Debat: de energie van de toekomst

Debat: de energie van de toekomst

De “Reflectiegroep Energie” van de “Koninklijke Vlaamse Academie van België” bracht op 12 juni 2014 een 130-tal ingenieurs, professoren en beleidsmensen samen voor een studienamiddag “Energie van de Toekomst: van Utopie naar Realiteit”.

donderdag 10 juli 2014 11:45
Spread the love

Ze hebben het zowel over
de technologische mogelijkheden als over het overheidsbeleid. Steeds
terugkerend vraagstuk in de tussenkomsten: de tegenstelling tussen
het zoeken om competitief te zijn op de markt en de doelstelling om
klimaatvriendelijk te zijn.

Ik was aanwezig en
geef mijn bedenkingen en lessen die ik eruit haal.

De leden van de
reflectiegroep zijn: Johan Albrecht (Itinerai),
Dirk Beeuwsaert (GDF SUEZ), Ronnie Belmans (KU Leuven), Renilde Craps
(Flanders Driveii),
William D’ haeseleer (KU Leuven), Pascal De Buck (Fluxysiii),
Jacques De Ruyck (VUB), Dirk Fransaer (VITOiv),
Derrick Gosselin (UGent), Jan Kretzschmar (UAntwerpen), Hugo Hens (KU
Leuven), Charles Hirsch (VUB), Luc Sterckx (Febeliecv),
Rudy Swennen (KU Leuven), Stan Ulens, Joost Van Roost (ExxonMobil),
Ivo Van Vaerenbergh (Actility Beneluxvi)
Voorzitter.

Dat zijn dus
enerzijds energiespecialisten vanuit de universiteiten en anderzijds
energiespecialisten vanuit de top van het bedrijfsleven. Niet te
verwonderen dat voor de meesten het bewaren van de competiviteit van
de eigen industrie op de wereldmarkt de eerste zorg is. Maar toch
duiken er ook andere accenten op. De vraag blijft: kunnen we met
kapitalistische uitgangspunten het klimaatprobleem oplossen? Een
enorm dilemma voor de meesten. Ik herinner mij die uitspraak van onze
voormalige minister Van Acker op een persconferentie van de FRDOvii:
“De vrije markt kan schijnbaar het klimaatprobleem niet
oplossen. Schijnbaar! … Want een geplande economie zoals in de
Soviet-Unie, dat willen we toch niet!”

Het klimaatdebat blijkt
dus in de eerste plaats een zwaar ideologisch en politiek debat over
welke maatschappij we willen. En dat speelde ook doorheen de
wetenschappelijke discours op 12 juni. De vooringenomenheid van velen
blijkt groot te zijn tegen een niet-kapitalistische benadering. En
wat als alle ervaring tot nu toe uit wijst dat die vrije markt juist
het grote probleem is om het klimaatprobleem aan te pakken?

Ivo Van Vaerenbergh,
voorzitter van de reflectiegroep en moderator van het debat is iemand
die duidelijk de inzet van het debat aangeeft. Uit zijn inleiding: de
EU heeft als doelstelling om de broeikasgasemissies tegen 2050 met
80-95 procent te verminderen ten opzichte van 1990. De presentaties tonen
aan dat voor het bereiken van deze doelstelling een totaal vernieuwd
energiesysteem nodig is. Waar relevant voor België en Europa, worden
technologische en economische studies gescreend op de lange
termijnrol van technologieën in een koolstofarme toekomst. Hoe
kunnen we de koolstofintensiteit (CO2 per energie) en de
energie-intensiteit (energie per toegevoegde waarde) in Europa sterk
reduceren? Worden zonnepanelen, opslag van elektriciteit en
elektrische wagens steeds belangrijker? Kan België op een volledig
hernieuwbaar energiesysteem overschakelen ? Welke investeringen staan
er ons te wachten ?

Iedereen weet dus
duidelijk waar we omwille van het klimaatprobleem naar toe moeten,
maar wilt iedereen dat ook wel doen? Luc Sterckx van Febeliec (de
federatie van grote industriële elektriciteitverbruikers) mag
inleiden. Hij geeft de alarmerende prognoses van het World Energy
Council: die verwacht dat het energieverbruik tegen 2050 op
wereldvlak verdubbeld, zelfs rekening houdend met de verbeterde
energie-efficiëntie. Zij berekenen daaruit een toename van CO2
wereldwijd met 20 procent! Het Internationale Energie Agentschap spreekt
van een “wereldomvattend energie trilemma” We zouden tegelijk
drie aspecten moeten beheersen: de bevoorradingszekerheid, de
betaalbaarheid, en de milieu impact. Luc Sterck eindigt zijn
inleiding met de woorden “Wat er op het spel staat is onze welvaart
en ons welzijn”. De alarmering is terecht. Maar ik vraag me wel af
wie bedoeld wordt met dat “ons”?

Wouter Nys van het
Vito geeft voor mij frisse lucht aan het debat. Hij wil een
“bruggenbouwer” zijn “tussen klassieke economie en ecologische
economie”. Het overheidsbeleid moet haar rol spelen van de markt
te omkaderen. Werken op energie efficiëntie houdt een paradox in:
betere efficiëntie geeft betere betaalbaarheid en leidt zo naar meer
consumptie. We hebben dus een tweestrijd tussen het leggen van de
prioriteit op kost efficiëntie of het leggen van de prioriteit op
het wensbeeld voor de toekomst.

Wouter geeft verder
de cijfers uit het “Framework 2020-2030”viii
van de Europese Unie. Het compromis voor de doelstelling
emissiereductie is -40 procent. Voor de sectoren onderhevig aan de
emissiehandel -43 procent. En het aandeel hernieuwbaar zou in de
elektriciteitsproductie moeten stijgen tot 47 procent. Europa wil werken op
technologische competitie. Dat zou kunnen door de eerste twintig jaar te
mikken op een reductie van -2 procent per jaar en daarna verder met -5 procent per
jaar tot 2050. Het aandeel elektriciteit in de totale energie
toelevering zou stijgen van 21 procent nu tot 38 procent in 2050. Europa mikt op
een combinatie met kernenergie en CCS (koolstofafvang en opslag)
Tegelijk zou er opslagcapaciteit voor elektrische energie moeten
voorzien worden ter grootte orde van 500 GW in Europa. Als back-up
voor de hernieuwbare energie zouden een aantal fossiele centrales
nog in gebruik moeten blijven. Gascentrales zonder CCS zouden nog een
225 uur per jaar draaien. Gascentrales met CCS zouden nog een 1000
tal uren per jaar draaien. (Nota Wiebe: één jaar van 365 dagen
telt 8760 uren).

Globaal zal Europa 2,5 procent van haar BNP moeten
investeren. Maar gezien er 1,5 procent van het BNP bespaard wordt door
verminderde invoer van brandstoffen, eindigt de additionele kost op
1 procent. Dit zonder rekening te houden met de andere niet becijferbare
voordelen. In deze optie zal de grootste kost van alles bij elkaar
neerkomen op de privé personen voor de aankoop van nieuwe
(elektrische) wagens. De tweede grootste kost zal de hernieuwing
van het elektriciteitsnet zijn.

Jawel zegt Wouter,
hernieuwbare energie is zeker mogelijk in België. Fotovoltaïsche
panelen kunnen 80 procent van het gemiddeld gebruik dekken. Als je de curve
van de dagproducties bekijkt dan zien we dat 60 procent rechtstreeks
gebruikt kan worden en 20 procent zal opgeslagen moeten worden. De
goedkoopste technieken zijn samengeperste lucht. In het Engels
Compressed air energy storage(CAES)ix,
zowel diabatisch als adiabatisch. Het tweede goedkoopste is waterstof
opslag in verschillende vormen. Pas daarna komen batterijen. Vito
schatte de kost voor België op 400 miljard euro. Fotovoltaïsche
panelen tesamen met thermische zonne-energie zijn duidelijk de
winnende technologie die dominant zal zijn. De investeringen in
onderzoek zouden terug omhoog moeten naar 3 procent van het BNP. Want
investering in energie kan je niet recupereren op de huidige
energiemarkt. Wouter kritikeert duidelijk het IEA zoals aangehaald
door Luc Sterckx. De energietransitie kan in België. Je moet het
beschouwen als een “arena”. En de overheid moet duidelijk leiding
geven met haar beleid.

Dat laatste kan ik
zeker beamen. De belangrijkste bijdrage van Wouter is voor mij juist
dat het beleid de “wensdroom” moet laten voorgaan op ‘vrije
markt denken’. Hij geeft ook duidelijke technische oplossingen
aan. Enerzijds blijft hij spijtig genoeg hangen in het idee van
zoveel mogelijk het bestaande maatschappijsysteem te bestendigen.
Hij stelt het individueel autogebruik zoals vele anderen niet in
vraag. Benzine en dieselwagens worden vervangen door elektrische
wagens. Wordt daarmee het fileprobleem opgelost? Er zijn andere
eerder collectieve oplossingen te bedenken die zowel de
basismobiliteit voor iedereen kunnen waarborgen als tegelijk een hoop
energie en grondstof besparen. Dat blijven hangen in grote
marktspelers, maakt ook dat Europa kernenergie en CCS als oplossingen
naar voor schuift. Andere studies en praktijkervaring laten zien,
dat we door structurele maatregelen in de urbanisatie en ruimtelijke
ordening, daar zonder kunnen.

Waar Wouter niet op
in gaat is de enorme tegenstelling tussen zijn technische oplossingen
en het competiviteitsdenken op de geliberaliseerde markt. Zijn
back-up gascentrales worden voorzien om 225 tot 1000 uren per jaar te
draaien. Dat is maar 2,5 tot 11 procent van de tijd! Het is juist om die
reden dat de ene na de andere moderne gascentrale momenteel gesloten
wordt.

Het zelfde met de
installaties voor opslag van energie: die gaan ook maar een 20% van
de tijd draaien. Dat zou geen probleem mogen zijn in een globaal
geplande aanpak die zowel basisproductie als piekproductie integreert
in één geheel. In eerdere debatten van de Energiereflectiegroep
van de KVAB
heb ik stelselmatig gevraagd naar die opslagkwestie.
Ik kreeg steeds hetzelfde antwoord: “wie wilt er nu investeren
in een installatie die maar 15-18 procent van de tijd draait?
” Tja,
dat is nu eenmaal het probleem van de geliberaliseerde markt: ze
pikken de winstgevende delen in, de kersen van de taart. En de rest?
Dat is hun zorg niet meer. De gemeenschap mag het oplossen. Ik trek
daar de les uit: hersocialiseren van heel de energieproductie.

Hersocialiseren van
de energieproductie is spijtig genoeg niet het besluit van de
volgende notoire spreker, professor William D’Haeseleer van de KU
Leuven. Hij heeft ook een brede grijze baard zoals ik, maar daar
houdt de gelijkenis op. Ik noteerde vooral zijn inleidende insteek:
Lange termijn scenario’s zijn géén voorspellingen van de
toekomst. Laat het nu de lange termijn scenario’s zijn van het IEA,
het WEC, de EU, of dat bekende van Shell… Het zijn slechts
denkoefeningen. Die scenario’s zijn beperkt door de algoritmen van
de software die men erin stopt en door de randvoorwaarden en de
hypothesen die men kiest. Zo lopen de kosten voor volledig
hernieuwbare energie in 2050 in bepaalde scenario’s op tot 14 procent van
het BNP, wat in de huidige marktvoorwaarden ze onmogelijk maakt.
Scenario’s zijn dus slechts verhaallijnen om de gevolgen van
bepaalde toekomstbeelden in kaart te brengen. Die “resultaten”
van de projecties moeten ons dan stimuleren om de gepaste
maatregelen te nemen om de toekomstige energiesituatie niet te laten
ontsporen.

William looft
enerzijds het Vito voor hun vele studiewerk en kritikeert kritikeert
hen anderzijds dat zij in hun Belgisch rapport niet ingaan op
balancering en flexibiliteit van de energiemarkt. Hij kritikeert de
Europese commissie dat zij niet buiten de lijntjes kleurt en niet de
systeemintegratie tussen de verschillende landen bekeek. De
overproductie aan elektriciteit door de combinatie fotovoltaïsche
panelen en wind zal op sommige momenten vijfmaal zijn. Waar gaat men
dit absorberen? Teveel aan elektriciteit is een moeilijker probleem
om op te lossen dan te weinig.

Nota: ik herinner
mij een andere spreekbeurtx
van de van de KVAB waar het onderwerp was: “Hoe kan een
geliberaliseerde energiemarkt functioneren met 35 procent van haar volume
geleverd buiten de markt? Hoe kan een prijs gevormd worden wanneer zo
veel overcapaciteit bestaat tegen zero operationele kostprijs?”
Teveel elektriciteitsproductie kan
geadsorbeerd worden met opslagsystemen, zoals eerder gezegd. Of kan
weggewerkt worden via flexibel maken van de markt langs de
vraagzijde. Het eerste is een robuuste oplossing die meer
investering vergt. Het tweede vergt minder investering maar
kwadrateert de complexiteit. Het eerste staat haaks op het vrije
markt denken, het tweede ligt er in lijn mee.

Professor
William merkt dan nog op dat de meeste effectieve centrales om de
energieproductie en vraag te balanceren de huidige gascentrales zijn.
Diezelfde centrales die vandaag één na één gesloten worden. Hij
ligt niet wakker van het verlies aan werkgelegenheid. Jobcreatie mag
géén doel op zich zijn voor hem. We moeten eerst zorgen dat het
energetisch fundament van onze economie in orde is. Hij pleit daarom
voor een stabiele regelgeving en vorming van geschoolde
arbeidskrachten voor de toekomstige energieproductie.

Die
vraag naar een stabiel regeringsbeleid en regelgeving zal daarna
steeds terugkomen. Professor Johan Albrecht van de Universiteit Gent
en van de denktank Itinera gaat daar als vierde spreker uitgebreid op
in. Hij is géén ingenieur, maar economist wordt er nog fijntjes
bijgezegd. Hij begint met opmerkelijke waarheden. “De markten
hebben ons fossiel energiesysteem gemaakt” en “Marktkrachten zijn
goed op korte termijn, maar deugen niet op lange termijn”. Zonder
interventie van het politiek beleid met massa’s subsidies zou er
bijvoorbeeld nooit een nucleaire industrie geweest zijn.

We
zitten nu met een enorm CO2-probleem, waar de markt faalt om dit op
te lossen. De prijs die op CO2 gezet werd is volatiel. De G8 en de
G20 geraken niet tot een akkoord over de prijszetting: te gevaarlijk
voor inflatie en recessie. Een prijs op CO2 helpt enkel de
technologie die al rijp is en is geen trigger voor innovatie.

Het tweede
marktfalen gaat Johan verder is de 544 miljard euro subsidies
wereldwijd aan de fossiele energieproductie. De Europese Unie
verlengde haar ondersteuning aan de steenkoolindustrie alvast tot
2018.

Het derde marktfalen
is de investering in onderzoek en ontwikkeling in energie. Veel te
weinig. In de jaren 80 was dat nog 11 procent van het totaal
onderzoeksbudget (nota: vooral kernenergie, zoals blijkt uit de
grafiek) In de jaren 90 nog maar 6 procent en nu is het weggezakt tot 4 procent.

En dan doet
professor Johan een “vanAckertje”: het alternatief zou
economische planning zijn. Maar dat is Sovjet stijl!
(En dus doen
we het niet) . Toch geeft hij nog merkwaardige voorbeelden hoe de
marktbenadering de zaken in de soep draait. De kostenhandicap van de
Europese Unie tegenover de Verenigde Staten is met het schaliegas
ginder opgelopen tot 130 miljard dollar per jaar.

België heeft 4 915
265 huizen in 2013, waarvan slechts 17,4 procent gebouwd zijn na 1981 met
de strengere normen. Het potentieel aan energiebesparing door
renovatie of heropbouw is immens. Dat zou een zogenaamde “no
regret” maatregel kunnen zijn. Een “géén spijt”-oplossing.
Maar 67 procent van de Belgische huishoudens kan die renovaties niet
betalen, tenzij de huidige prijzen zouden crashen. Door die hoge
prijzen op de huizenmarkt wordt de vraag naar oude en goedkopere
huizen groter. En die stijgen daardoor weer in prijs. De
opportuniteit om die oude huizen af te breken verdwijnt daarmee. “No
regret? Vergeet het!”

Hoe ziet professor
Johan dan de oplossing? We zouden een drievoudig systeem moeten
uitbouwen van hernieuwbare energie als basis en fossiele energie als
back-up, plus opslagsystemen. Maar de prijzen voor energie zijn
extreem laag. Daarmee kan je géén investering uitlokken op de
private markt. De overheid zou de markt geheel anders moeten
organiseren met het instellen van een capaciteitsvergoeding voor het
in stand houden van stilliggende back-up installaties.

Mijn besluit
hieruit: hoe kan je zo ideologisch vastgeroest zijn dat de
maatschappelijke structuurveranderingen die zich uit de ervaring
opdringen zo blijft afwijzen! Als de maatschappij , de gemeenschap
moet betalen voor het openhouden van een installatie, dan dient zij
ook beheerder en eigenaar te zijn. Momenteel maken energieproducenten
enorme winsten op de basisproductie van energie. Met dat profijt
dient de investering in back-up en opslag betaald te worden.

En ja omwille van
het klimaatprobleem en omwille van de luchtvervuiling en omwille van
de toegankelijkheid tot energie voor iedereen zal de overheid een
krachtdadig en planmatig beleid moeten opleggen.

Het IPCC is
duidelijk met zijn cijfers over het klimaat. Met de huidige
ontwikkeling zijn we op weg naar een algemene opwarming van de
gemiddelde wereldtemperatuur van 4°Celsius of meer. In Kopenhagen in
2009 werd er algemeen gesteld dat om al te grote schade te voorkomen
we die opwarming onder de 2°C moeten houden. De recente vijfde
rapportering van het IPCC zegt dat de huidige opwarming met bijna 1°C
al erg genoeg is. Om nog 60 procent  kans te hebben om onder die 2°C
opwarming te blijven, dient de uitstoot van broeikasgassen ten
laatste in het komende jaar 2015 om te slaan. Vanaf dan dient de
emissie drastisch naar beneden te gaan tot min 50 à 60 procent in de
westerse landen in 2030 en tot min 90 à 98 procent in 2050. Alles
vergeleken met de referentie van 1990.

Ik zet daar
tegenover wat professor William naar voor bracht als de ontkenning
van 7 mythes door het

22nd
World Energy Congress in 2013
:

  • Mythe 1: de
    globale energievraag zal niet uitvlakken. De energievraag zal
    verdubbelen tegen 2050.
  • Mythe 2: Peak
    Oil? Werkelijkheid: géén vooruitzicht op een te kort aan fossiele
    brandstof.
  • Mythe 3: De
    groei van de energievraag zal opgevangen worden door nieuwe schone
    energiebronnen? De bijdrage van fossiele brandstoffen zal blijven
    groeien in absolute termen.
  • Mythe 4: We
    kunnen broeikasgasemissie verminderen met 50% tegen 2050?
    Werkelijkheid: zelfs in het beste geval zullen we een verdubbeling
    zien van broeikasgasemissies tegenover het peil van 1990
  • Mythe 5:
    Gebruikelijke business modellen en markten zullen het maken?
    Werkelijkheid: gebruikelijke aanpak is niet in staat om te gaan met
    een groeiend aandeel hernieuwbare bronnen, gedecentraliseerde
    systemen, of de groeiende informatie architectuur.
  • Mythe 6:
    Gebruikelijke programma’s zullen zorgen voor een universele
    toegang tot energie tegen 2030? Werkelijkheid: met het volgen van de
    gebruikelijke paden zullen 320 tot 530 miljoen mensen nog steeds van
    elektriciteit verstoken blijven in 2050.
  • Mythe 7:
    Globaal gezien is kapitaal goedkoop en overvloedig aanwezig?
    Werkelijkheid: Kapitaal is extreem gevoelig voor politieke en
    regelgeving risico’s. Gebrek aan overeenkomst tussen investeerders
    en overheid over de aard, de prijs, de waarde van de risico’s
    eigen aan energie infrastructuur maken dat het kapitaal elders naar
    toe vloeit.

Wel ik laat het aan
jullie over om je eigen besluiten hieruit te trekken. Altijd bereid
tot discussie hierover.

Wiebe Eekman

i
Itinera
is een denktank die aanbevelingen tot structurele
beleidshervormingen formuleert:
http://www.itinerainstitute.org/nl/over-itinera

ii
Flanders’ Drive is een denktank van de gezamenlijke Vlaamse
voertuigindustrie http://www.flandersdrive.be/nl/domeinen

iii
Fluxys Belgium is de
onafhankelijke beheerder van de vervoers- en opslaginfrastructuur
voor aardgas in België.
http://www.fluxys.com/belgium/nl-BE/About%20Fluxys/AboutFluxys

iv
Vito is het referentie
studiebureel voor de Vlaamse overheid:
https://www.vito.be/NL/HomepageAdmin

v
Febeliec is de Belgische federatie van industriële
elektriciteitsverbruikershttp://www.febeliec.be/data/1398176385Compensaties%20indirecte%20emissies_20140422_NL.pdf

vi
Actility
Benelux is een facilitator van energieflexibiliteit:
http://www.smartgridsflanders.be/lid/actility-benelux

vii
Uitreiking FRDO-Persprijs
Duurzame Ontwikkeling 2012 – Résidence Palace – maandag 25
februari 2013Steven
Vanackere (minister Financiën en Duurzame Ontwikkeling) ‘Hoe
de transitie naar een koolstofarme samenleving financieren?
(
Eigen
notities Wiebe Eekman)

viii
A
policy framework for climate and energy in the period from 2020 to
2030 (impact assessment gaat ook tot 2050)
http://ec.europa.eu/clima/policies/2030/documentation_en.htm

ix
http://en.wikipedia.org/wiki/Compressed_air_energy_storage

x
Energy
causerie Renewable energy sources and the European liberalized
electricity market

op maandag 21 januari 2013, KVIV samen met anderen

take down
the paywall
steun ons nu!