Een geschiedenis van Syrië in de twintigste eeuw (3): Van de Tweede Wereldoorlog tot de machtsovername van de Baa’th-partij (1940-1963)

Een geschiedenis van Syrië in de twintigste eeuw (3): Van de Tweede Wereldoorlog tot de machtsovername van de Baa’th-partij (1940-1963)

zaterdag 2 juni 2012 13:07
Spread the love

1. De Tweede Wereldoorlog

Syrië en Libanon waren Franse mandaatgebieden aan het begin van de Tweede Wereldoorlog in 1939.  In juli 1939 nam presidents Hashim al-Atassi ontslag owv de afgave van Hatay/Alexandretta/Iskenderun aan Turkije door de Fransen. Na deze actie sloten de Fransen voor de derde keer het parlement, schaften ze opnieuw de grondwet af, richtten ze een Franse raad op die direct Syrië zou besturen en vormden ze opnieuw aparte regimes voor Alawitisch Latakia en Jabal Druze.

In mei 1940 viel Nazi-Duitsland Frankrijk binnen en in juni leden de Fransen een nederlaag in Europa. Er waren nu twee Franse regeringen: de collaborerende Vichy-regering olv Philippe Pétain en de Vrije Fransen in Londen olv Charles de Gaulle. Het Franse mandaatgebied Syrië en Libanon bevond zich nu tussen deze twee vuren. Duitse agenten kwamen nu de mandaatgebieden binnen op zoek naar steun voor hun zaak en om eventueel de controle in het Midden-Oosten over te nemen van de Fransen en de Britten. De Syriërs kwamen de straat op owv de slechte economische omstandigheden die de oorlog  met zich meebracht: voedseltekorten, de val van de Franse franc (waaraan de Libanese en Syrische munt gekoppeld waren). Het Vichy-beleid in Frankrijk zette nieuwe regeringen op in Libanon en Syrië. Maar dat maakte de sfeer enkel maar meer gespannen. De Syrische leiders (en de Libanezen) eisten nu volledige onafhankelijkheid, nu de Fransen zo zwak stonden. Ze wilden allerminst geregeerd worden door nieuwe kolonisatoren als Nazi-Duitsland of fascistisch Italië.

In de lente van 1941 begonnen Duitse “toeristen” in Syrië een probleem te vormen voor de Britten. Deze Duitsers gebruikten Syrische vliegvelden om de Iraakse pro-Duitse leider Rashid Ali te hulp te komen. In juni 1941 vond een invasie plaats van Syrië door Britse, Australische, Indische, Vrije Franse en Jordaanse troepen (net na de Britse landingen en machtsovername in Irak in april-mei 1941). Het verzet was verrassend sterk tegen de invasie, maar uiteindelijk slaagden de geallieerde troepen in hun opzet en bezetten ze Beiroet en Damascus.

De Vrije Fransen benoemden de oude Taj al-Din al-Hasani opnieuw tot president van Syrië en erkende Syrië (en Libanon) als onafhankelijke en vrije republieken. In werkelijkheid wilden ook de Vrije Fransen de controle over het mandaatgebied niet afstaan. Maar de echte macht lag nu bij de Britse troepen: ze trokken Syrië binnen in het sterling-blok (de munteenheid van Syrië heet nog altijd het Syrische pond). Deze actie maakte de Vrije Fransen ervan overtuigd dat de Britten de macht wilden overnemen in ‘hun’ mandaatgebied.

Deze acties zorgden voor acties van de nationalisten. Ze organiseerden stakingen en demostraties, samen met vakbonden, vrouwengroeperingen en communisten. Deze acties hadden resultaat. In 1943 werd de grondwet opnieuw in werking gesteld en er vonden opnieuw verkiezingen plaats. Shukri al-Kuwatli werd de nieuwe president van Syrië (en zou dat blijven tot 1946). De Syriërs gingen nu nog een stap verder en lieten in hun grondwet alle verwijzingen naar de Fransen schrappen. De Fransen moesten vertrekken. In 1944 erkenden de nieuwe supermachten, de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten, Syrië als een onafhankelijke staat. Daarop verklaarde Syrië de oorlog aan de Asmogendheden. Daardoor mocht Syrië stichtend lid worden van de Verenigde Naties, de opvolger van de Volkenbond. Syrische nationalisten hadden nu de steun van de Sovjets en de Amerikanen. De Fransen moesten voorlopig inbinden.

2. Onafhankelijk Syrië (1945-1958)

Nu de Tweede Wereldoorlog was afgelopen, beschikten de Syriërs eindelijk over een eigen, onafhankelijke staat. Meteen volgde een afrekening met het Franse mandataire bewind: alle Franse scholen werden gesloten in 1945. Uiteraard was het Syrische nationalisme gericht tegen de Europese imperiale grootmachten. Maar het richtte zich ook op de ideologie van het pan-Arabisme: een unie van alle Arabieren in een eengemaakte Arabische staat. Apart was elke Arabische staat in de regio slechts een speelbal van de grootmachten; samen zouden ze sterker staan. Maar ieder land in de regio had andere ervaringen met het mandaatsysteem achter de rug. En zouden andere staten wel bereid zijn de leiding van die eengemaakte staat af te staan aan de Syriërs of aan de Irakezen?

In 1945 richtten verschillende Arabische staten de Arabische Liga op, met actieve medewerking van Syrië. Ze beloofden plechtig samen te werken tegen de vestiging van een Zionistische staat in Palestina. Syrië nam in 1948 deel aan de eerste Arabisch-Israelische oorlog, maar het Syrische leger zette weinig zoden aan de dijk. Er was weinig enthousiasme in Syrië om Syrisch bloed te laten vloeien en dan de invloed van de koningen Abd Allah van Transjordanië of Faruq van Egypte te zien groeien.

In 1949, na de nederlaag in de oorlog met Israel, pleegde stafchef Husni Za’im een staatsgreep. Za’im arresteerde president Shukri al-Kuwatli en de belangrijkste ministers. De bevolking keurde de staatsgreep goed om verschillende redenen. De Damasceense oligarchie die het land bestuurde was niet populair. De oorlog met Israel was geëindigd met een nederlaag. Corrputie tierde welig en in de grondwet stond dat de president zichzelf mocht opvolgen. Na de staatsgreep werd Za’im eerste minister en liet hij alle politieke partijen verbieden.

Za’im schoot snel uit de startblokken. Hij sloot een staakt-het-vuren met Israel. Daarnaast stelde hij een unie voor met (het  Hashemitische koninkrijk) Irak. De andere koninkrijken Saudi-Arabië en Egypte vreesden voor Hashemitisch bestuur in Syrië. Ze trokken snel alle diplomatieke en financiële steun terug uit Syrië. Daardoor moest Za’im zijn unie-plannen met Irak opbergen. Zodoende werd hij ‘slechts’ president van de Syrische republiek. Tot afgrijzen van de Arabische nationalisten leek Za’im enkele aspecten uit de Franse mandaatperiode te herstellen. Zo werd het Frans, naast het Arabisch, officiële taal van Syrië. Na vier maanden aan de macht, werd Za’im aan de kant geschoven door generaal Sami al-Hinnawi. Al-Hinnawi liet daarop Za’im executeren. Nog eens vier maanden later was het bijltjesdag voor al-Hinnawi. In zijn plaats kwam kolonel Adib Shishakli aan de macht, die zijn positie snel wist te consolideren, ondanks de politieke chaos in Syrië.

In 1953 benoemde Shishakli zichzelf tot president en eerste minister. Een jaar later, 1954, werd hij aan de kant geschoven door een opstand in het leger. Shishakli vluchtte naar Brazilië waar hij in 1964 zou worden vermoord. De coupplegers stelden de grondwer opnieuw in en riepen het parlement opnieuw samen. In 1955 werd Shukri al-Kuwatli opnieuw president. Maar het politieke klimaat in Syrië en in het hele Midden-Oosten bleef erg instabiel: pan-Arabische eenheid werd niet bereikt. En Egypte, Saudi-Arabië en Irak vochten om invloed te verwerven in Syrië. Toch was er ruimte voor enige economische groei. De meerderheid van de bevolking leefde van de landbouw. De landbouwopbrengsten stegen doordat in het noordoosten van Syrië, aan de Eufraat, de oogsten goed waren. Syrië kon zijn tarweopbrengsten verdubbelen tijdens de jaren 1940 en 1950.Dit had tot gevolg dat de Bedoeïenen stelselmatig meer sedentair gingen leven. Er waren ook plannen om arme en landloze boeren te helpen, maar deze bleven dode letter.

Het politieke klimaat in Syrië bleef erg instabiel. Schandalen en complotten waren aan de orde van de dag. Linkse Syrische politici vreesden een invasie van hun land door Turkije, Irak en Saudi-Arabië, landen die werden gesteund door de Verenigde Staten. Het regime van al-Kuwatli had nu wapens nodig om zich tegen deze (vermeende) dreiging te verdedigen. Kuwatli besloot het voorbeeld van Nasser te volgen en wapens te kopen van de Sovjet-Unie en zich zo te verzekeren van Sovjethulp tegen Amerikaanse plannen.

De Syrische buitenlandse politiek werd bepaald door tegenstand tegen het Zionisme en Israel. Aan de grens tussen Syrië en Israel waren gewapende invallen van beide kanten schering en inslag. In 1955 voerde het Israelische leger een grootschalige aanval uit op Syrië. De Syriërs gaven de Verenigde Staten de schuld voor hun nederlagen en frustraties, omdat de VS werd geïdentificeerd met het kolonialisme en met Israel. Toen het Sovjet-blok anti-Israelisch werd, sloot Syrië zich hierbij aan onder het motto: “De vijand van mijn vijand is mijn vriend.” Met de opkomst van Nasser in Egypte vanaf 1956, wilden vele Syriërs een pro-Egyptische koers varen. Vooral jonge officieren in het leger waren felle supporters van Nasser. Ze wilden ook zo’n revolutie als Egypte had gehad vanaf 1952. In 1956 had Nasser het Suezkanaal genationaliseerd, wat een grote overwinning was voor de Egyptische leider.

3. Syrië verenigd met Egypte (1958-1961)

Op 22 februari 1958 werd de unie tussen Egypte en Syrië officieel afgekondigd. Nasser werd president en Kuwatli vice-president van wat genoemd werd de Verenigde Arabische Republiek. De Republiek was opgedeeld in twee gebieden: Egypte en Syrië. In Syrië werden nu alle politieke partijen opgeheven. De Republiek xwas een succes in die zin dat er zich een verenigde militaire en politieke structuur vormde. Er was echter één probleem: Egypte en Syrië lagen 950 km van elkaar verwijderd (Israel lag ertussen in). Syrië en Egypte hadden ook verschillende economieën en sociale gewoontes. Egypte had in de praktijk de overhand omdat de Egyptische bevolking veel groter was dan de Syrische. Egypte trachtte een Egyptische visie op te leggen aan Syrië (bvb wat landhervorming betreft).

De kersverse unie werd daarnaast nog geplaagd door felle droogtes en mislukte oogsten tussen 1958 en 1960. In 1958 werd de grens met Libanon gesloten (Libanon was de grootste handelspartnet van Syrië en wilde de unie niet bijtreden omdat de maronitische christenen dat niet wilden. De moslims wilden wel. Er brak toen in Libanon een bijna-burgeroorlog uit). Er was nu in Syrië een schaarste aan bijna alles, als gevolg van de oriëntatie naar de Sovjet-Unie en Egyptische grenscontroles aan de grens met Libanon. De gewone Syriërs waren te vinden voor de unie met Egypte, maar de Syrische elite zag de tweederangspositie van hun land binnen de unie niet zitten. De landhervormingen beknotten hun positie en rijkdom. Handelsbeperkingen gingen in tegen hun kansen in de zakenwereld. Het Syrische leger knarsetandde over de dominantie door de Egyptische officieren. In september 1961 pleegde het leger een succesvolle staatsgreep. Daarop deel Nasser met tegenzin afstand van ‘zijn’ Verenigde Arabische Republiek en werd Syrië weer een onafhankelijke staat.

take down
the paywall
steun ons nu!