Giorgio Agamben
Opinie, Nieuws -

De wereld na 9/11: verdedig de mensen die niemand wil verdedigen

Filosoof Lieven De Cauter leest in het werk van de Italiaan Giorgio Agamben een oproep om de hedendaagse bannelingen en bandieten te verdedigen. "Mensen die niemand wil verdedigen omdat over hen een banvloek is uitgesproken, die van illegale migrant of terrorist bijvoorbeeld."

maandag 13 september 2010 15:24
Spread the love

Om de wereld na 9/11 te begrijpen, is wellicht geen filosofisch oeuvre zo geschikt als dat van de Italiaanse filosoof Giorgio Agamben. In een van zijn belangrijkste boeken, Homo Sacer. De soeverein en het naakte leven (het enige wat van hem in het Nederlands vertaald is), maakt hij duidelijk dat de uitzonderingstoestand, het opheffen van de wet door de soeverein, de regel wordt.

Het boek is geschreven in 1992, maar het was pas na 9/11, door de war on terror dat deze stelling concreet en begrijpelijk is geworden: de oorlog tegen de terreur kan het best begrepen worden als een planetaire uitzonderingstoestand. Patriot Act, die afluisteren en huiszoekingen mogelijk maakte zonder huiszoekingsbevel, Guantànamo, extra-ordinary rendition (geheime uitlevering aan landen die martelen), de illegale invasie van Irak, Abu Graib, etc. Ook in België zijn er elementen van deze uitzonderingstoestand doorgedrongen: de antiterrorismewetgeving en de zogenaamde BIM- en de BOM-wetten (respectievelijk de Bijzonder Inlichtingenmethodes en de Bijzondere Onderzoeksmethodes). Het zijn zonder meer vormen van uitzonderingsrecht.

Agamben stelt in hetzelfde boek, en in dezelfde lijn, dat het concentratiekamp het paradigma is van de hedendaagse politiek: het is de plaats die de uitzonderinguitzonderingstoestand belichaamt, de extreme vorm van ‘biopolitiek’, dat is het ingrijpen op het leven zelf van onderdanen die worden gereduceerd tot ‘louter leven’. Naast de kampbewoners van Auschwitz gaf Agamben in zijn boek het voorbeeld van de illegalen in transitcentra.

Sinds Guantànamo is ook deze uitspraak een stuk aannemelijker en concreter geworden: er bestaan opnieuw concentratiekampen, plaatsen buiten de wet. De inmates ervan zijn geen gevangenen, maar bandieten die zich buiten elk recht bevinden, in een onbestaande categorie buiten de conventies van Genève en buiten het Amerikaanse recht ook: illegal ennemy combattants. Concreet betekent dat: rechteloos naakt leven.

Cruciaal in het denken van Agamben is de ban als relatie tussen soeverein en onderdaan, tussen staat en individu. Wie uit zijn burgerrechten wordt ontheven, wordt in de ban geslagen, wordt ‘banneling’, ‘bandiet’ – van het Franse ban-dit, letterlijk over wie de ban is gezegd. In het kamp en in de uitzonderingstoestand kan iedereen op elk moment gereduceerd worden tot naakt leven, dat wil zeggen iemand die onbeschermd is door burgerrechten en burgerschap. Het ene, het beschermde leven, noemt Agamben bios, het andere, het blootgestelde, loutere, naakte leven, zoè.

Agamben heeft geen enkel vertrouwen in de staat, want deze wordt belichaamd in de soeverein die als donkere macht boven de wet staat en dus de kern is van de wetteloosheid in de instantie zelf die de wet stelt. Wie dat nogal abstract vindt, kan denken aan de signing orders, de overtredingen van internationaal recht en de Amerikaanse grondwet onder Bush, maar ook aan de link tussen de nieuwe president en de CIA, en aan de secret operations met drones, niet alleen in Irak of Afghanistan, maar ook in Yemen en elders, onder auspiciën van – uiteindelijk – de president, Obama dus; die geen grote oorlogen meer wil zoals zijn voorganger maar kleinschalige geheime operaties – buiten de wet, of in de schaduw van de wet. Ook de Obama-administratie staat nog in het teken van het post-9/11-syndroom. Ook in Amerika zelf, door bijvoorbeeld slachtoffers van extra-ordinary rendition een proces te weigeren.

Agamben wil een ‘post-etatistische’ politiek denken, een politiek voorbij de staat. Hoewel het in zekere zin vanzelfsprekend is dat supranationale gehelen (zoals de VS, de VN, de EU, de multinationals, de NGO’s, etc) de staat hebben overvleugeld, ligt hier het grote discussiepunt van zijn werk. Hij is dermate tegen de staat dat hij zich ook keert tegen de wet: hij is tegen burgerrechten en vrijheden, tegen de internationale rechtsorde.

Waarom? De kern van zijn kritiek is dat mensenrechten altijd als burgerrechten functioneren, die nooit de facto van toepassing zullen zijn op wie in de ban wordt geslagen: de illegaal als banneling, de terreurverdachte als bandiet, de vluchteling als staatsloze. Hij is er radicaal tegen omdat de verdediging ervan altijd selectief is: de miljoenen illegalen, de Palestijnen en het overgrote deel van de Afrikanen, de miljoenen vluchtelingen in Irak en Afghanistan, kortom de meerderheid van de mensheid, heeft geen burgerrechten, en dus geen mensenrechten. Laat staan burgerlijke vrijheden; zoals de vrijheid van meningsuiting.

Hier scheiden onze wegen: ik vind dat die mensenrechten en burgerlijke vrijheden moeten worden verdedigd via protestacties, maar uiteindelijk via de rechtstaat, zoals de vrede moet worden bevochten via de internationale rechtsorde. Hij vindt dat de rechtsstaat en de internationale rechtsorde eerder zelf het probleem vormen dan de oplossing. En wie de recente geschiedenis bekijkt, kan hem moeilijk helemaal ongelijk geven: de VN is rechtstreeks verantwoordelijk voor de sancties die in de jaren 90 het leven kostten aan 500.000 Irakese kinderen bijvoorbeeld. De meest extreme ‘reductie tot naakt leven’ is natuurlijk de uitroeiing.

Ik zei dat ook in België de uitzonderingstoestand van de oorlog tegen de terreur om zich heen grijpt. Men denke aan de processen tegen Bahar Kimyongur. Tot vijf keer toe heeft men zijn proces overgedaan. Eerst was hij veroordeeld tot vijf jaar wegens het leiden van een terroristische organisatie, vervolgens tot zeven jaar, om ten slotte terecht te worden vrijgesproken wegens vrijheid van meningsuiting.

Of men denke aan de Luikse vredesactivisten die jarenlang zijn afgeluisterd dor de Staatsveiligheid. Of men denke zelfs aan Greenpeace, dat door Electrabel werd gedagvaard voor bendevorming, weliswaar niet op basis van de antiterrorismewetgeving, maar geheel in de geest van de repressie van activisme na 9/11. Of neem het geval Luk Vervaet, de gevangenisleraar die om veiligheidsredenen geen enkele Belgische gevangenis nog binnen mag en dus zijn job kwijt is. Onder andere omdat hij gevangenisactivist is en Trabelsi heeft bezocht.

Dat brengt ons bij ons laatste voorbeeld: de op stapel staande uitlevering van Nisar Trabelsi aan Amerika. De ex-voetballer Trabelsi is iemand die voor zijn plan van een aanslag op Kleine Brogel tot tien jaar effectief is veroordeeld; tien jaar waarvan hij een groot deel in een uitzonderingsregime heeft doorgebracht (in quasi totale isolatie­ – waar waren zijn mensenrechten? Of zijn rechten als gevangene?) en die nu aan Amerika zal worden uitgeleverd om nog eens veroordeeld voor dezelfde feiten; en wie weet zelfs gemarteld te worden.

Kan niet. Niet volgens de elementaire principes van het recht: je kan geen twee keer veroordeeld worden voor dezelfde ‘feiten’; en niet volgens het Europees recht: je mag geen gevangenen uitleveren aan landen die martelen. En toch zal het gebeuren (als we niet krachtdadig protesteren). Waarom? Omdat de oorlog tegen de terreur een uitzonderingstoestand is. You see. Zo dichtbij is het. Dat heeft Agamben ons geleerd.

Maar er zit ook een heel positieve les in het werk van Agamben. Ik zou zelfs durven zeggen een christelijke les (men denke aan zijn Paulusboek, Le temps qui reste): hij zet ons aan om de minsten te beschouwen als onze echte naasten en de menselijkheid van de verschoppelingen, de bannelingen en de bandieten te verdedigen. Mensen die niemand wil verdedigen omdat over hen een banvloek is uitgesproken, die van illegale migrant of terrorist bijvoorbeeld. In een boutade: voor zij die alle rechten verloren hebben, werd ons de rechtvaardigheidszin gegeven.

take down
the paywall
steun ons nu!