Demagogie als brandstof

Demagogie als brandstof

vrijdag 31 januari 2014 15:00
Spread the love

Volgens Wikipedia is demagogie een manier om iemand van een onwaarheid te overtuigen door een beroep te doen op zijn “gezond verstand” en “logica“. Nu de verkiezingen eraan komen mogen we ons met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid aan nog meer van dattum verwachten dan we eigenlijk al hele dagen gewoon zijn.

Wij[1] verwachten steeds dat de burgers vooroordelen, bedrog en manipulatie herkennen wanneer we het zelf herkennen. Maar als we willen helpen politieke humbug te herkennen moeten we de technieken van de kunstenaars die in dat medium uitblonken bestuderen. Een van de beste en meest beruchte artiesten in dat genre was de Amerikaanse senator McCarthy.

Laat ons eerst even uw geheugen opfrissen en diegenen die nooit van hem gehoord hebben wegwijs maken.

In 1950 beweerde hij dat hij de namen kende van 205 communistische sympathisanten die werkten voor het State Department[2]. Van een stunt gesproken want achteraf bleek dat die lijst niet bestond, dat hij zelfs geen enkele naam had van één van die zogenaamde communisten! Maar het werkte om verschillende redenen.

Hij vernoemde communisten. Het was in het begin van de Koude Oorlog. De meeste mensen wisten niet eens wat communisten waren. Ze waren er alleen maar zeker van dat communisten verraderlijk en verfoeilijk waren. En het was al een hot topic in de media want Alger Hiss, een werknemer van het State Department was nog maar onlangs beschuldigd van het lekken van geheime informatie aan de Sovjet-Unie[3]. Wie kon er eigenlijk ontkennen dat de infiltratie niet nog verder ging?

Hij gaf een concreet aantal: 205. In de loop van de volgende weken veranderde hij dat aantal een beetje, eerst naar 207, daarna naar 57. Het aantal was niet echt belangrijk maar het feit dat hij een specifiek getal gaf maakte het alsof hij wist waarover hij het had.

Hij daagde de macht uit. Een senator uit een verloren gat als Outagamie County, Wisconsin[4], stelde de verraders in de federale regering aan de kaak. De underdog uit Midden-Amerika nam het op tegen de elites van Washington. Iedereen heeft een hekel aan de elites en sympathie voor de moedige underdogs.

De boodschap was zodanig opgesteld dat het inspeelde op de angsten en het gevoel van verontwaardiging van de bevolking maar de boodschap alleen was niet alles. Hij had ook aandacht besteed aan het medium. In die tijd was er nog geen internet, Twitter, Facebook en dergelijke. Veel berichten geraakten dikwijls niet verder dan de onmiddellijke omgeving  van waar het bericht werd bekend gemaakt. Zelfs een bericht dat de plaatselijke actualiteit oversteeg deed er soms dagen en weken over om overal door te dringen. De boodschappers waren in dat geval de persagentschappen Associated Press en United Press International. McCarthy had een strategie uitgedokterd om daar optimaal gebruik van te maken. Hier is hoe het werkte.

Zijn initiële bericht ging over die 205 communisten in dienst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Als hij dat in New York of Washington had aangekondigd was er waarschijnlijk veel minder aandacht voor geweest. In die grootsteden riskeerde zijn boodschap te moeten concurreren met veel andere verhalen die koppen konden opleveren. Bovendien waren er daar veel te veel journalistieke ‘herrieschoppers’ die moeilijke vragen konden stellen.

Neen dus, de ideale plek om de communisten in de regering aan de kaak te stellen was Wheeling, in 1950 een provinciestadje van 59.000 inwoners in West Virginia. Hij kon er zeker van zijn dat het er de voorpagina van de kranten zou halen. Wat ook niet onbelangrijk was is dat Wheeling een knooppunt was van het Associated Press netwerk. Volgens een studie van Edwin R Bayley in 1981 publiceerden in het hele land 28 kranten zijn toespraak. Twee dagen later gaf McCarthy persconferenties in Salt Lake City en Reno. 34 kranten pikten zijn verhaal op in Salt Lake City en 49 in Reno. Op die manier werden in de jaren 1950 ‘virussen’ verspreid. En dat was nog maar het begin. Volgens dezelfde studie was het in 1954 normaal dat McCarthy vijftien of meer keer per dag werd vernoemd – in een editie van een enkele krant. Hij was letterlijk overal!

Je kunt je dan ook wel voorstellen wat hij vandaag had kunnen doen met Twitter, Facebook en Youtube. Een recente PEW-studie gaf aan dat in 2012 39% van de Amerikaanse volwassenen gebruik maakten van sociale media om deel te nemen aan politieke activiteiten (actief of passief). Vandaag zou McCarthy niet eens meer door de ‘filter’ van de pers heen moeten om zich rechtstreeks tot de bevolking te richten[5]. Een deel van zijn critici in de media zouden hem aanpakken op wat hij zegt maar het zou geen verschil maken. De samenzweringstheorie zou al wijd en zijd verspreid zijn en de stemmen van de critici zouden er enkel toe bijdragen de boodschap verder te verspreiden.

De mensen zouden hem waarschijnlijk eerder gaan geloven dan zijn critici. Mensen geloven immers wat ze willen geloven, en ze doen niets liever dan de terechte verontwaardiging geloven die het handelsmerk van de overtuigende demagoog is. Hoe meer gesofisticeerd de tegenargumenten zijn, hoe harder een ‘conservatieve’[6] geest zijn best zal doen om die te ontkrachten. Mensen hebben de neiging om argumenten die hen niet aanstaan gewoon te negeren. Dit is zelfs waar wanneer een politieke figuur misleidende informatie (of zelfs een regelrechte leugen) zou vertellen en de ‘tegenstander’ hem daarop zou wijzen. In plaats van het op bewijs gefundeerde te accepteren zal de ‘ware gelovige’ de hakken in het zand zetten om te volharden in de eigen overtuiging.

Om mensen kritisch te leren denken is het niet voldoende om hen enkel en alleen zoektechnieken te leren op het internet en het onderscheid te leren maken tussen de verschillende soorten informatie die ze daarop of in kranten en tijdschriften kunnen vinden. Het moet hen aanmoedigen vragen te stellen over hun (voor)oordelen en de keuzes die ze maken wanneer ze geconfronteerd worden met politieke informatie.

Enkele maanden geleden verscheen een Amerikaanse studie[7] die suggereert dat als een publiek op voorhand verteld werd dat ze zouden geconfronteerd worden met politieke desinformatie en ook voordien argumenten aangereikt kregen, de overtuigingskracht van die desinformatie verminderd. De open vraag bleef natuurlijk wel waarom die nieuwe informatie dan weer niet subjectief zou benaderd worden?

In Nederland begon de Fontys Hogeschool Journalistiek in september 2008 met de weblog FHJ Factcheck Kort daarop gevolgd door een project van de Praktijkstudie Journalistiek en Nieuwe Media van de Universiteit van Leiden, Nieuwscheckers. Ook in Frankrijk bestaan dergelijke initiatieven. Het beste gekende is Arrêt sur Images dat van 1995 tot 2007 een televisieprogramma was en sindsdien verhuisd is naar het internet. Ook heb je er de rubriek ‘désintox’ van het dagelijkse actualiteitenmagazine 28 minutes op Arte waarin de ‘meest idiote beweringen van Franse politici worden geanalyseerd’.

In Vlaanderen zijn we rijkelijk bedeeld met opleidingen journalistiek Niet minder dan 14(!) hogescholen en universiteiten bieden een of andere vorm van opleiding aan. Maar wat fact-checking betreft is het bedroevend gesteld. Op een vraag daarover aan het Journalismfund kwam volgend antwoord: “België loopt achter op het vlak van fact-checking. Voor zover ik weet zijn er geen aparte websites of blogs waar willekeurige nieuwsberichten worden gescreend. Een paar nieuwsorganen hebben echter (kleinschalige) fact-checking initiatieven genomen. Zoals Apache.be’s Feitenchecker, De Wereld Morgen’s fact checker of een speciale functie op VRT’s De Zevende Dag. Dit zijn allemaal Vlaamstalige initiatieven. Wat de Franstalige media betreft, Le Soir schijnt op een bepaald ogenblik een fact-checker blog te hebben gehad maar ik kan er niets meer over terugvinden op hun website.”

Eerder deze week riep econoom Gert Peersman op om de verkiezingsprogramma’s te laten narekenen. Daarin werd hij bijgevallen door politoloog Carl Devos (die er wel aan toevoegde dat dit niets nieuws is en al jarenlang gevraagd wordt). Gisteren sprongen Groen en Open Vld dan op de kar en stelden ze de andere partijen voor om samen externe experts aan te stellen. Van Besien en Rutten zegden dat dit nu niet meer wettelijk gerealiseerd kan worden voor de verkiezingen van 25 mei (dju, voordien niet aan gedacht waarschijnlijk) maar ze doen toch een praktisch voorstel, waarbij ze rekenen op de “politieke wil van de andere partijen”. Wat er hun let om hun eigen programma’s te laten checken zonder dat de andere partijen dat ook doen is mij niet echt duidelijk.

Ondertussen hebben VRT Nieuws, de Tijd, De Standaard en de KU Leuven laten weten dat ze een gezamenlijke werkgroep opgericht hebben om de kostprijs en de impact van de verkiezingsprogramma’s te gaan berekenen. De resultaten zullen enkele weken voot de verkiezingen van 25 mei gepubliceerd worden. Ik verwacht dat de demagogen zich nu al warm lopen om de resultaten te ‘duiden’..

Is daarmee de zaak opgelost? Verre van natuurlijk. Het is niet met een eenmalig extern iets op te richten en wat fact-checking te doen dat de kiezer het wat en hoe voorkauwt, dat demagogie ontmaskerd kan worden. Er is nood aan iets anders.

Het zou een stap in de goede richting zijn mochten er initiatieven bestaan als in Nederland en Frankrijk (zie hoger) maar aanvullend moet er meer gebeuren

Een mooi voorbeeld van wat mogelijk is, vinden we in de VS waar de American Library Association (ALA) sinds 2012 in een samenwerking van bibliothecarissen, journalisten, nieuwsanalisten en studenten een campagne “News Know-how” heeft opgestart dat (vrij vertaald) een nieuwsalfabetiseringsonderwijsproject[8] (news literacy education project) genoemd werd.

Het tweejarige project creëerde partnerschappen en samenwerkingsverbanden voor een onafhankelijke, kritische analyse van nieuws en informatie. Middelbare scholieren leerden, met de openbare bibliotheken als hun “newsroom“, hoe feiten te onderscheiden van meningen, hoe de bron en de correctheid van nieuws en informatie na te gaan en hoe propaganda en desinformatie te identificeren.

Het is echter niet gemakkelijk. Het is moeilijk om de aard van mensen te veranderen.  Daarom dat de strategie van de demagoog zo lang zo goed heeft gewerkt. Het gaat minstens zo ver terug als toen de eerste van hen in de oertijd begreep dat als je woorden kan gebruiken om te profiteren van de angsten of haat van de mensen, ze naar je zullen luisteren. Het lijkt een natuurlijke reactie, zoals zweten als het te heet is en snotteren als je verkouden bent.

Maar laten we positief eindigen en eraan herinneren dat een verkoudheid meestal overwonnen wordt en het niet altijd te heet is. Bovendien is ook de Houdini van de demagogen, McCarthy uiteindelijk van zijn piédestal gevallen.

Waarom zouden we de middelen om hen vlugger te begeleiden bij die val niet zo snel mogelijk opzetten? Alleszins graag liefst voor ze ons in hun val meesleuren.

[1] Ondertussen vergeten we wel dat wij zelf ook bedrogen worden omdat we eveneens vol vooroordelen zitten en eigenlijk gemanipuleerd (willen) worden.

[2] Ministerie van Buitenlandse Zaken van de Verenigde Staten

[3] Voor details zie: The problem of Alger Hiss, Brock Brower, Esquire, December 1960.

[4] Outagama County telde in die tijd 81.000 inwoners.

[5] Volgens de VRM, de Vlaamse regulator van de Media waren er meer 4,5 miljoen Belgen Vlamingen, Welen en Brusselaars) gebruikers van sociale media. Er is echter geen onderzoek gedaan hoeveel daarvan volwassen kiesgerechtigden waren die de sociale media gebruikten voor politieke informatie.

[6] Conservatief moet hier niet begrepen worden in het kader van de links-rechts tegenstelling. Conservatief betekent hier ‘niet van standpunt willen veranderen’.

[7] Banas, J. A., & Miller, G. (2013). Inducing resistance to conspiracy theory propaganda: Tand (b) provides evidence or arguments that the audience can use to counter the persuasive attempt.  Testing inoculation and metainoculation strategies. Human Communication Research, 39(2), 184-207.

[8] De Nederlandse spellingsregels zijn onverslaanbaar!

take down
the paywall
steun ons nu!