeren of te vroeg terug opheffen – waarbij het virus niet voldoende onder controle geraakt – ofwel de armoede en de honger doen toenemen.

Er moet gevreesd worden dat ook in de klimaatcrisis de armen het zwaarst zullen worden getroffen, terwijl ze minder middelen hebben om zich aan te passen aan een veranderd klimaat. De schade door de klimaatverandering zal dus de bestaande ongelijkheden waarschijnlijk nog vergroten.

Ook de maatregelen die de overheid neemt tegen de klimaatverandering, zoals een koolstofprijs, dreigen arme huishoudens onevenredig te treffen. Hier zijn echter oplossingen voor: de opbrengst van de koolstofprijs kan gebruikt worden om regressieve belastingen te verlagen, of om mensen rechtstreeks financiële steun te geven (het zgn. Klimaatinkomen). Hierdoor vermindert de ongelijkheid en wordt het draagvlak voor het klimaatbeleid sterk vergroot.

Bij dit alles is het vertrouwen van de burger in de overheid essentieel om beleid te kunnen voeren. En dit vertrouwen is sterk afhankelijk van het vermogen van de overheid om ongelijkheid in te perken en rekening te houden met de behoeften van kwetsbare groepen. Burgers zullen maatregelen steunen die zij als “rechtvaardig” ervaren.

De les voor de overheid is duidelijk: voer een rechtvaardig klimaatbeleid dat de bestaande ongelijkheid inperkt.

Les 4 Globale problemen vereisen globale samenwerking

Groei van de internationale samenwerking

Net als de klimaatverandering is COVID-19 een globale crisis, waarvan geen enkel land gespaard blijft – hoewel sommige landen zwaarder getroffen worden dan andere.

De trage internationale respons op het virus maakt duidelijk dat in toekomstige globale crisissen, landen beter moeten luisteren naar degene die als eerste getroffen zijn – zoals de eilanden in de Stille Oceaan die door de stijgende zeespiegel dreigen te verdwijnen.

De internationale samenwerking is in de loop van de COVID-19 crisis gegroeid. In het begin werd het probleem enigszins ontkend en geminimaliseerd. In een tweede faze nam elk land afzonderlijk actie, waarbij de grenzen gesloten werden, binnenlandse productiecapaciteit werd opgevoerd, en een harde concurrentiestrijd onstond omtrent de aankoop van medische hulpgoederen. In een derde faze zien we nu meer samenwerking ontstaan: het delen van kennis en hulpmiddelen. In een vierde faze komt het (hopelijk) tot een wereldwijde samenwerking voor het produceren en verspreiden van een Corona vaccin.

Deze fazen herkent men ook in de internationale samenwerking omtrent het klimaat. In eerste instantie werd door veel landen het klimaatprobleem eerst ontkend. Daarna heerste (of heerst er nog steeds) een vorm van klimaatisolationisme, waarbij elk land vooral klimaatmaatregelen neemt die nog andere, niet klimaatgerelateerde voordelen heeft voor het land. Zo investeert Australië zwaar in hernieuwbare energie, maar ondertussen werkt het de internationale klimaatonderhandelingen – zoals die van de COP25 in Madrid – wel tegen. Veel EU landen bevinden zich in faze drie, waarbij ze samenwerken om gemeenschappelijke klimaatactie te ondernemen (via de Europese Green Deal, en het groene COVID-19 herstelplan).

Hoe kunnen we een echte, wereldwijde samenwerking versnellen ? Landen die zich reeds bezighouden met het delen van hulpbronnen en informatie moeten worden aangemoedigd om de samenwerking te verbeteren door specifieke bilaterale of regionale overeenkomsten te ontwikkelen voor het terugdringen van broeikasgassen. Door een “coalition of the willing” te vormen in plaats van te wachten op een wereldwijd verdrag kan men toch al een begin maken van de oplossing, en de druk op andere landen vergroten om ook hun klimaatambities te verhogen.

De partijpolitiek overstijgen

De reactie op COVID-19 varieerde doorheen het politieke spectrum. De politieke rechterzijde was in het algemeen minder bezorgd over het virus, althans in de eerste stadia van de pandemie, en was ook voorstander van een snellere opheffing van de coronamaatregelen. Ondanks deze verschillen zijn de meeste overheden wel degelijk overgegaan tot een of andere vorm van lockdown beleid toen de gevolgen van de pandemie duidelijk werden.

In klimaatdiscussies ziet men in de meeste landen dezelfde kloof opduiken tussen links en rechts. De bereidheid om in te grijpen hangt af van de gepercipieerde gevolgen van niet ingrijpen, en die gevolgen worden als ernstiger gepercipieerd door links dan door rechts. Toch heeft links niet noodzakelijk het monopolie op het klimaatthema. Het behouden van wat goed is en zorg dragen voor de wereld sluit immers ook nauw aan bij conservatieve waarden. Linkse en rechtse leiders en opiniemakers moeten zoeken naar samenwerking over de partijgrenzen heen om te vermijden dat een doortastend klimaatbeleid bij de eerstvolgende verkiezingen terug wordt afgeschaft.

Les 5 Wetenschappelijk advies is niet waardenvrij

De COVID-19 crisis heeft de wetenschappelijke experts in het middelpunt van de belangstelling gezet. Virologen en epidemiologen zijn bijna dagelijks op de televisie te zien. De gevolgen zijn dubbel.

Enerzijds hebben sommige mensen tijdens de pandemie een nieuw respect gekregen voor wetenschap en experts. De wetenschappelijke gemeenschap wordt geprezen voor haar advies betreffende COVID-19, de vlotte internationale samenwerking en de grote stappen die reeds gezet zijn in de ontwikkeling van een vaccin.

Andere reacties zijn minder positief. De rol van de wetenschap wordt als dubbelzinnig beschouwd. Epidemiologen en virologen zijn ervan beschuldigd hun mandaat te hebben overschreden door invloed uit te oefenen op de publieke opinie. Onvermijdelijk is er een hele lawine van misinformatie en samenzweringstheorieën opgedoken op de sociale media, en deze misinformatie brengt mensenlevens in gevaar.

Politici en burgers hebben ook moeite met de onzekerheid in wetenschappelijk bewijs. Op de middelbare school wordt wetenschap vaak voorgesteld als een rijtje vaststaande feiten, en niet als een rigoureuze methode om bewijs te verzamelen en hypotheses te testen, waarbij er steeds een bepaalde mate van onzekerheid blijft bestaan. Burgers gaan zich snel ergeren aan het feit dat adviezen veranderen en beschouwen het als een bewijs dat de wetenschap faalt, in plaats van het als een normaal wetenschappelijk proces te beschouwen. Dat veroorzaakt wantrouwen, en is een vruchtbare grond voor samenzweringstheorieën.

Wat kunnen we hieruit leren voor de klimaatcrisis ?

Het mandaat van een expert – een viroloog of een natuurkundige – is om advies te geven gebaseerd op empirische gegevens, bijvoorbeeld betreffende de verwachte gevolgen van de pandemie/de klimaatverandering, of betreffende de effectiviteit van voorgestelde beleidsmaatregelen.

Vanaf het moment dat een expert het heeft over proportionaliteit – hoe deze beleidsmaatregelen moeten worden afgewogen tegenover andere maatschappelijke belangen – spreekt hij in feite een waardeoordeel uit. Het is moeilijk om waardeoordelen te vermijden, maar waar mogelijk moeten deze waardeoordelen wel transparant gemaakt worden, zodat ze onderworpen blijven aan democratische controle.

Tot slot, hoe moet de politizering van de klimaatwetenschap en “fake news” worden aangepakt ? Communiceer over de wetenschap, en de beschikbare bewijzen. Toon de mensen hoe drogredenen in elkaar zitten. Corrigeer het beeld van een starre en zekere wetenschap, en leg aan de mensen uit hoe het wetenschappelijk proces in elkaar zit. Dit kan het vertrouwen in de wetenschap verhogen en helpen om misinformatie en samenzweringstheorieën tegen te gaan.

Conclusie

De COVID-19 pandemie is een ramp zoals de wereld die in lange tijd niet meer gekend heeft. Maar misschien kan er toch iets positiefs uit voortkomen. “Five Lessons from COVID-19 for Advancing Climate Change Mitigation” beschrijft hoe we de ervaring met de pandemie en de manier waarop deze crisis is aangepakt kunnen aanwenden om vooruitgang te boeken in de strijd tegen de klimaatverandering. Laat ons deze lessen ter harte nemen.

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!