Een constructieve EU-kritiek: van ‘Who the fuck is Olli Rehn?’ naar wat zou de Europese Commissie wél moeten doen?

Een constructieve EU-kritiek: van ‘Who the fuck is Olli Rehn?’ naar wat zou de Europese Commissie wél moeten doen?

vrijdag 13 januari 2012 17:19
Spread the love

De voorbije dagen werd het Europese crisisbeleid en de rol van de Europese Commissie het oog van een politieke en mediastorm in België na het felle who the fuck is Olli Rehn? van Paul Magnette. Commissaris van economische en monetaire zaken en sinds vorig jaar bevoegd voor het toezicht op nationale begrotingen en het opleggen van eventuele boetes, weet iedereen nu. Goed gedaan dus van Magnette.
Nog beter is het dat een politicus die een belangrijke positie bekleedt eindelijk de kat de bel aanbindt, en durft te zeggen wat vele economen al een tijdje schreeuwen: dat door allemaal samen te besparen de Europese Unie zichzelf flink in een recessie saneert.

De volgende stap is het voorstellen van een alternatief. Wat zou de Commissie wél moeten doen, in plaats van nu heel eenzijdig de nadruk te leggen op collectieve fiscale consolidatie zonder oog voor de economische en sociale gevolgen? Een Commissie die zichzelf een beetje meer acht dan het secretariaat van Merkel zou een visie uitwerken die de EU helpt uit de crisis te geraken op een evenwichtige en rechtvaardige manier. De Commissie treedt nu eigenlijk agressief maar defensief op: ze waakt gretig over de bestaande Europese wetgeving (die historisch te veel gericht is op het vrijmaken van de markt en onderontwikkeld op het herinvoeren van sociale bescherming op Europees niveau) en voert enthousiast de crisismaatregelen uit die de lidstaten ‘overeenkomen’ (lees: in de huidige context Duitse dictaten met een Frans accentje). Maar de Commissie zou meer moeten doen. Ze is niet enkel het ‘uitvoerend orgaan van de EU’, maar ze ‘behartigt de belangen van de EU als geheel (en dus niet van afzonderlijke landen)’ ook, zoals we op haar eigen website lezen. 

Daarom zou de Europese Commissie, ten eerste, vurig moeten pleiten voor een meer gebalanceerde uitweg uit de crisis. Als iedereen in de EU samen bespaart, is een negatieve spiraal (lagere groei – nog meer besparingen nodig – nog lagere groei – enzovoort) onvermijdelijk. Maar er zijn een aantal landen die nu gerust minder kunnen besparen en zelfs ruimte hebben om de economie te stimuleren. Duitsland, bijvoorbeeld, kon de voorbije week aan negatieve rente lenen. Het krijgt dus geld om het uit te geven! Moest het dat gebruiken om de economie aan te zwengelen, het zou plotsklaps voor de andere landen (België niet in het minst) een stuk makkelijker worden om de noodzakelijke besparingen door te voeren. De Europese Commissie zou deze handelsoverschotlanden dan ook op hun verantwoordelijkheden moeten wijzen in een Europese (monetaire) Unie, die meer wil zijn dan een vrije markt met een gemeenschappelijke munt maar voor de rest compleet afzonderlijke economische en sociale belangen. De Europese Commissie, die nu vooral bezig lijkt met het tegen elke prijs beschermen van die vrije markt en gemeenschappelijke munt zou moeten beseffen dat op iets langere termijn het voortbestaan van beide (en dus ook van zichzelf) afhankelijk is van de democratische en sociale legitimiteit ervan.

Wat die legitimiteit betreft zou de Europese Commissie, ten tweede, een meer evenwichtige en rechtvaardige verdeling van de gevolgen van de crisis binnen landen moeten bepleiten. Waarom stelde de Commissie dat in België de besparingen vooral aan uitgavenzijde moeten gebeuren? Waarom horen we de Commissie niets zeggen over de ontstellend lage reële belastingsvoet voor grote bedrijven in ons land? De verklaring hiervoor gaat verder dan dat de Commissie (net als het Europees Parlement en de Raad) momenteel gedomineerd wordt door rechtse politici. Het zit ook historisch in de instelling ingebakken dat een vrije markt en concurrentie primeren. Alleen heeft dit nu, met de crisis, zijn limieten bereikt.

Beide sporen (tussen en binnen landen) zijn trouwens heel erg verweven. In een Europese vrije markt waar over belastingen en uitgaven nog grotendeels nationaal wordt beslist worden landen gedwongen om elkaar te beconcurreren door alsmaar lagere niveaus van fiscale druk en sociale bescherming. Als in Duitsland geen minimumloon bestaat, dan zorgt dat voor een Duits voordeel ten opzichte van landen die deze vorm van bescherming wel hebben. Een land dat de (reële) vennootschapsbelasting verlaagt, verbetert haar eigen concurrentiepositie ten opzichte van andere landen. En dat heeft dan niet alleen gevolgen voor de verhoudingen tussen landen, maar ook binnen landen, waar arbeid en sociale zekerheid onder druk komen te staan en kapitaal met steeds zachtere handschoenen wordt behandeld.

Maar dat dit niet langer vol te houden is, wordt alsmaar duidelijker. Het is een kwestie van tijd voor een bevolking niet langer bereid is offers te slikken in naam van de euro of de interne markt. De Commissie zou vooruitziendheid aan de dag moeten leggen, en daarom nu voorstellen moeten doen over een Europees minimumloon, een Europese geharmoniseerde vennootschapsbelasting en een Europese vermogensbelasting, allemaal op voldoende hoog niveau. Het moet minstens een voldoende stevige vloer leggen onder de neerwaartse spiraal die anders door een vrije markt en gemeenschappelijke munt gecreëerd wordt. Op die manier zou de Commissie de (terechte) argumenten wegnemen dat de Unie en de euro sociale afbraak in de hand werken. Door met een positieve agenda voor een rechtvaardige uitweg te komen zou ze de legitimiteit van de instelling en van Europese integratie herstellen. En dat zal de echte voorwaarde voor het voortbestaan van de euro en de interne markt blijken.

Dit blogbericht verscheen eerder op www.poliargus.be

take down
the paywall
steun ons nu!