De ochtendstond heeft goud in de mond. Voor tien uur was ik al te gast in de merkwaardige hal “De Smidse”, waar sinds een week kundig gesneden halve koeien in prachtig licht aan de vleeshaken hangen in etalages omkaderd met natuurhout en ijzeren latwerk. Waar je de smaak van koffie kan meemaken bij het toestel dat dient om hem te roosteren. De pasta wordt gedraaid waar je bij staat. De bakker is al vanaf zeven uur in de weer, en even zitten kan ook. Geen zin in depressie heerst in De Smidse, zoveel is duidelijk. Na het kijken richt ik de schreden verder, door het gras van het Sluisparkje bij de Havenkant, en plots viel me de zin van het leven te binnen.
Toen ik in het eerste jaar geschiedenis mijzelf een hele wijsneus achtte, die op de meeste levensvragen best wel een afdoend antwoord in petto had, viel ik op een dag in vervelende verbazing toen Dirk, een magere medestudent, mij met een soort vreemde verontwaardiging in een studentikoos debat plots voor de voeten riep: “En de zin van het leven dan? Kan je ook dààr een goed antwoord op verzinnen?”. Ik voelde aan dat die Zin geen enkel probleem hoeft te vormen, naturally. Maar tegelijk kon ik op de eeuwige vraag inderdaad geen sluitend antwoord bieden, als zij in zulke abstracte vorm was gegoten. Vanmorgen echter, onder een bedekte hemel en bij de omgang in lekker frisse luchtlagen om in te ademen, merkte ik dat het antwoord op de ultieme filosofen-’teaser’ intussen een eenvoudige opdracht was geworden. Zoals dat met wel meer grote problemen of beslissingen gaat: als je lang genoeg op aarde blijft, is de laatste stap naar de oplossing vaak verrassend gemakkelijk, omdat je intussen ongemerkt de vele voorgaande stappen hebt gezet.
In mijn zesenvijftigste herfst aangekomen, zie ik het zo.
“De zin van het leven ligt in het leveren van
mijn zeer persoonlijke bijdrage aan het heil van de
gemeenschap waarin ik ben geboren, waar ik de grond mee deel.
En die bijdrage lever ik zonder de kinderen
van de Toekomst te vergeten.
En die lever ik, waar en wanneer het mogelijk blijkt,
met in acht nemen van
het eigen welbevinden en welzijn.
Soms zal ik offers brengen, pijn lijden
want
de ervaring van zin is iets van grote,
van heilige waarde, dan voortdurend gevleid te worden.
Af en toe is het echt wel absoluut vereist dat mijn bijdrage
wordt gezien en gesmaakt,
maar dat hoeft niet elke dag, zelfs niet elke maand het geval te zijn,
als de sfeer maar respectvol, vriendelijk en gezellig blijft.
We kunnen doorgaan,
als we onze ziel en ons kinderhart onderweg maar voldoende
voedsel kunnen vinden.”
“Leven is als het smeden van de smid”
Meteen kwam nog een bijkomende gedachte op:
“Het ‘mee-smeden’ aan het grote Leven,
die bezigheid die
op indirecte manier zin verleent aan ons eigen leven,
die gaat niet slagen zonder ‘de Les van de Smid’ in ere te houden.
Het leven tussen mensen gaat niet zonder harde klappen van de hamer.
Klappen die gensters slaan. Kloppen die kracht, uithouding, vasthoudendheid en moed vereisen, en ook veel ervaring.
Het mag en moet geregeld botsen.
En nog iets leert mij het Uithangbord van De Smidse vanmorgen.
Dat smeden aan de Boom van het Leven van je Gemeenschap,
en van de wereldgemeenschap in de limiet,
dat doe je best op een degelijk Aambeeld.
De ondergrond is van bijzonder groot belang als je
een grote klus wil klaren.
In Het LEVEN maakt het een wereld van verschil,
als je Referentiekaders kan ontwikkelen die iets om het lijf hebben.
Hij die weet waar hij is, wie hij is, en waar hij in wezen
mee bezig is,
waar hij naartoe wil, en wat hij vooral niet wil worden,
die mens zal zin-vol en leef-baar zijn levensweg kunnen bewandelen.
Ook al kan het een tijdje duren, voor de koets,
zoals deze van Assepoester in het grootse sprookje,
vlot begint te bollen.
En het is waar, ook in materiële zin wil ik over
een Aambeeld kunnen beschikken.
Dit is de Hemel niet, we zijn geïncarneerde zielen.
Een deftige plek om te wonen wil ik echt hebben.
Een stad met winkels waar je pretspullen en nuttige instrumenten,
tapijtjes en naalden en zo, kan vinden, maar ook een stad en een land met zuivere lucht
en mogelijkheden om te praten en te zwanzen,
om te wandelen in het groen.
Een nest wil ik, dat ik moet kunnen inrichten in harmonie met mijn ziel
en hart en geest.
Met vuren en groen, met boeken en beesten, een bed en een bank die lekker liggen.
Met comfort dat de Menselijke Waardigheid
toelaat ook de mijne te zijn.
Riolering en Water Closet, het is een mirakel…
En wat er ook absoluut bij hoort, is een hap, liefst elke dag,
die de smaak in het leven niet doet verloren gaan.
En liefst leef ik ook een bestaan met daarin een aantal mensen
door de dag om te bejegenen, te beluisteren, mee uit te wisselen.
En een of twee om te knuffelen of om verder mee te gaan
in het vieren en beleven van het oceanische gevoel
tot wereld en werkelijkheid te mogen behoren,
en je te laten optillen tot
in de Hemel.
“De Hemel, dat zijn Hemelse Relaties”
Goed uitgerust met die ‘vloer’ en die ‘food’, kan ik echt wel elke morgen opstaan
zonder dat het bed mij zo hard vasthoudt dat ik de dokter zou willen roepen.
Onder die voorwaarden
kan de diepe mens in me tegen zichzelf zonder problemen zeggen:
“Geen winter te koud, geen zomer te warm.”
“Laat de andere nu maar komen”
“We zullen het hier eens gaan ‘mee’-maken”
“Het is Interessant, hier te zijn,
deel te mogen nemen aan het grote spel dat leven heet,
er weer in op te gaan”.
Op naar Kerstmis
Met Sinterklaas vraag ik elk jaar dat hij doorgaat mij te voorzien van
warmte, boeiende boeken, een goed gesprek en fijne seks.
Dat is al veel, echter niet genoeg.
Aan de Kerstman vraag ik telkens een jaar met veel…
Stilte.
Want ik vergelijk leven en werken niet alleen met de iconische Smid.
Ik heb ook een Bootje dat ik graag zelf bestuur.
In deze man schuilt een heuse zeeman.
En om goed zijn werk te doen,
heeft een Stuurman
alle Stilte nodig
die de ruimte hem kan bieden.
Stef H. S. V.
Creative commons apply
Please mention the name of the author and website when quoting.