Recensie -

Ella Baker, de spil van de burgerrechtenbeweging

60 jaar geleden haalde de burgerrechtenbeweging in de Verenigde Staten de eerste grote overwinning na een boycot van een jaar: de afschaffing van de segregatie in de bussen. Martin Luther King werd sindsdien het gezicht van die beweging. Hij was natuurlijk niet alleen. Op de achtergrond stonden figuren zoals Ella Baker (1903-1986).

maandag 12 december 2016 09:24
Spread the love

Over haar heeft Todd Moye het vlot leesbare boek “Ella Baker: Community Organizer of the Civil Rights Movement” geschreven. Zij was actief binnen de drie belangrijkste burgerrechtenorganisaties: eerst in de NAACP (National Association for the Advancement of Colored People), vervolgens in de SCLC (Southern Christian Leadership Conference) en ten slotte in de SNCC (Student Nonviolent Coordinating Committee). In alle drie hield zij leidende functies en was zij er verantwoordelijk voor het rekruteren en organiseren van mensen. “Haar immens organisatorisch werk legde de basis voor de strijd.”, benadrukt Moye.

Bijzonder interessant in zijn boek vind ik de beschrijving van de ideeën van Baker over de kracht van eenvoudige mensen en over welke organisatievormen sociale verandering kunnen bewerkstelligen. Dankzij haar jarenlange werk als organisator heeft ze haar ideeën kunnen toetsen aan de praktijk. Terecht vindt Moye die ideeën tegenwoordig nog even actueel en besteedt hij er daarom de nodige aandacht aan. Een bespreking.

Baker verwierf al heel jong organisatorische en leiderschapsvaardigheden. Ze was actief in de kerk en in de studentenorganisatie Young Women’s Christian Association. Op de universiteit kon ze als lid van het debatclub haar kritisch-denken en spreekvaardigheden aanscherpen.

Afgestudeerd liet Baker het organiseren niet los. De Young Negroes’ Cooperative League, voor wie ze in 1931 als nationale directeur werkte, structureerde ze als een netwerk van lokale coöperatieven, losjes aan elkaar verbonden door regionale raden en door een nationaal secretariaat. Ze begon actief leden te ronselen en nieuwe kernen te vormen. Algauw zou dit haar ware specialiteit worden, aldus Moye.

De economische crisis stak echter stokken in de wielen. De Young Negroes’ Cooperative League kwam in moeilijkheden en Baker verloor haar baan.

Na jobs als vormingswerker, eerst voor een bibliotheek en daarna voor een overheidsinstelling, wierf de NAACP haar uiteindelijk in 1941 aan.

Onder haar leiding breidde de NAACP haar aanhang sterk uit. Overal ging Baker over deze organisatie spreken: in bars, biljartzalen, nachtclubs, … Zij maakte er leden en richtte nieuwe afdelingen op. Tijdens publieke ceremonies overhandigde zij vervolgens de nieuwe bestuurders het charter van de NAACP.

Baker spoorde de afdelingen aan te werken rond thema’s die in hun lokale gemeenschap als probleem werden onderkend. Zij geloofde dat onrechtvaardigheden op vlak van burgerrechten best op het lokale niveau dienden te worden aangepakt en pleitte daarom om een organisatieniveau binnen de structuren van de NAACP op te richten op het regionale en statelijke vlak. Zo zouden de afdelingen samen eigen prioriteiten kunnen stellen.

Om de werking van die afdelingen te ondersteunen, organiseerde ze trainingen voor lokale bestuurders en actieve leden. Thema’s waren: “Technieken en strategieën van minderheidsgroepsactie”, “Ontwikkeling van programma’s “, …

Opmerkelijk is dat zij met haar visie over de rol van leden en afdelingen in conflict kwam met de leiding van NAACP. Tot dan toe had deze organisatie zich toegelegd op het bestrijden van raciale onrechtvaardigheden via de rechtbank.

De NAACP wist hoe ze daarvoor aandacht in de nationale media kon opwekken. Voor de leiding was de rol van de afdelingen dan ook heel duidelijk: inzamelen van geld en voorbereiden en organiseren van de juridische verdediging wanneer zich op hun grondgebied een voorval voordeed waar juridisch weerwerk mogelijk bleek.

Baker vond die rol echter te beperkt. Op basis van studie van de geschiedenis van organisaties, die voor sociale rechtvaardigheid streden, had zij eigen opvattingen over welke organisatievormen sociale verandering mogelijk maakten.

Zo was het haar overtuiging dat niemand alleen de wereld kon veranderen en dacht ze dat de juridische weg zoals de NAACP voorstond op zichzelf niet doeltreffend was om racisme en discriminatie te bestrijden. Want voor Baker waren gerechtelijke vonnissen slechts woorden op papier. Om de vonnissen werkelijk betekenis te geven, was de vastberadenheid van de basis nodig om de regering te verplichten het vonnis uit te voeren. Daarom geloofde ze in de noodzaak mensen te organiseren in kleine groepen gestructureerd in grotere samenwerkingsverbanden. Ze omschreef haar visie als “groep- gecentreerde leiderschap” en stelde die tegenover wat zij de “leider-gecentreerde organisatievormen” noemde. “Mijn theorie”, vertelde ze, “is dat sterke mensen, geen sterke leiders nodig hebben.” Baker dacht dat ze van de NAACP een massaorganisatie kon maken, en pleitte om de individuele leden en de afdelingen als een toegevoegde waarde en een sterkte te zien. “Het werk van de afdelingen is het levensbloed van de organisatie.”, beweerde ze.

Uiteindelijk nam Baker mede om persoonlijke redenen ontslag uit de NAACP. Na haar vertrek bleef de NAACP vasthouden aan de eigen juridische strategie. Er was binnen die organisatie geen ruimte voor andere actievormen, ook niet toen de zwarte gemeenschap in Montgomery overging tot de boycot van de bussen.

Om de leemte op te vullen ontstond een nieuwe organisatie: de SCLC (Southern Christian Leadership Conference) van Martin Luther King. Al snel vervoegde Baker de rangen.

De SCLC had echter een grote zwakte: bijna alle oprichters waren zwarte predikanten. Gezien hun achtergrond was het volgens Moye voorspelbaar dat hun werkwijze heel top-down zou zijn zoals in een kerk. De predikanten van de SCLC riepen bijvoorbeeld tot een “Kruistocht voor Burgerschap” op, maar vergaten het initiatief op het terrein te ondersteunen. Gelukkig voor hen konden zij daarvoor rekenen op Baker met haar ervaring als organisator. Via haar vroegere lokale contacten bij NAACP en via het lokale netwerk van de leden van SCLC mobiliseerde zij voor het initiatief.

King en het bestuur van SCLC zagen actie meer als een manier om de aandacht van de pers te halen, terwijl Baker ook kansen zag om hiermee een beweging van de grond te krijgen.

Zij bleef hameren op het belang van organisatieopbouw. Daarom richtte ze een vormingsprogramma voor leiders in en trok daarvoor Septima Clark aan, die al jarenlang ervaring had met het vormen van analfabete volwassenen.

Gedecentraliseerde werking van SNCC

En minder dan twee jaar na de eerste sit-ins hadden de studenten een eigen burgerrechtenorganisatie, in staat in alle uithoeken van de zuidelijke staten groepjes activisten uit te sturen. Dit had de NAACP en de SCLC hen niet weten voor te doen. “De inspanningen van de SNCC om kiezers te registreren en om de mensen te organiseren zou uiteindelijke de zuidelijke staten fundamenteel veranderen”, schrijft Moye in zijn boek.

In de SNCC kon Baker het best haar organisatievisie tot uitvoering brengen. “Een Vanuit SCLC organiseerde Baker in 1960 de Southside Youth Leadership Conference om actievoerende studenten bij een te brengen. Tussen februari en april 1960 hadden naar schatting een 50.000 studenten in verschillende zuidelijke staten deelgenomen aan sit-ins tegen segregatie in restaurants. Bijna 300 actievoerders en waarnemers gaven gevolg aan de uitnodiging. Zo zag de SNCC uiteindelijk het daglicht. Baker werd hierdoor de “moeder van SNCC”.

De studenten riepen uit dat hun organisatie actiegericht zou zijn. Dankzij Baker konden zij echter verschillen in opvattingen overbruggen. Zij overtuigde hen dat het verenigbaar was om tegelijk te werken aan kiezersregistratie en aan directe actie en verzekerde de studenten dat er voor éénieder een rol was weggelegd. Want niemand mocht zich verplicht voelen mee te doen aan risicovolle initiatieven in de zuidelijke staten. Belangrijk in de ogen van Baker was de van mijn leidende organisatiebeginselen is dat we geen strijd met de massa’s kunnen leiden zonder ons met hen te identificeren en zonder dat de mensen begrijpen wat hun mogelijkheden zijn”, vertelde zij. En verder: “Ik heb altijd gedacht dat we mensen nodig hebben die vooral geïnteresseerd waren om de leiderschapsvaardigheden bij anderen te ontwikkelen en niet zo zeer om zelf leider te worden.” Baker benadrukte dat niemand mocht onderschatten hoe moeilijk dit werk was en hoeveel geduld hiervoor vereist was, maar uiteindelijk was het volgens haar zeer effectief zoals ze met haar praktijk ook bewees.

J. Todd Moye. Ella Baker. Community Organizer of the Civil Rights Movement. Rowman & Littlefield Publishers 2015. 978-1-4422-1566-5

take down
the paywall
steun ons nu!