Bron: PxHere
Analyse, Europa, Samenleving, Politiek, België -

Duaal leren: het Duitse systeem nader bekeken

Einde juni was een aantal Vlaamse ministers op bezoek in Zwitserland. Gaan gluren bij de wat verdere buren om meer te weten te komen over duaal leren. Vlaams minister van Onderwijs Hilde Crevits (CD&V) en minister van Arbeid Philippe Muyters (N-VA) sleutelen immers zelf aan een Vlaams systeem van duaal leren.

maandag 2 oktober 2017 15:23
Spread the love

Op 1 september 2017 breidden de Vlaamse ministers Crevits en Muyters de proeftuinen uit naar 83 Vlaamse scholen. “Leren op de werkvloer mag niet langer een tweede keuze zijn of het resultaat van het watervalsysteem, luidt het. Zo wil Vlaanderen vermijden dat jongeren de schoolbanken zonder diploma verlaten.”[1]

Vorig jaar schreven we al een standpunt over de eerste reeks proeftuinen, waarin we betwijfelden of het duaal leren wel degelijk een probaat middel is tegen vroegtijdige schooluitval. De Zwitserse uitstap van de Vlaamse regering was voor ons aanleiding om het Duitse systeem van nabij te bekijken. De Duitse “duale Ausbildung” is immers de inspiratiebron bij uitstek voor de Europese beroepsopleidingen.

Wat houdt het Duitse duaal leren in?

Wat houdt het Duitse duaal leren precies in? Stagiairs volgen gedurende een periode van gemiddeld drie jaar een opleiding bij een (meestal private) werkgever. Deze opleiding op de werkvloer – voor een van de 350 erkende beroepen – wordt aangevuld met een beroeps- en algemene vorming op de beroepsschool. Naargelang je opleiding spendeer je 60 à 80 procent van je tijd op de werkvloer, en 20 à 40 procent van je tijd op school. De algemene vorming hoeft, om redenen van continuïteit, niet wekelijks plaats te vinden, maar kan ook de vorm aannemen van blokken van een 6-tal weken. Deze beperkte algemene vorming is voor ons een eerste minpunt van het systeem. 20 tot 40 procent algemene vorming volstaan niet om jongeren een voldoende diep inzicht te geven in de werking van onze maatschappij.

Het Duitse duaal leren is een streng gereguleerd systeem dat, wat het werkende gedeelte betreft, volledig georganiseerd én gefinancierd wordt door de werkgevers. De overheid (in casu het “Land” of de deelstaat, die verantwoordelijk is voor onderwijs) financiert enkel de algemene vorming van de stagiairs. Het gedeelte werken wordt vormgegeven op lokaal niveau, hetzij door de werkgevers (via de bedrijfsondernemingsraden), hetzij door de lokale beroepsorganisaties (de “Handwerkskammern” of de “Industrie- und Handelskammern”). Deze laatste organiseren de examens en reiken de diploma’s uit. Ook de vakbonden spelen via de ondernemingsraden een belangrijke ondersteunende rol. Verantwoordelijk voor regelgeving, ontwikkeling van programma’s en examens, opvolging en coördinatie van de “duale Ausbildung” is het federale “Bundesinstitut für Berufsbildung” (BIBB). De BIBB heeft een bestuur bestaande uit de federale en regionale overheden en vertegenwoordigers van de werkgeversorganisaties en de vakbonden. Ook op deelstaatniveau vind je bestuursinstanties voor beroepsopleiding terug met een gelijkaardige samenstelling.

Het duaal leren geldt in Duitsland als een alternatief voor een academische of hogeschoolopleiding. In Nordrhein-Westphalen heb je zelfs leerplicht (“Berufsschulpflicht”) tot je 21 jaar indien je voor de formule kiest. De meeste jongeren stappen in het systeem rond hun zeventiende. Van een willekeurige jaargang kiest gemiddeld 56 procent van de leerlingen voor duaal leren. De meeste leerlingen uit het beroepsonderwijs (de “Hauptschule”) passeren eerst nog langs het overgangssysteem. Dat is een amalgaam van voorbereidende en begeleidende trajecten richting arbeidsmarkt waarvan de structuur sterk verschilt van deelstaat tot deelstaat. Anderzijds had in 2013 slechts 25 procent van de beginnende stagiairs in het duale systeem een diploma behaald. Een kleine minderheid dus. We stellen meteen vast dat ook wie geen “Schulabschluss” of diploma heeft behaald, toch kan instappen in het duaal leren.

Een prestigieus maar duur systeem

De directe kost voor de bedrijven is aanzienlijk, in de eerste plaats voor de grote bedrijven. Dat is niet zozeer toe te schrijven aan de vergoedingen die de stagiairs (als contractueel werknemer) ontvangen, want die zijn zeer bescheiden, maar wel aan de omkaderingskosten: de “duale Ausbildung” veronderstelt dat de bedrijven gedetailleerde opleidingsprogramma’s volgen en dat ze ervaren werknemers permanent inzetten (en dikwijls extra betalen) in het kader van de stagebegeleiding. Wil je als bedrijf meedraaien in het duaal leren, dan moet je minstens één, via de “AdA-Prüfung”, gekwalificeerde mentor tewerkstellen. Waar grote bedrijven doorgaans aan het systeem toeschieten, kunnen kleine bedrijven uit het drie jaar lang meedraaien van een stagiair meestal wel enige winst boeken.

Ook critici van het systeem zijn het erover eens: de “duale Ausbildung” is voor een meerderheid van de schoolverlaters die voor een niet-academische loopbaan kiezen, een relatief zekere weg naar gekwalificeerde arbeid. In het bijzonder in de naoorlogse jaren was ze voor jongeren uit arbeidersfamilies een springplank naar vaste en gekwalificeerde arbeid. De overgang naar regulier werk verloopt vlot, en in een latere fase van je loopbaan ben je beter beschermd tegen jobverlies. We hebben het dan wel over de groep die er daadwerkelijk in slaagt om een stageplaats en een diploma te bemachtigen.

Betekent dit dat de “duale Ausbildung” ook voor andere landen dan Duitsland een na te streven model is? In haar boek Does Education Matter? waarschuwde de Britse onderwijsdeskundige Alison Wolf al voor een al te letterlijk kopiëren van het Duitse systeem.[2] De “duale Ausbildung” is immers een specifiek Duits concept, geworteld in een lange traditie en historisch gegroeid tot wat het is. Weliswaar met een groot prestige, wat het natuurlijk zeer aantrekkelijk maakt. Maar zo specifiek dat het niet simpelweg te kopiëren is.

Maar is het ook een inclusief systeem?

Ook in Duitsland plaatst alvast meer dan een onderwijsexpert kanttekeningen bij een systeem dat ook zijn schaduwkanten kent. Zo is het Duitse duaal leren niet onmiddellijk een inclusief systeem. Gemiddeld een derde van de kandidaat-stagiairs vindt aanvankelijk geen stageplaats in een privé-bedrijf of een overheidsinstelling. Zij komen meestal terecht in het al genoemde overgangssysteem. Velen vinden vervolgens een stageplaats in wat men “die zweite Schwelle” noemt, de tweede drempel.

Wie een stageplaats vindt, is daarom nog niet zeker van zijn of haar certificatie. In 2012 werd zowat een kwart van de stages voortijdig stopgezet. Hier geldt: hoe lager je diploma, hoe groter de kans dat je stage wordt stopgezet. Zowat de helft van de stagiairs doet voort, meestal in het overgangssysteem, en zonder uitzicht op het begeerde diploma. Op dat moment ontbreekt in veel deelstaten een parallelle voltijdse beroepsschool die deze jongeren uitzicht kan geven op een gelijkwaardige kwalificatie.

Het mag duidelijk zijn dat het Duitse duaal leren een succes is voor wie op tijd op de trein weet te springen en er niet aftuimelt. Maar net zo goed kun je er niet omheen dat een aanzienlijk deel van de jongeren buiten de boot valt. Dus neen, het is geen inclusief systeem. Het gebrek aan inclusie doet afbreuk aan de verdiensten die het duaal leren daarnaast heeft.

Wat kost het en wat brengt het op?

Zegt minister Crevits in De Tijd van 23 juni 2017: “Ook de sociale druk op ondernemingen valt me op. Ze zijn fier dat ze stageplaatsen aanbieden en ze zien ook dat ze daar economisch profijt uit halen.” Dat laatste willen we graag even nuanceren. Het mag dan zo zijn, dat het Zwitserse systeem het enige is waarbij het bedrijfsleven aan het duaal leren verdient, in Duitsland en Oostenrijk is het financiële plaatje voor de bedrijven enigszins anders. Waar in Zwitserland twee derden van de bedrijven al tijdens de stage aan het duaal leren verdient, is dat in Duitsland slechts het geval voor 30 procent van de ondernemingen.

De kosten die de bedrijven hebben, behelzen stagevergoedingen, de loon- en opleidingskosten van de mentoren, materiaal- en machinekosten, administratiekosten en taksen. Opbrengsten voor de bedrijven zijn er in de vorm van productieve arbeid van de stagiairs. Die opbrengsten zijn in Duitsland sterk gestegen sinds 2000, wat er op wijst dat de stagiairs steeds meer al van bij het begin van de stage in de bedrijfsproductie worden ingezet. Maar globaal gezien leggen de bedrijven eraan toe. In de eerste plaats de grote industriebedrijven en de overheid, die tot 7.000 euro per jaar en per stagiair toeleggen. De kosten zijn half zo groot voor vakwerkbedrijven, en beduidend minder groot voor landbouwbedrijven en vrije beroepen.

Een niet te verwaarlozen aspect is dat in Duitsland zowat de helft van de stagiairs aan de slag blijft in het bedrijf van opleiding. Ook tijdens de inwerkperiode zullen ex-stagiairs beter presteren en dus rendabeler zijn dan nieuw aangeworven werkers. Als je deze factoren in rekening brengt, dan is het duaal leren voor de Duitse bedrijven die hun stagiairs effectief in dienst nemen ook vanuit financieel oogpunt in bijna alle gevallen een winstgevende operatie.

Ons standpunt over duaal leren en aanbevelingen

Mocht onze houding ten opzichte van het duaal leren kritisch lijken, dan wil ik onderstrepen dat Ovds op geen enkele manier gekant is tegen stages op de werkvloer. Integendeel, het is een essentieel onderdeel van ons programma. Voor ons is er geen theorie zonder praktijk, geen algemene vorming zonder de toepassing ervan. In ons onderwijsconcept doen alle leerlingen stages in het kader van een polytechnische vorming, ook zij die doorstromen naar het hoger onderwijs. Als geen ander pedagogisch middel ondersteunt de stage ons motto: de wereld begrijpen om hem te veranderen. In ons concept van het onderwijs nemen de beroepsvormende stages een aanvang na de brede eerste en tweede graad, op de leeftijd van ongeveer 16 jaar dus. En duaal leren kan zeker een onderdeel van die beroepsvormende stages zijn.

Maar het kan niet de bedoeling zijn om onder het mom van duaal leren, een extra reservoir van goedkope en toch kwaliteitsvolle arbeidskrachten te creëren waaruit werkgevers naar hartenlust en vrij kunnen putten. Daarom willen wij, op basis van de literatuur en van ons programma, volgende aanbevelingen formuleren voor de implementatie van het duaal leren in België.

  1. Geef zoveel mogelijk jongeren toegang tot het duaal leren, niet alleen de uitschieters en de “arbeidsrijpe” leerlingen. Iedere leerling in het secundair heeft recht op een goede, kwaliteitsvolle stageplaats.
  2. Verwaarloos het voltijds beroepsonderwijs niet. Als de werkgevers bepalen wie ze aannemen in het kader van duaal leren, dan moet dit een optie blijven voor de leerlingen die het moeilijk hebben om een stageplaats te vinden. Ook dit traject moet aan het einde van de rit een volwaardig diploma opleveren.
  3. Betrek ook de vakbonden bij de opzet en het beheer van het systeem. Zij kunnen zorgen voor een evenwicht in de prioriteiten en voor een beter begrip en acceptatie van het systeem bij de werknemers.
  4. Organiseer een opleiding en certificatie voor mentoren. Zij zijn de pijlers van het werkende gedeelte van het duaal leren en hun kwaliteit en toewijding zijn van cruciaal belang.
  5. Bewaak de kwaliteit van de opleiding. Dit is ook in Duitsland geen overbodige luxe. Ook daar heb je bedrijven die zich laten verblinden door de kortetermijnwinst en het langetermijnperspectief uit het oog verliezen.
  6. Versterk het luik van de algemene vorming. Niet alleen zullen de leerlingen die ruggengraat nodig hebben in hun latere carrière, alle leerlingen hebben recht op een brede algemene vorming die hen inzicht geeft in de werking van onze maatschappij en haar sociaal-economische verhoudingen.
  7. Na de verwezenlijking van de voorgaande punten, en alleen dan: promoot het duaal leren als een volwaardige beroepsopleiding, die niet moet onderdoen voor een opleiding aan de hogeschool. Als er iets is dat kan bijdragen tot de herwaardering van het beroepsonderwijs, is het dat wel.

Peter De Koning is woordvoerder Ovds

Dit is een ingekorte versie van een artikel dat eerder verscheen op www.democratischeschool.org.

Op de 6 uren van de democratische school (18 november in Brussel) kan je een debat over duaal leren volgen. Peter De Koning (Ovds, auteur van dit artikel) spreekt met Koen Wils (COC), Nancy Libert (ACOD), Dirk Kops (directeur Centrum Lerend Werken TSM Mechelen) en Guy Duchène (technisch coördinator DBSO spectrumschool Deurne). In de namiddag gaan we verder in op het onderwerp tijdens een politiek debat. Meer info en inschrijvingen: www.democratischeschool.org.

[1] De Tijd, 23 juni 2017, “Wie in een fabriek stage doet, is daar fier op”.

[2] Alison Wolf, Does Education Matter? Myths about education and economic growth, Penguin Books, London, 2002, p. 167.

take down
the paywall
steun ons nu!