De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

Een anarchist als professor in de rechten? Kritische wetenschap is een Franse traditie en onmisbaar, Deel 3.

Een anarchist als professor in de rechten? Kritische wetenschap is een Franse traditie en onmisbaar, Deel 3.

maandag 7 februari 2022 10:18
Spread the love

Max Weber, 1864-1920 (Wikipedia)

 

Emile Durkheim, een van de grondleggers van de Franse sociologie, stelde dat het doel van het wetenschappelijk onderzoek niet alleen is de werkelijkheid te beschrijven, maar ook ertoe bij te dragen ze te verbeteren. Dat wordt, ook vandaag, betwist. De wetenschapper, m/v, zou zich moeten beperken tot het bestuderen van feiten, tot het beschrijven van de werkelijkheid, maar hoort geen waardeoordelen uit te spreken… De Duitse geleerde Max Weber, ook een pionier van de sociologie, dacht na over de “waardevrijheid” van de wetenschap, en leverde onbedoeld en tegen zijn eigen gedrag in materiaal om linkse strekkingen aan de universiteit te weren…

 

Het is nochtans duidelijk dat er bij het bepalen van een onderzoeksobject al waardeoordelen meespelen. Als je bijvoorbeeld racisme gaat onderzoeken, gebruik je al een waardeoordeel, want die term is afkeurend. En als je als socioloog onderzoekt en publiceert over systeemracisme, het racisme als (niet toegegeven) maatschappelijk systeem, dat bijvoorbeeld zichtbaar wordt door research naar kansen op een woning of een baan volgens de naam die je hebt, Belgisch klinkend of bijvoorbeeld Marokkaans, komt er forse tegenwind. Ben je gek? Zo publiceerde de onvermoeibaar productieve reactionair Pierre-André Taguieff in oktober 2021 nog een lijvig boek met als titel “L’antiracisme devenu fou, Le ‘racisme systemique’ et autres fables.” En spreek vooral niet over “staatsracisme”, want dan stormt het in Frankrijk helemaal.

 

Met sociologisch onderzoek zit je dus op een twee drie in een waardenoorlog. Nog een stuk erger dan bij racisme wordt het als je islamofobie wilt bestuderen. Dan stuit je meteen op protest dat zegt dat je ideologisch bezig bent, dat islamofobie niet bestaat, dat het een verzinsel is, dat de term is uitgevonden en/of gebruikt wordt om kritiek op de islam te voorkomen, dat je fundamentalisme of islamisme promoot… Je krijgt boeken voor de voeten geworpen zoals Islamophobie, Intoxication idéologique, Anatomie d’une imposture, door Philippe d’Iribarne (2019). (Dat de term islamofobie misbruikt kan worden als afweer van kritiek, klopt natuurlijk, net zoals de term racisme op die manier gebruikt kan worden. Maar dat heeft niets met wetenschap te maken.)

 

Alleen al over de aanvaardbaarheid van onderzoeksonderwerpen als racisme en islamofobie bestaat duidelijk grote onenigheid, en is er een conservatieve reactie van afkeuring en diffamering van de onderwerpen en de onderzoekers. Het scheldwoord islamogauchisme valt dan al gauw, of in de nieuwere versie, wokisme. En er wordt opgeroepen tot controle, censuur en bestraffing. Dat soort wetenschap moet onder de knoet. Des te meer als de wetenschappers ook nog met hun onderzoeksresultaten naar buiten komen, kritiek leveren, problemen of wantoestanden aan het licht brengen…

 

Een sociologe als Nathalie Heinich vindt dat de wetenschappers zich moeten beperken tot feiten, en geen waardeoordelen horen uit te spreken. Maar vermits die al ingebakken zitten in termen als racisme of islamofobie, kan je daar geen onderzoek naar doen, als je doordenkt op die visie. En criminologie moet je afschaffen, want het begrip crimen/misdaad is al een afkeurend waardeoordeel.

 

De “waardevrijheid” van het wetenschappelijk onderzoek

 

Heinich beroept zich op de befaamde Duitse socioloog Max Weber (1864-1920) om te stellen dat de wetenschap “waardevrij” moet zijn, neutraal inzake waarden. In hun boek ter verdediging van een kritische wetenschapsbeoefening , De la défense des savoirs critiques, gaan Claude Gautier en Michelle Zancarini-Fournel uitvoerig in op die kwestie, op de agenda gezet door de nog steeds zeer actuele Max Weber (1864-1920), een pionier van de sociologie in Duitsland.

 

Een deel van Webers visie is een reactie op zijn tijd, dus tijdsgebonden, en niet zomaar over te plaatsen naar onze heel andere situatie vandaag. In het universitaire onderwijs stond een professor bekleed met gezag achter een katheder, en hield een lezing, terwijl de studenten zwegen en noteerden. Geen reacties, vragen, tegenwerpingen… Een machtssituatie.

 

Sommige professoren aarzelden niet om die te gebruik om hun politieke denkbeelden te propageren. Dat vond Weber indoctrinatie. Ofwel zouden alle soorten denkbeelden aan bod moeten komen, ofwel geen. Het eerste was niet mogelijk, dus pleitte hij voor onthouding bij de docent. (Dat lijkt op de situatie van de lesgever in het door de overheid georganiseerde onderwijs in België: leerkrachten worden geacht geen propaganda voor partijen, godsdiensten of ideologieën te maken, maar neutraal te zijn, behalve in specifiek levensbeschouwelijke vakken, waar dan een keuze aangeboden wordt.)

 

Buiten zijn rol als hoogleraar kon de professor volgens Weber vrij spreken vanuit zijn persoonlijke visie, waardeoordelen geven en zijn mening verkondigen. Daarvoor stonden alle wegen open: op straat, in politieke bijeenkomsten, in de pers… Je kan vermoeden dat het professoren niet altijd lukt zich helemaal te onthouden van levensbeschouwelijke standpunten, dat soms tijdens het hoorcollege een mening of een voorkeur doorklinkt, maar dat is toch nog iets heel anders dan de professoren die openlijk ideologische toespraken gaven tijdens hun lessen, en eigenlijk aan propaganda deden.

 

Op het einde van zijn leven doorbrak Weber in zijn hoorcollege de onthouding van politieke standpunten die hij voorstond. Hij had sympathie voor de toenmalige soldaten- en arbeidersbeweging en de raden die zij stichtten, maar stond zeer kritisch tegenover de charismatische leider van de linkse beweging, Kurt Eisner, minister-president van de vrijstaat Beieren. Eisner had geheime documenten bekend gemaakt die de kwalijke rol van Duitsland in WOI aantoonden, wat Weber scherp veroordeelde omdat hij vond dat het Duitsland schaadde. Maar toen  Eisner vermoord werd door een jonge graaf, Anton Graf von Arco auf Valley, liet Weber in zijn hoorcollege de neutraliteit varen. Hij kondigde dat aan en nam het standpunt in dat de moordenaar terechtgesteld had moeten worden, in plaats van gevangenisstraf te krijgen. (De doodstraf zelf stond niet ter discussie.)

 

In de biografie van Weber die zijn vrouw Marianne na zijn dood schreef, legt zij uit wat haar man bezielde. Hoewel hij tegen Eisner was en sympathie had voor Arco, oordeelde hij dat Arco moest worden terechtgesteld voor moord. Hij vreesde ook dat de politieke moord nieuwe moorden zouden uitlokken, wat inderdaad heel snel bleek. Ook dacht hij dat Eisner door zijn gewelddadige dood een martelarenstatus en extra populariteit zou verwerven. De geschoolde jurist die Weber was, maakte een duidelijk onderscheid tussen recht en persoonlijke sympathie, die in de rechtspraak geen rol hoort te spelen. En ook zag hij scherp in wat het maatschappelijk effect zou zijn van de politieke moord.

 

Overigens: ook de studenten doorbraken hun rol, die van braaf en onderdanig publiek: een volgend hoorcollege van Weber werd verstoord door studenten van uiterst rechtse strekking.

 

Pluralisme in de wetenschap

 

Een centrale bekommernis van Weber was het pluralisme van visies in het onderwijs en in de wetenschap. Hoewel hij geen marxist was, bracht hij marxistische begrippen binnen in het wetenschappelijke discours, raadde sommige studenten de lectuur van Marx aan, hielp en ondersteunde hij de marxist Georg Lukacs. De universitaire wereld van die tijd daarentegen weerde linkse mensen zoals sociaal-democraten en marxisten als lesgevers aan de universiteiten. Maar een prominente jurist deed de progressieve uitspraak dat die wel zouden moeten kunnen lesgeven, al zou een anarchist natuurlijk niet in aanmerking komen voor een professoraat.

 

Dat laatste sprak Weber tegen. Een anarchist kan een goede jurist zijn, meende hij. En bovendien zou zo iemand vanuit zijn anarchistische visie misschien zaken in het rechtssysteem opmerken die anderen ontgaan, omdat ze dat systeem vanzelfsprekend vinden. En, zo stelde Weber, de meest radicale twijfel is de vader van het inzicht.

 

Een andere visie op de boerkini

 

Wat er met de ideeën van Max Weber gebeurd is, is nogal ontstellend. Zijn zeer open visie op de strekking en het engagement van de wetenschapper werd omgebogen tot een betoog daartegen. In de VS werd zijn werk vertaald door Talcot Parsons, een socioloog van conservatieve strekking, en het begrip waardenvrijheid (“Wertfreiheit”) vertaald als “axiological neutrality”, wat in de oudere Franse vertaling van zijn werk overgenomen werd als “neutralité axiologique”. (Axiologie = waardensysteem.) Dat begrip werd tegen linkse onderzoekers en lesgevers aan universiteiten in stelling gebracht om ze te weren en tegen te werken.  Maar wetenschappers hebben natuurlijk evenveel recht op maatschappelijk engagement als andere burgers, alleen moeten zij het onderscheid blijven maken tussen wat strikte wetenschap is en wat politieke standpunten zijn. En moeten zij oppassen voor de rol die hun opvattingen kunnen spelen in hun onderzoek – die mogen niet blind maken voor bepaalde aspecten van de werkelijkheid. Maar dat is eigenlijk evident.

Als contrast met de vooroordelen van de sociologe Nathalie Heinich, die zo hoog oploopt met de neutraliteit van de wetenschap maar uitpakt met delirerend gedram over de boerkini als een teken van vrouwendiscriminatie en oprukkende islam – zie deel 2 van deze beschouwingen –  is het interessant een onbevooroordeeld sociologisch onderzoek te lezen zoals dat van Jean-Claude Kaufmann: “Burkini, Autopsie d’un fait divers”, Les Liens qui Libèrent, 2017. Dat geeft een idee van de vele facetten van de kwestie, die niet in zwart-wittermen is te vatten. Ik noteerde bijvoorbeeld:

  • Conservatieve, traditionalistische moslimmannen zijn tegen de boerkini, want die breekt met de traditie en de rol van de vrouw zoals zij die zien. “De boerkini is aanstootgevend voor de meest radicalen, op zijn minst onaanvaardbaar voor de ruimere kring van de conservatieve moslims. De eersten die een boerkiniverbod wensten, waren niet de uiterst-rechtse burgemeesters, maar de islamisten.” (p. 131)
  • Het gaat bij de boerkini niet alleen om het bedekken van naaktheid, maar ook om lichaamsvormen. Die moeten verhuld worden, want ze bekoren mannen. En moslimechtgenoten kijken  met bezorgde, controlerende blik naar het gedrag van hun vrouw. (Allemaal, de meesten, sommigen, enkelingen? Kaufmann werkt niet statistisch.) Een natte boerkini kan juist de vrouwelijke lichaamsvormen accentueren. Een moslima zegt dan ook dat ze onder haar boerkini nog een badpak aantrekt, om dat tegen te gaan. (p. 130)
  • Voor moslima’s is de boerkini een verovering van vrijheid: ze kunnen thuis weg en aan strand- of zwembadrecreatie doen, samen met hun kinderen. “Deze boerkini is een bevrijding.” (p. 127)

Als feminist denk ik: de boerkini is een grote stap vooruit voor vrouwen uit traditionele moslimmilieus. (Als naturist kijk ik maar liever weg.)

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!