Donorlanden halen steeds meer bedrijven naar armste landen
Nieuws, Wereld -

Donorlanden halen steeds meer bedrijven naar armste landen

BRUSSEL — Donorlanden werken steeds vaker samen met bedrijven om de armoede in de Minst Ontwikkelde Landen aan te pakken. Met een relatief beperkte eigen investering kunnen ze op die manier veel in beweging zetten. Maar de nieuwe aanpak heeft nog veel tekortkomingen.

maandag 9 mei 2011 15:28
Spread the love

Het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken en Philips Lighting, een afdeling van de multinational Philips Electronics, hebben allebei 3 miljoen euro geïnvesteerd in Green Light for Africa, een initiatief om de verkoop van lampen op zonne-energie in Afrika rendabel te maken. Na een succesvol proefproject in het noorden van Ghana in 2008 loopt het project nu in Kenia, Tanzania, Mali en Rwanda.

Het is maar een van de voorbeelden uit Partners in Development, een rapport van de Duitse Bertelsmannstichting, het VN-platform Global Compact en het Ontwikkelingsprogramma van de VN (UNDP). De studie onderzoekt hoe donorlanden samenwerken met bedrijven om investeringen in de Minst Ontwikkelde Landen aan te trekken. Dat extra geld en de bijhorende technologie en kennis zijn nodig om de enorme ontwikkelingsuitdagingen aan te gaan. De aanbevelingen uit het onderzoek worden morgen (10 mei) voorgelegd aan ministers van donorlanden en ontwikkelingslanden op de top van de Minst Ontwikkelde Landen in Istanboel.

Duizenden partners

“We zien dat donorlanden de voorbije vijftien jaar steeds meer proberen samenwerkingsprojecten met bedrijven op te zetten in ontwikkelinglanden”, zegt Anna Peters van de Bertelsmannstichting, die de studie coördineerde. “Tussen 1999 en 2009 investeerde het Duitse ministerie voor Ontwikkelingssamenwerking (BMZ) 500 miljoen euro in zijn DeveloPPP-programma. Het BMZ heeft nu al 1200 samenwerkingsprogramma’s lopen met Europese bedrijven, ook in de Minst Ontwikkelde landen. In de Verenigde Staten is de officiële ontwikkelingssamenwerking Usaid ook al meer dan duizend allianties aangegaan met bedrijven. De eigen investeringen van Usaid in die projecten hebben al meer dan 12 miljard dollar (8,3 miljard euro) gemobiliseerd.”

Donorlanden halen bedrijven over de streep met subsidies, leningen of garanties. De bedrijven die zich laten overtuigen, komen niet alleen met investeringen over de brug, maar leveren ook vaak expertise, opleidingen en in hulp in natura. Ze helpen ontwikkelingslanden en donors moeilijke projecten uit te voeren of de schaal ervan te vergroten, en kunnen overheden ook adviseren om een meer bedrijfsvriendelijk klimaat te scheppen.

Maar veel andere ontwikkelingslanden zijn interessanter voor bedrijven dan de Minst Ontwikkelde Landen. “Bedrijven investeren niet in de infrastructuursector in de Minst Ontwikkelde Landen omdat de markt en de overheid het er laten afweten”, zegt Gavin McGillivray, hoofd van de afdeling Private Sector van de Britse ontwikkelingssamenwerking DFID. “Bedrijven knappen af op de verouderde wetgeving, een gebrek aan regelgeving of aan het afdwingen van wettelijke bepalingen, de moeilijkheid om geld te lenen voor langetermijnprojecten en het gebrek aan duidelijk gestructureerde investeringsprojecten.”

Hefboomeffect

De oplossing ligt voor de hand, zegt McGillivray: de donorlanden moeten de Minst Ontwikkelde Landen helpen die tekortkomingen weg te werken. Samen met de ontwikkelingssamenwerking in Nederland, Zweden en Zwitserland en met de International Finance Corporation van de Wereldbank zette DFID onder meer de Private Infrastructure Development Group (PIDG) op, een investeringsfonds dat private ondernemingen genoeg zekerheid moet bieden om zelf met geld over de brug te komen. “Met een eigen inbreng van 500 miljoen dollar (347 miljoen euro) konden we al voor 9,4 miljard dollar (6,5 miljard euro) toezeggingen van bedrijven loskrijgen. Van de projecten die daarmee werden opgezet, worden nu al tien miljoen mensen beter.”

De PIDG maakte investeerders onder meer warm voor de bouw van containerhavens, waterkrachtcentrales en geothermische centrales in Afrika, en ook voor de onderzeese internationale telecommunicatiekabel voor de kust van Oost-Afrika.

Geen geld voor bedrijven uit ontwikkelingslanden

Maar ook onder de Minst Ontwikkelde Landen zijn er lievelingetjes en lelijke eendjes. “We zien vooral projecten in landen als Mozambique of Tanzania, stabiele landen met een veelbelovende binnenlandse markt of een bloeiende landbouw”, zegt Peters. Volgens het rapport zijn ook landen als Cambodja en Bangladesh in trek, omdat daar veel fabrieken draaien die voor westerse opdrachtgevers produceren. Projecten proberen daar de arbeidsvoorwaarden te verbeteren of de kwaliteit van de productie op te drijven. Andere interessante samenwerkingspartners zijn landen die rijk zijn aan grondstoffen of bepaalde landbouwproducten, zoals Angola (olie), Liberia (cacao) of Mali (katoen). Landen die minder gezegend zijn met natuurlijke rijkdommen of instabiel zijn, kunnen op minder aandacht rekenen

Er zijn nog wel meer tekortkomingen. De samenwerking tussen donoren en bedrijven is te zeer gericht op geld, de duur van projecten is te kort, de donorlanden werken onderling niet genoeg samen, de belangen van bedrijven en van de ontvangende landen worden niet voldoende op elkaar afgestemd en er is te weinig aandacht voor de analyse van resultaten en effecten. “Het is ook frappant dat de donorlanden vooral met buitenlandse bedrijven werken”, zegt Peters. Het Duitse DeveloPPP-programma staat alleen open voor Europese bedrijven, en ik weet niet waarom. Er zijn veel bedrijven in de Minst Ontwikkelde Landen waarmee ook zou kunnen worden samengewerkt.”

take down
the paywall
steun ons nu!