De zomer van de jobstudent?

De zomer van de jobstudent?

vrijdag 19 juli 2013 11:26
Spread the love

Voor de meeste mensen is de zomer de tijd om even uit te blazen. Werknemers genieten van een welverdiende rust. Jobstudenten vullen het gat even op. Zo was het toch altijd. 

Sinds enkele jaren probeert men de jobstudentenarbeid te flexibiliseren. De obligate maand in de zomervakantie werd een maand in de zomer plus een maand erbuiten. Vervolgens werd de maand erbuiten en de maand erin zeer “genereus” afgerond naar 50 werkdagen op jaarbasis. Om die evolutie te begeleiden, startte de Rijksdienst voor de Sociale Zekerheid (RSZ) met een nieuwe aanpak. Die aanpak zou er moeten toe leiden dat er een trendbreuk en volledige transparantie komt en dat zwartwerk en misbruik in de sector worden uitgeroeid. Zware woorden, zegt u? Om te beginnen wordt de groep alsmaar groter. 450.000 studenten per jaar verdienen wel onze aandacht, toch? Bovendien publiceert bijvoorbeeld Randstad regelmatig cijfers over zwartwerk bij jobstudenten. In 2012 stelden zij dat nog steeds 17 % van de studenten zonder contract werkte. Er zijn ook nog elk jaar aanduidingen dat een aantal jobstudenten te veel uren moet werken (meer dan toegelaten), verkeerd aangegeven wordt enzovoort.

De zomer van het spannende boek

Nu heeft de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid een evaluatie gepubliceerd op haar website, die probeert om de nieuwe aanpak en evolutie te vatten en te beoordelen. De RSZ maakt een erg uitgebreide analyse van de nieuwe situatie. Het verslag leest als een sneltrein. Aan werkgevers en werknemers werd gevraagd: wat denk je er nu van? En dat is goed. De reacties zijn overwegend positief. De informatiecampagne die de RSZ voerde, krijgt ook veel lof toegezwaaid. Terecht, al had men misschien ook kunnen verwijzen naar sommige sociale partners. Zoals het ACV, dat 200% heeft meegewerkt om de werknemers mee te informeren, ondanks onze scepsis over de wijzigingen in de regelgeving.

Anderzijds komen uit de  RSZ-analyse punten naar voor die men laat liggen. Er doken onder meer nieuwe toepassingsproblemen op. In hun verslag staat bv. te lezen dat studenten niet meer kunnen gaan werken omdat werkgevers hen gereserveerd hebben… Wat is het probleem? Sommige werkgevers “reserveren” studenten, zelfs zonder getekende arbeidsovereenkomst. Die studenten kunnen bijgevolg niet meer werken. Niet als werknemer, want daar concurreren andere jobstudenten hen weg. Niet als jobstudenten, want daar heeft een werkgever hen vastgelegd (zonder bijhorende arbeidsovereenkomst). Verdere analyse – en een oplossing voor deze problemen – zijn dus dringend nodig. De conclusie van de RSZ dat het nieuwe systeem aan de behoeften (sic) van student en werkgever tegemoetkomt is voorbarig en een beetje te enthousiast.

Voor toepassingsproblemen moeten oplossingen worden gevonden, dat spreekt voor zich. Maar de cijfers van de RSZ tonen ook aan dat de nieuwe aanpak niet zo efficiënt is als men dacht. De beloofde betere transparantie moet vooral verzekerd worden door de student. Die moet onder meer een attest voorleggen. Werkgevers gebruiken de nieuwe – peperdure – instrumenten veel minder. Zo kunnen ze bijvoorbeeld perfect zien hoeveel dagen men als student nog mag werken. Maar consulteren doen ze niet. En dus blijven werkgevers te veel dagen aangegeven voor jobstudenten. Dit vereist een strengere aanpak. Je kan niet alles willen. Meer jeugd kunnen inzetten, minder lasten betalen en dan ook nog de regels niet volgen…

Het belangrijkste twistpunt is van een andere orde. De nieuwe regeling heeft ook de sociale zekerheid met een knoert van een financieel probleem opgezadeld. Toch is de inkt van de nieuwe regeling nog niet droog of men vraagt, vooral vanuit de middenstandsorganisaties, nieuwe versoepelingen van de reglementering. Studenten moeten meer werken, goedkoper en flexibeler. Nog meer. Tot meerdere eer en glorie van zijn werkgevers. Want wat de jobstudent er zelf aan heeft, is erg onduidelijk. Het is iedere keer verbazingwekkend hoe veel gehoor men krijgt met dit soort flexibiliseringsverhaal, zeker in het kader van pre-electorale beloften.

De zomer van de lege schatkist

Het is verwonderlijk dat men deze regeling probeert af te schilderen als budgetneutraal. De RSZ geeft aan dat er een verschuiving is van 5% statistisch. Wat betekent dat? 5% van de voorheen onderworpen (bijdrageplichtige) arbeid wordt nu uitgeoefend door studenten. Bijgevolg verliest de RSZ bijdragen. Nu gaat men uit van een wel erg bijzondere versie van budgetneutraliteit. Men houdt namelijk geen rekening met de verschuiving van arbeid naar studentenarbeid (en het verlies van bijdragen dat daaruit volgt). Men houdt wel rekening met de gewenste stijging van studentenarbeid op jaarbasis. Bijgevolg verliest men een stuk arbeid dat vroeger onderworpen was, en het aantal dagen op jaarbasis blijft stijgen. Dus is er meer arbeid waar de werknemer absoluut geen enkel recht voor krijgt. En zijn er minder inkomsten voor onze fel geplaagde sociale zekerheid. Als vakbond kunnen we daar moeilijk voor applaudisseren.

De zomer van de jongere

Keer op keer wordt gesteld dat we de jongere dit voordeel moeten gunnen. Van een stuitende bijziendheid gesproken! Deze discussie zou veel gemakkelijker zijn als we inderdaad ook eens aan de jongere zouden denken.

De jongere is een student. Een student heeft een kortlopend contract, voor een beperkte tijd. Men zou kunnen aannemen dat voor de student die een beperkte activiteit heeft bijzondere tarieven en een bijzondere bijdragestructuur te verantwoorden zijn.

Maar nu wordt de elastiek wel erg ver uitgerekt. En men blijft trekken. In het laatst goedgekeurde horecaplan (een plan met maatregelen ter ondersteuning van de horeca) werd bv. beslist dat het statuut van de student en de occasionele horecawerknemer (contracten met een maximumduur van 2 dagen en 50 dagen per jaar) gecumuleerd kunnen worden. In de horeca kan men dus een student als occasionele arbeider 100 dagen tewerkstellen, m.a.w zo goed als elk weekend in een jaar, voor twee dagen. Wat is nog het verschil met een gewone werknemer? En hoe moet een gewone werknemer daartegen concurreren? Zelfs als occasionele werknemer verliest hij of zij in kostprijs – wegens een hogere bijdrage – tegen de werknemer die als student kan werken.

Wat ook veranderd is, is  dat men sedert een jaar de jongere/student verplicht om niet als werknemer, maar als student te werken. Dit voelt vreemd aan: niet de student, maar de ondertekenaar van een studentenovereenkomst zou aan verlaagde bijdragen moeten werken. Wat is de nuance? Als iemand een contract ondertekent als werknemer, zou de RSZ niemand mogen verplichten om verlaagde bijdragen te betalen. De werknemer verliest immers zijn rechten in de sociale zekerheid, bv. op vakantiegeld. Ook als de werkgever hem die vrijwillig toekende. Sleutel van dit verhaal is de vraag of het afsluiten van de studentenovereenkomst alleen al de verlaagde RSZ kan meebrengen. Misschien moet de verlaagde RSZ enkel worden toegekend wanneer de contracten 50 dagen niet overschrijden? Duidelijkheid voor alles. Het is paradoxaal dat de studentenovereenkomst, die moest dienen om de studenten beter te beschermen, hier schijnbaar dient om hun opgebouwde rechten (in de sociale zekerheid) terug af te nemen.

En dan is er nog de vraag of men studentenwerk kan verrichten als men in een deeltijdse onderwijsvorm studeert. Dit is een symptoom van hetzelfde  basisprobleem. Kan iemand tegelijk wel en niet onderworpen zijn aan de sociale zekerheid? Dat is hier het geval. De opleiding is onderworpen, hij of zij is werknemer. Maar de verdiensten zijn zo schrikbarend laag, dat men wil bijverdienen. Kan dit als student? Eigenlijk niet, het zijn geen studenten. Maar de korte termijnvisie wint veld. Men wil ze dit toch gunnen. Maar daarop ingaan is niet evident. Het riskeert de financiële verwaarlozing van het alternerend leren aan te zwengelen. De boodschap is dan: zorg niet voor hen, zij zorgen voor zichzelf.

Het mantra blijft: de uitbreiding voor studenten moet gebeuren omdat werknemers meer moeten werken, vroeger beginnen en langer doordoen. Voor die redenering is wel iets te zeggen. Maar wat onbelicht blijft, is dat studenten die daarop ingaan hun loopbaan niet verlengen. Ha neen, ze worden niet onderworpen aan de sociale zekerheid. Dus, geen pensioenrechten, geen werkloosheid, zelfs niet meetellen voor de pensioenleeftijd. Dat blijft een vervelend probleem. We zien dat jeugdwerkloosheid niet onder controle is, volgens sommige observatoren is die zelfs onbeheersbaar geworden. Jongeren proberen te shoppen met allerlei baantjes, inclusief studentenbaantjes. Men zou consequent moeten zijn, en minstens erkennen dat die periode gewerkt is. Het zou de huidige pil wat vergulden voor de jongere die geen volwaardige job kan vinden.

De zomer van de nieuwe inzichten ?

Eigen onderzoek van het ACV leert dat we in sommige sectoren op een kantelpunt zitten. In sectoren die traditioneel veel werken met studenten zoals de grootwarenhuizen is er een grote tendens om studenten in te zetten in plaats van vaste tewerkstelling. Jongeren komen moeizamer en moeizamer in het arbeidscircuit terecht als ze eenmaal schoolverlater zijn.

Nochtans wordt jobstudentenwerk meer en meer beschouwd als het begin van iemands loopbaan, zijn eerste pasjes op de arbeidsmarkt. Moeten we dan niet eens hardop durven nadenken over de plaats die studentenwerk in de loopbaan van een jongere kan hebben. In plaats van de studenten als groep blijvend achter te stellen en de vraag naar versoepelingen van werkgevers uit sommige sectoren jaar na jaar in te willigen?

Het is meer dan hoog tijd om eindelijk eens iets in het belang van de jongere te doen. Het ACV is alvast vragende partij.

Koen Meesters

Adviseur studiedienst

take down
the paywall
steun ons nu!