Een ouderwets verhaaltje

Een ouderwets verhaaltje

zondag 23 november 2014 08:48
Spread the love

Het is in het dorp (dat wij onderhand al zo goed kennen) allemaal begonnen met het slimme jongetje van de vijfde klas. Slim is misschien het goede woord niet. Het jongetje kon helemaal niet goed overweg met hamer en zaag, en tekenen vond hij maar tijdverlies. Voor zang was hij wat verlegen, en moest ‘spelen met andere kinderen’ een vak geweest zijn, hij zou zwaar onvoldoende gekregen hebben. Daar stonden echter geen punten op. Maar rekenen kon hij wel. “Fameus goed”, vond de leraar, die zelf ook een rekenknobbel had. Zo goed zelfs kon het jongetje rekenen dat op den duur iedereen in het dorp wist van de slimmerik uit de vijfde klas.

Daarmee moest men dus verder gaan. En zo trok het slimme jongetje naar een ver land om zijn rekenhersentjes maximaal te ontwikkelen. Nu had men in dat land ontdekt dat een computer nogal wat kon, en het spaarde daarenboven heel wat uit. Bijgevolg stak het slimme jongetje, dat inmiddels een hele slimme man was geworden, er een heleboel op.

Toen nu de hele slimme man naar zijn dorp terugkeerde was de burgemeester wat blij dat het rekenwonder voor hem wou werken. Want de burgemeester had al zoveel werk met het knippen van linten, het houden van plechtige toespraken en het bezoeken van gouden en briljanten bruiloften.

De plannen van de slimme man vond de burgemeester direct goed. “Uitstekend zelfs”, voegde de burgemeester eraan toe. En dat om twee redenen. Vooreerst begreep de burgemeester van de plannen geen snars, en ten tweede durfde hij niet te zeggen dat hij er geen snars van begreep. En dus moesten de plannen van de slimme man door het bestuur van de gemeente direct worden uitgevoerd. “Stante pede”, commandeerde de burgemeester nog, en trok toen naar een eerste steenlegging met receptie achterna.

De plannen van de slimme man waren zo groot als ze eenvoudig waren. Alle werkzaamheden van het dorp moesten aan de computer op het gemeentehuis doorgegeven worden. De bakker, de cafés, de winkels, het zwembad, de openbare wc’s, het bejaardentehuis… alles was verbonden met de grote gemeentehuiscomputer die de wonderslimme man had ontworpen. De gegevens die de mensen doorseinden werden verwerkt en kwamen op de grote gemeenteraadstafel. De zetelende gemeenteraadsleden bekeken de cijfers en namen daarna beslissingen om het dorp nog beter te besturen.

Iedereen vond het een schitterend idee. Was er dan geen kritiek, hoor ik je denken. Eén keer was er een ambetant raadslid dat moeilijk deed en tegen stemde, maar die werd dan ook niet meer verkozen en prompt het dorp uitgekeken. “Wat denk je wel, de ideeën van de wonderslimme man in vraag te durven stellen”, hoonden de inwoners van het computerdorpje. 

Zo bestuurde de slimme man het dorp in zijn eentje. Wel had men wat elektriekers nodig die hier een daar een draadje moesten solderen, maar voor de rest voerde men maar uit wat de slimme man en zijn computer vroegen. Iedereen deed zo, dus was het toch maar normaal, niet ? Ook waren al een resem andere dorpen komen kijken naar de nieuwe, creatieve aanpak. Je kan de afgunst begrijpen van al die burgemeesters toen zij al die ongelooflijk slimme uitleg hoorden.

Vraag is, ging het nu allemaal zoveel beter dan vroeger ? Ogenschijnlijk wel. En men was nu eenmaal met iets begonnen, de bal was aan het rollen, de façade was opgebouwd en men kon niet meer terug. Als er iemand wat opmerkingen had was hij ofwel oerdom, ofwel tegendraads, ofwel ouderwets, ofwel aartslui, ofwel alle vier te samen. En gaf men toch toe dat niet alles perfect was dan waren dat ofwel schoonheidsfoutjes, ofwel kleinigheden, ofwel normale ontwikkelingen daar men in een experimentele fase vertoefde, ofwel een klein schoonheidsfoutje eigen aan de experimentele fase.

‘s Avonds mijmerden sommigen over hun vroegere tijd. Toen iemand leiding kreeg die ervaring had, en veranderingen met mondjesmaat en na wijs beraad werden ingevoerd. “Hopeloos voorbijgestreefd”, schuddebolden ze dan. “Vandaag gebeurt alles op het razendsnelle ritme van de gemeentehuiscomputer. Beleid wordt gevoerd door geleerde bollebozen die met grafieken de weg haarfijn hebben uitgetekend”. En de volgende dag trokken zij mistroostig naar hun werk om de beoogde beleidsopties te halen. Want dat moest. De computer had immers alles keurig berekend. Het kon dus niet meer fout gaan.

Ook al wist eigenlijk iedereen beter. Zo kwam er stilaan de mot in het geniale systeem. Er groeide namelijk een steeds grotere kloof tussen cijfers de werkelijkheid. Men vulde maar wat in, het belangrijkste was namelijk dat de cijfers klopten. En niemand durfde nog het ongenoegen, de onvrede, de idiotie te verwoorden.

Eigenlijk zat iedereen een beetje in het complot van de grote komedie. De bakker maakte per dag wel duizend broden, maar ze werden steeds kleiner. En toen de computer vaste maten gaf, zette hij de oven tien graden hoger en deed wat meer water en minder bloem in zijn deeg. En toen de computer ook dat doorhad, deed de bakker er één of ander scheikundig spul in.

De schoolmeester moest zoveel tabellen invullen en reglementen lezen dat hij zo moe in de klas aan kwam dat hij de leerlingen maar wat liet lezen in het grote computerboek. En de bediende op het gemeentehuis werd er langzamerhand depressief van omdat hij meer statistiekjes, controlepapiertjes en administratieve stapjes moest invullen, dan zijn eigenlijke werk te doen. En toen zijn baas hem dan nog verweet een karottentrekker te zijn, was hij wat blij toen hij op pensioen kon.

Zo stierf het dorp langzaam weg. Ogenschijnlijk was er niets aan de hand, maar de mensen trokken wel één na één naar andere dorpen. Ach, ze hadden allemaal hun reden. Bij familie wonen, of omwille van de regen, of omdat één of andere aardstraal onder hun huis liep. Maar de echte reden was dat het dorp onleefbaar was geworden. Zo moesten steeds minder mensen er voor zorgen dat de cijfers klopten, en de beleidsopties van de gemeenteraad gehaald werden. En dat werd natuurlijk altijd moeilijker. Zo trokken steeds meer mensen uit het dorp weg.

En de burgemeester met zijn gemeenteraadsleden en de wonderslimme man, vraagt u. Wel, die zaten genoegzaam in de grote building met op de witgeschilderde gevelmuur in bronzen kunstletters ‘gemeentehuis’. Het gezelschap had zichzelf getrakteerd op een rijkelijke lunch met toetje na. Dik verdiend en niet zonder reden vonden zij, want de cijfers gaven eens te meer een steile groei weer. De toekomst zag er dus rooskleuriger uit dan ooit.

take down
the paywall
steun ons nu!