Opinie, Nieuws, Samenleving, België, Lokaal, Brussel -

Een andere toekomst

‘Jongeren zijn de toekomst’, hoor je vaak. Ik geloof dat we vandaag fundamenteel verkeerd bezig zijn met deze toekomst. Om hier verandering in te brengen, zijn niet de jongeren maar eerst en vooral wij verantwoordelijk.

zaterdag 28 januari 2012 11:50
Spread the love

Brussel is een jonge hoofdstad. Kinderen en jongeren vormen een belangrijke bevolkingsgroep. Bovendien blijft de stad verjongen. Als je rondloopt in de stad merk je desondanks al gauw dat de volwassenen domineren.

Ik heb mij vaak de vraag gesteld: “Waar is al die jeugd?”. Het is bijna schrikken als jongeren af en toe duidelijk zichtbaar zijn. Zoals in de vroege ochtend als de ouders hun kinderen naar school brengen. Of op het openbaar vervoer, als leerlingen terugkomen van de school. Opeens besef je dat ze werkelijk bestaan. Dat die cijfers misschien wel kloppen.

Persoonlijk ben ik blij al die jeugd te zien. We hebben meestal de neiging om te gaan met mensen van min of meer onze eigen leeftijd en missen daardoor heel wat contact met andere leeftijdsgroepen. Dat is erg jammer natuurlijk, want omgang tussen generaties is essentieel en verrijkend voor elk van ons. Het is wezenlijk om niet van elkaar te vervreemden, om in voeling te blijven met elkaar, om visies, verhalen, ervaringen te delen.

De wereld eens zien vanuit de blik van een kind of van een oudere. Genieten van dat onschuldige, speelse van een kind of van de rust en gelatenheid van een oudere. Een ander soort samen-zijn delen. Als je het mij vraagt doen we dit te weinig.

Dat we te weinig met de jeugd bezig zijn is één zaak, maar dat we steeds minder verdraagzaam en begripvol worden voor jongeren is een andere. Een evolutie die mij enorm stoort.

Ik denk niet dat iedereen even blij is als onze jeugd zichtbaar is in de openbare ruimte. Ruimte die nochtans ook aan hen toebehoort.

Laat me een voorbeeld aanhalen. Ik neem regelmatig bus 95 of 71 in Brussel. Als de school uit is, zitten er heel wat kinderen en jongeren in de bus. Hun aanwezigheid lijkt een last voor de rest van de reizigers die stilte willen. Zodra een stem verhoogt of meerdere stemmen luidruchtig zijn, worden de blikken op scherp gezet en sturen het signaal dat dit (op zijn minst) storend is. Want openbaar vervoer is niet de plek waar je met elkaar praat, waar je een kind mag zijn. Neen, ze moeten zich gedragen als volwassenen.

Eerlijk gezegd heb ik een hekel aan de blikken en de zuchten van de volwassenen die deze jeugd niet toestaan om zichzelf te zijn, om jong te zijn.

Ze zouden een campagne moeten lanceren die de jongeren ertoe aanzet om, zoals wij volwassenen, een boek in handen te nemen, of een krant of magazine. Het maakt niet uit, zolang ze maar stil zijn. Zo lang ze zich maar gedragen zoals wij dat willen.

Als ik die onverdraagzame strenge blikken zie, denk ik altijd hetzelfde: “Hoe is dit mogelijk”? Hebben die mensen zelf geen kinderen? Zijn die mensen zelf nooit kind geweest? Komen die mensen wel eens in contact met kinderen?

Af en toe heb je ouders die met hun kleine kinderen de bus nemen. Kinderen lachen nu eenmaal (en gelukkig maar) meer dan de gemiddelde volwassene. Als je ze ziet glimlachen naar een volwassene (die af en toe durft terug glimlachen) treden de ouders direct op. ‘Geen contact met onbekenden.’ ‘Val die meneer of mevrouw niet lastig.’

Hoeveel van u waarde lezers, durven uw kind door de week buiten te laten spelen? Of in de straat rondhangen met andere kinderen of jongeren van hun eigen leeftijd? Want u beseft toch wel dat een kind geen volwassene is? Dat een kind niet op dezelfde manier zijn/haar dagelijkse leven moet regelen als een volwassene? Een kind werkt niet. Een kind heeft energie om dingen te doen. Nood om buiten te komen. Nood om te spelen. Voor de ontwikkeling van een kind is dit cruciaal.

Het is een misdaad om een kind bijna zeven op zeven in een ruimte op te sluiten. Op school binnen. Thuis binnen. We lossen het op door tv, computer en spelletjes in de eigen kamer te installeren. Wij blij en het kind blij. Althans dat maken we onszelf wijs.

Als deze kinderen tieners worden en meer dan ooit de nood hebben om met hun leeftijdsgenoten op te trekken, op zoek naar hun identiteit, dan is er paniek. We zijn het gewoon geworden dat ze niet buiten komen want de buitenwereld is ‘slecht’ en vooral ‘gevaarlijk’.

In wat voor maatschappij leven we als we niet kunnen verdragen dat onze jeugd zichtbaar is? Als we niet tolereren dat onze jongeren de openbare ruimte gebruiken? Als we rondhangen als een overlast ervaren? We moeten dringend een aantal fundamentele vragen stellen in plaats van één van de meest kwetsbare groepen in onze samenleving telkens weer negatief te viseren.

Rondhangen is hier een uitstekend voorbeeld. Volgens de Belgische veiligheidsmonitor ervaart één op vier Belgen rondhangende jongeren als een probleem in de buurt. Nochtans toont onderzoek aan wat wie met jongeren werkt al lang weet, namelijk dat rondhangen geen probleem vormt. Jongeren hangen niet rond omdat ze criminele plannen hebben of omdat ze niets beters te doen hebben. Ze vinden samen rondhangen gewoon een leuke tijdsbesteding. Het is een manier om hun identiteit te ontwikkelen in een groep waarin ze zich veilig en aanvaard voelen. Alle pubers en tieners willen zien en gezien worden, willen experimenteren en zich manifesteren.

Bovendien hebben jongeren nood aan ‘eigen’ ruimte. Zoals elk van ons een eigen plek heeft, zoeken jongeren die ook. Maar we doen alsof de openbare ruimte alleen aan de volwassene toekomt en bovendien komt die steeds meer in de handen van privé bedrijven. Er is nog weinig vrije ruimte, die niet bedoeld is voor produceren en consumeren.

En als jongeren dan gebruik maken van de weinige overblijvende openbare ruimte, vindt men dat bedreigend en worden ze als overlast gezien. Maar wat is overlast? Wat voor de ene overlast betekent, is het voor de andere niet. Het wordt bepaald door waarneming, stereotypering en omstandigheden.

Als ik voorstellen lees zoals die van minister van Binnenlandse Zaken, Joëlle Milquet, om jongeren vanaf 14 jaar administratieve boetes op te leggen, ben ik verontwaardigd. Niet alleen als sociaal werker die met Brusselse jongeren werkt, maar ook als burger die dergelijke maatregelen niet steunt in zijn eigen gemeente.
Er is de afgelopen dagen al heel wat geschreven hierover, maar sta me toe nog eens de belangrijkste punten te benoemen waarom deze voorstellen onaanvaardbaar zijn.

Deze voorstellen worden eerst en vooral niet gesteund door organisaties en bevoegden die met jongeren werken. Dat zou toch vragen moeten oproepen? Ten tweede definieert men het begrip ‘overlast’ niet, terwijl we steeds meer de neiging hebben om steeds meer zaken als overlast te beschouwen. Ten derde moet een regel die de overheid wil invoeren, voor iedereen gelijk zijn. Het kan niet dat rondhangen in Ternat beboet wordt, terwijl het in Turnhout niet als een probleem wordt beschouwd. Ten vierde hebben we niet veel cijfers over die Gemeentelijke Administratieve Sancties (GAS) –zie bijvoorbeeld Brussel waar al maanden veel getouwtrek is over de GAS-cijfers- en de weinige cijfers die we hebben laten zien dat het aandeel van de minderjarigen (16-18) in gesanctioneerde overtredingen zeer laag was (1,36 % in Antwerpen, in Vlaams Brabant spreken we over net geen 2%). Ten vijfde staat België al te kijk als een land dat de kinderrechten regelmatig overtreedt en dergelijke voorstellen, die duidelijk ingaan tegen kinderrechten en kinderbescherming, vragen gewoonweg om meer veroordelingen. Ten zesde wil de minister niet alleen de leeftijd verlagen, maar ook de boetes verhogen. Wie gaat die boetes betalen? Een 14-jarige die geen recht op werk heeft? De ouders dus, en meestal gaat het om ouders die het niet bepaald breed hebben.

Dat betekent dat men mensen in armoede nog meer gaat bestraffen en dat men hun gezinssituatie nog moeilijker maakt. Men kan dan wel roepen om ‘meer responsabilisering van de ouders’, maar dat zal weinig helpen als die ouders zelf in armoede en uitsluiting zitten.

Ter herinnering: één op vier kinderen in Brussel leeft in armoede en één op drie in een gezin waar niemand werkt, bij eenoudergezinnen loopt dit zelfs op tot zestig procent. Kortom: de Gemeentelijke Administratieve Sancties (GAS) moeten herzien worden. Ze treffen arme gezinnen financieel, waardoor hun situatie verslechtert. Met andere woorden: sancties worden deel van het probleem in plaats van de oplossing.

En alsof dit niet genoeg zou zijn, komen socialistische burgemeesters met het voorstel om de leeftijd zelfs tot 12 jaar te verlagen. Ja, beste heren, waarom niet 10 jaar of 8 jaar als we toch bezig zijn?

Het is pijnlijk om te zien hoe intolerant we eigenlijk zijn als het om jongeren gaat. Het is ongelooflijk triestig als je ziet welke verwachtingen de politiek, het beleid, de media en velen van ons hebben. We willen dat jongeren zich gedragen zoals wij: beschaafde volwassenen, prototype ‘middenklasse’.

Weer geen visie over jongeren in de overheidsvoorstellen, ook al zullen sommigen zeggen dat er wel een visie is, zij het een korte termijn visie. Maar als je kijkt naar de situatie van de jongeren -zeker die jongeren die de GAS-maatregel viseert- en ziet hoe die aan het verslechteren is, dan is een korte termijn visie gelijk aan geen visie. Het is hoog tijd dat we voor een lange termijn aanpak gaan. En een lange termijn aanpak betekent kiezen voor duurzame leefbaarheid tussen jongeren en andere bewoners.

We moeten ophouden met jongeren te viseren en hen meer ruimte bieden om jong te zijn. Ook in de publieke ruimte. Daaraan moeten we terug haar echte betekenis geven: een ontmoetingsplaats voor iedereen. Om die ontmoeting goed te laten verlopen is er dialoog en interactie nodig tussen jongeren onderling, tussen jongeren en buurtbewoners en met de verantwoordelijken voor het lokaal beleid. Een dialoog die vertrekt uit een positieve visie en de wil om de publieke ruimte te delen.

Wij moeten terug leren omgaan met jongeren. Het is op zijn minst aangewezen om hen eerst en vooral te begrijpen en dus om met hen te praten. Dat begrijpen kan maar plaatsvinden als we vanuit de jongeren zelf vertrekken. We moeten rekening houden met hun realiteit. Een realiteit die constant in verandering is. Streven naar de onzichtbaarheid van jongeren door hen uit te sluiten en te straffen, lijkt me niet de oplossing.

Streven naar een geïntegreerd positief beleid lijkt me een veel betere oplossing. Hiervoor heb je samenwerking nodig tussen mensen uit de verschillende domeinen die een rol kunnen spelen, zoals jeugdwerkers, straathoekwerkers, buurtbewoners, bemiddelaars, lokale beleidsmensen en politiemensen.

Geen repressief optreden dus, maar een degelijke, rechtvaardige aanpak en investeringen op langere termijn. Alleen op die manier kunnen we bouwen aan een betere toekomst voor onze jeugd.
 

Bleri Lleshi is politiek filosoof en sociaal werker in Brussel.

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!