Wat een toeval dan
dat de strijders van ISIS niet alleen alsmaar verder doordringen in het gebied
waar heel wat Yazidi’s wonen, maar dat ze ook alsmaar dichter komen bij belangrijke
oliepijpleidingen en strategische raffinaderijen waar heel wat buitenlandse
bedrijven grote aandelen in hebben.
De
werkelijke reden achter de interventie lijkt dan ook geenszins de
onbaatzuchtige en humanitaire bevrijding te zijn van bepaalde
bevolkingsgroepen. Ook deze keer gaat het vooral om de bescherming van
strategische economische belangen.
Daarmee wil
ik natuurlijk niet beweren dat een werkelijk humanitaire interventie niet
mogelijk of nodig is. Wel in tegendeel. De nood aan interventie kan soms zeer
groot zijn. Er is immers ook nood aan een interventie in Libië, een land dat
door de EU compleet verwoest en in chaos werd achtergelaten (hoewel de media geen
enkel verslag doen van ook maar de kleinste gruweldaden die zich daar op dit
moment voltrekken); er is ook nood aan een interventie in Syrië (waar de VS een
interventie nu al meer dan een jaar consequent uit de weg gaat, zelfs al had
men aangegeven te zullen interveniëren wanneer de grens van het gebruik van chemische
wapens werd overschreden – wat ook gebeurd is); en er is ook nood aan
interventie in Palestina aangezien de geleidelijke uitroeiing van een complete
bevolkingsgroep niet enkel voortkomt uit de gewelddadige arrogantie van Israël
of de agressie van Hamas die verwoesting over zichzelf uitroept maar even goed
een collectieve last is op de schouders van de EU en de VS die beiden niet
alleen in de creatie maar ook in de verderzetting van dat conflict een enorme
rol speelden.
MAAR – en dit
is een maar die bol staat van de nadruk – als Gandhiaan kan ik me eigenlijk enkel
achter GEWELDLOZE interventies scharen. Ik weet echter dat elk voorstel van
geweldloze actie in de context van langdurige en verharde conflicten dikwijls
al snel als naïef wordt bestempeld. Daarom voeg ik er meteen een paar concrete
voorstellen aan toe. Ik beperk me in deze tot de huidige kwestie in Irak.
- We (en met ‘we’ bedoel ik de internationale
gemeenschap) kunnen beginnen met de olieontginning terug te geven aan Irak. Dit houdt in dat we een einde moeten maken aan
de privatisering van Iraakse olie door buitenlandse bedrijven. Om dat te doen
moeten we de pijpleidingen en raffinaderijen in de handen leggen van Iraakse
bedrijven en ondernemers. Die bedrijven en ondernemers zouden dan best ook niet
verbonden zijn met topfiguren uit de huidige overheid of buitenlandse
bedrijven. Dat betekent echter dat de wetten die werden opgesteld aan het einde
van de oorlog in Irak en die buitenlandse bedrijven toelaten om enorme aandelen
te hebben in Iraakse oliebedrijven, moeten herroepen worden. Het betekent ook
dat de beslissingen over wie contracten en deals kan sluiten gedemocratiseerd
moeten worden. In plaats van enkele technocratische stromannen over dit soort
zaken te laten beslissen, kunnen we ze bijvoorbeeld overlaten aan een
democratisch verkozen raad zodat de Iraakse olie uiteindelijk toch bij het
Iraakse volk terecht komt – wat vandaag niet het geval is aangezien gigantische
percentages van de winsten uit Iraakse olie onmiddellijk naar het buitenland
vloeien. - We kunnen huizen bouwen voor de meer dan 4 miljoen
binnenlandse vluchtelingen die hun huis moesten verlaten als een gevolg van de
tweede Golfoorlog. -
Deze huizen mogen niet door buitenlandse
bedrijven gebouwd worden maar de hele klus moet de mogelijkheid bieden om vele
duizenden Iraki’s aan het werk te zetten die zonder enige hoop in de toekomst
in hun land rondzwierven. Want dit gebrek aan hoop in de toekomst veroorzaakte
op heel begrijpelijke wijze heel wat woede en al even begrijpelijk draaide die
woede om in frustratie. Wanneer we wat dieper graven naar de motieven van de
jihadi’s, ben ik behoorlijk zeker dat grondig onderzoek zal uitwijzen dat die
frustratie een veel grotere factor was dan religie in hun keuze om zich bij een
groep als ISIS aan te sluiten. -
We kunnen compensaties bieden aan de 100.000
families die hun geliefden verloren door (de gevolgen van) de tweede
Golfoorlog. -
We kunnen alle militaire aanwezigheid wegnemen
(ook die aanwezigheid die voor de bescherming zorgt van buitenlandse invloed in
wat essentieel Iraakse grondstoffen zijn) en ze vervangen door ‘geweldloze
troepen’. Deze ‘troepen’ begrijp ik dan als een soort ‘leger’ van verpleegsters,
onderwijzers en opbouwwerkers die de Irakezen kunnen ze helpen om scholen en
ziekenhuizen te bouwen en allerhande landbouwwerk weer leven in te blazen. Laat
ons dan maar eens zien hoeveel mensen zich nog bij ISIS zullen aansluiten
wanneer ze merken dat de buitenlandse militaire macht (die zich uiteraard niet
beperkt tot het militaire apparaat van eender welk land maar ook uit vele
huurlingen bestaat die door ‘beveiligingsfirma’s’ worden ingezet) zich
terugtrekken en wanneer ze duizenden mensen mogen begroeten die hen komen
helpen om hun land terug op te bouwen. - We kunnen uiteraard ook heel eenvoudig onze
diplomatische inspanningen verhogen en gesprekken voeren met alle partijen om
tot haalbare oplossingen te komen – ook met de leiders van ISIS. En wanneer
mensen zeggen: “Maar je kan helemaal geen zinnige dialoog voeren met groepen
zoals ISIS!” dan kan ons antwoord zijn: “Er is nog veel minder mogelijkheid tot
dialoog met bommen.” -
En als laatste, maar hoegenaamd niet als minste:
we kunnen onmiddellijk elke vorm van steun aan eender welke gewapende
groepering wegnemen – ongeacht of het nu over de rebellengroepen of de regering
gaat. In de plaats daarvan zouden we onze volledige steun moeten bieden aan
individuen en groepen die wensen over te gaan tot geweldloos verzet en
burgerlijke ongehoorzaamheid wanneer de nood zich voor doet. (En die individuen
en groepen zijn er altijd, alleen hebben we nogal de neiging van ze totaal te
negeren.) We kunnen hen helpen om hun geweldloos verzet en hun burgerlijke
ongehoorzaamheid op een efficiënte manier in te zetten tegen zowel de corrupte
regering als tegen agressieve rebellen en tegen buitenlandse bezetters. Op die
manier kunnen we steun bieden in een werkelijk streven naar onafhankelijkheid
en emancipatie. Mensen zoals Gandhi, Luther King, Mandela en vele anderen
hebben ons al lang laten zien hoe dat precies in zijn werk kan gaan.
Ik ben er van overtuigd dat de kosten van dergelijke maatregelen waarschijnlijk lager zouden zijn dan de kost van militaire uitgaven in een steeds opnieuw aangewakkerd conflict. Toegegeven, de winsten zouden ook een pak lager liggen. En daar ligt het werkelijke knelpunt.
Dus tot
wanneer geweldloze interventie een mogelijkheid is, zal ik de voorgestelde
interventies vooral hypocriet vinden – zeker wanneer ze als humanitair worden
voorgesteld terwijl ze dat geenszins zijn. De meer dan tien jaar oude
‘interventie’ in Irak is dat immers nog nooit geweest.
Maar zolang de
mogelijkheid van geweldloze interventie niet eens tot de voorstellen behoort, zal
het ook een onmogelijkheid blijven. Zoals het gekende gezegde luidt: Oog om oog
maakt uiteindelijk de hele wereld blind.
***
“Those who love peace must learn to organize as effectively as those who love War” (Martin Luther King)