Een gesprek met een sympathieke feministe

Een gesprek met een sympathieke feministe

maandag 18 maart 2013 15:42
Spread the love

Onlangs had ik een gesprek met een sympathieke feministe. Het was niet zo een boze salopet dragende feministe met massa’s okselhaar en die je af en toe een draai om je oren geeft met haar beha als je niet aandachtig naar haar blijft luisteren. Ze was iemand met brede schouder, wilde krullen en een Palestijnse sjaal. Neem me niet kwalijk, maar ik kon het echt niet laten om met stereotypen te gooien.

Ze zei dat ze snakte naar een stabiel gezinsleven. Een kind, een kat, een mannetje, enzovoorts. Ze was het beu om te strijden, beu om boos te zijn. Ze had alles al meegemaakt. Een wereldreis gemaakt. Met een vrouw geweest. Aan de coke en de bollen gezeten. Een relatie gehad met een oudere filosoof. En ze besefte dat haar kont niet eeuwig strak bleef.

Ze zei dat ze iemand zocht met bredere schouders dan haar. Iemand met niveau en die vlot in de omgang is, die aanwezig is in het straatbeeld. Hij mag zeker niet verlegen zijn en hij moest een flinke portie zelfvertrouwen hebben. De man moest zelfs een tikkeltje neigen naar de agressieve kant.

‘Zulke mannen zijn moeilijk te vinden,’ antwoordde ik.

Het was de eerste keer dat ik een zekere schroom in haar zag, maar met een ietwat mompelende stem bekende ze het toch. Ze verlangde naar een ‘patser’. Het was iets waar ze niets aan kon doen, het was sterker dan haarzelf, misschien kwam het door al de endorfine in haar lichaam.

Ze kampte met een identiteitscrisis. Want een feministe en een patser dat is als een trede en een rolstoelpatiënt: gezworen vijanden.

Ze had het gevoel dat ze al die tijd een excuustruus van het feministische kamp was.

Ze begon haar ontreddering wat uit te leggen. Tegenwoordig heb je feministen in alle kleuren en maten. Man, vrouw, truttig en radicaal, met hoofddoek of zonder. Het feminisme is een negatief woord geworden.

Vele vonden dat de strijd al gestreden was en daarom waren de feministen al geruime tijd onzichtbaar. Het woord feminisme staat nu voor okselhaar onder bejaarde oksels.

Haar ontreddering veranderde opnieuw in strijd. Ze vond dat ze op agressieve wijze aanwezig moeten zijn. Dat het feminisme ook de straat moet dienen en daarom kunnen feministen veel van patsers leren. Patsers wachten niet af, patsers zijn roofdieren.

‘Wij moeten ook roofdieren zijn,’ zei ze.

Ik vond dat het geen steek hield. Waarom viel ze op een man dat de hele dag met een half oog staat te loeren naar elke loslopende vrouw met twee benen. En had ze geen benen, dan loerde hij nog.

Ze legde alles haarfijn uit: dat patsers eigenlijk een aai over hun bol nodig hebben. Wanneer je patsers van repliek dient, eindigt het meestal in een soort gestamel van een aap die naar een nootje hengelt. Diep van binnen hebben die patsers een klein hartje. Diep van binnen zijn het schapen. Ze doen neurotisch omdat ze weten dat ze een beperkte houdbaarheidsdatum hebben. Eigenlijk moet je van hun sterkte zwakheden maken en omgekeerd. Patsers zijn bovendien heel makkelijk te kneden. En wie kan de man het makkelijkst kneden: feministen. We hebben zelfs veel gemeen. Allebei ontkennen we dat we feministen of patsers zijn. Allebei blaken we van zelfvertrouwen. Bij ons wordt het nooit saai en zullen de vonken van uitspatten. Ik geloof dat wij zelfs het ideale koppel kunnen zijn. Zolang ik de broek maar draag.

take down
the paywall
steun ons nu!