Foto: Esther Eggermont
Opinie - Paul Corthouts

Een visie op de Kunsten. Mag het iets meer zijn?

Een visie op de kunstensector mag best wat meer zijn dan een rekenkundige oefening. Zeker wanneer er bij die aftreksom voor het gemak van wordt uitgegaan dat onze artistieke sector zijn – ook internationaal hoog aangeschreven – vindingrijkheid en verrassingskracht zou kunnen behouden zonder een voortdurende interne dynamiek en dito investering vanuit de gemeenschap.

woensdag 25 maart 2015 18:05
Spread the love

Cultuurminister Sven Gatz legt deze dagen de laatste hand aan de ‘Visienota Kunsten’, een document waarin hij wellicht reflecteert over de plaats van het artistieke in onze samenleving en, vanuit beleidsoogpunt, een toekomstbeeld schept voor de Kunsten in Vlaanderen. Rond 1 april zal de minister zijn visienota overhandigen aan het Vlaams Parlement, waarna hierover een maatschappelijk debat kan gevoerd worden.

Naar deze nota wordt uitgekeken. En niet enkel door de kunstensector. Want de uitdagingen waarvoor we allen staan zijn niet gering. Welke rol kunnen de kunsten spelen in een samenleving waarin steeds meer mensen uitgesloten zijn of zich uitgesloten voelen? Op welke wijze geven we, via het onderwijs, de kans aan kinderen en jongeren – ongeacht hun culturele achtergronden – om met het artistieke in contact te komen, waarbij ze, voor nu en later, sleutels toegestopt krijgen om naar betekenis te zoeken? Hoe kunnen we, via de openbare omroep, opnieuw op een vanzelfsprekende wijze aandacht geven aan en krijgen voor schoonheid, voor verwondering?

Ook al ligt de ‘Visienota Kunsten’ nog in een kladversie op de werktafel van de minister, toch nam Vlaams Parlementslid Marius Meremans (N-VA) vandaag in een opiniestuk in De Standaard (“Kiezen wordt de kunst” – DS 25.03.’15) al een voorschot op deze tekst. Of is het eerder een schot voor de ministeriële boeg.

De heer Meremans vergelijkt de kunstensector – één van de weinige maatschappelijke domeinen die nog niet door een verwoestende competitiedrift is vergiftigd – met een voetbalcompetitie. Hij omschrijft hierbij zijn ideale kunstenlandschap als een voetbalveld waarop best minder dan 11 spelers per ploeg zijn opgesteld. Voor hem is het voldoende dat er ‘scorende spitsen’ op het terrein lopen. Het geven van diepe passen en assists blijkt in zijn ogen van verwaarloosbaar belang. Hij vertaalt dit beeld in de uitspraak ‘eerder kiezen voor kwaliteit dan voor kwantiteit’. Dat is een goed klinkende maar bijzonder heimelijke boutade. Want er wordt onuitgesproken mee aangegeven dat het huidige kunstenveld zou bevolkt zijn met een overdaad aan kunstenaars en kunstenorganisaties, die bovendien te weinig waardevolle arbeid zouden leveren. Niets is minder waar.

Een samenleving heeft nooit een ‘teveel’ aan kunst. In Vlaanderen hebben we tot op heden een fijn geaderd netwerk van culturele plekken, artistieke organisaties en kunstenaars. Zij zorgen ervoor dat er dagelijks duizenden mensen in Vlaanderen en Brussel kunnen deelnemen aan cultuur. Ondanks dit rijkgeschakeerd aanbod, zijn nog heel wat tentoonstellingen, dansvoorstellingen, concerten te snel uitverkocht.

De Kunstensector maar ook de Vlaamse beleidsverantwoordelijken (en niet alleen deze voor het kunstenbeleid) lopen graag te koop met de weerklank die onze artistieke werkingen internationaal krijgen. Terecht. Het respect – noem het gerust jaloezie – vanuit het buitenland voor de Vlaamse artistieke productie en dynamiek is grenzeloos. Het succes van het Vlaamse artistieke bedrijf is overigens alomvattend en is dus op geen enkele manier gerelateerd aan de schaal van onze organisaties. Ook (vooral?) onze middelgrote en kleinschalige organisaties bouwen een relevante en inspirerende internationale artistieke werking uit. Werkvormen als kunsteducatie en sociaal-artistieke praktijk – in se gerealiseerd door kleinschaligere organisaties – zijn vanuit internationaal oogpunt uniek en oogsten niet enkel belangstelling in de buitenlanden, maar ook prijzen en onderscheidingen.

Kwaliteit noch kwantiteit is dus een probleem. De samenleving zal er dus niet gelukkiger van worden en de kunstensector zal dus niet beter functioneren indien net hierop wordt ingegrepen. De armslag van de kunsten wordt niet vergroot door een been te amputeren. Ook al zou dit op het voetbalveld dat Marius Meremans voor ogen heeft niet eens veel verschil maken. Gescoord wordt er toch niet, ondanks de hinkende spitsen.

De kunstensector is één samenhangend geheel, één levend corpus, waarvan de onderlinge dynamiek cruciaal is voor de goede werking van het geheel. Deze algemene dynamiek verdient de volle aandacht van het Vlaamse beleid, een aandacht die niet los kan staan van de bekommernis dat ook op het niveau van de individuele organisatie de nodige middelen ter beschikking worden gesteld om levensvatbaar – dus performant – te kunnen werken. Door gemakkelijkheidshalve te stellen dat dit een probleem dat maar door de lokale besturen moet worden aangepakt, ontloopt een Vlaams Parlementslid zijn verantwoordelijkheid.

Maar, vooral: kan een beleidsvisie op de artistieke rijkdom van onze samenleving alstublieft eens eindelijk in eerste instantie over iets anders gaan dan over centen? Kan eindelijk een beleidsverantwoordelijke zijn dromen en verwachtingen uitspreken over hoe onze samenleving er in de nabije toekomst best zou uitzien en welke plaats/rol de kunsten er kunnen, mogen en moeten in spelen? Kan het eindelijk eens over inhoud gaan? Van Marinus Meremans hebben we dit niet mogen horen. We hopen van harte dat de minister in zijn visienota wél getuigt van inhoudelijke ambitie. Want het voortdurende reduceren van het debat tot de financiële kwestie zijn wij zo moe als koude pap.

Paul Corthouts is directeur beleid van oKo (Overleg Kunstenorganisaties), sectorfederatie van de professionele kunsten

take down
the paywall
steun ons nu!