De ware zin van kunst en cultuur

De ware zin van kunst en cultuur

In een stortvloed van aanhalingen, toestanden en situaties beschrijft Vanderbeeken in zijn boek  'Buy Buy Art, De vermarkting van kunst en cultuur', de veranderingen die zich in de kunstwereld voordoen voornamelijk veroorzaakt door de besparingsmaatregelen van de regering.

donderdag 21 januari 2016 08:19
Spread the love

In de hoop dat iedereen het een vies woord vindt wordt deze crisis in de kunstwereld verweten aan de ‘vermarkting’ door het neoliberalisme. Wat het ook moge betekenen.

Terwijl in feite de subsidies simpel worden terug geschroefd vanwege een staatsschuld die werd veroorzaakt niet door de kunst maar door de financiële crisis en de daarbij horende miljarden steun aan de banken. De staat gaat dus snijden in voor haar overbodige uitgaven. En daarbij komt dan de theorie op de proppen. Laat sommige kunstsectoren voor hun eigen inkomen zorgen. En vandaar waarschijnlijk de term ‘vermarkting’ De kunstenaar moet ondernemer worden. Kunstwerken produceren en die op de markt verkopen aan een zo hoog mogelijke prijs om zijn inkomen te garanderen.( Hoogstwaarschijnlijk moet hij daar dan ook nog belasting op betalen.) Voor velen die het woord vermarkting niet als een vies woord beschouwen de normaalste zaak van de wereld. Je maakt iets en verkoopt het. Wat is daar zo rampzalig aan.

Het probleem schuilt hem in het product. Kunst en cultuur is nooit een deel geweest van de productie van levensbehoeftige producten tenzij de verfraaiing ervan. En vermits ze niet levensbehoeftig zijn, is er ook geen markt voor. Kunst en cultuur behoren niet tot de productie en zullen dat ook nooit zijn. Een neoliberale markt werkt met kapitalen die productie bedrijven in industriële instellingen waar honderden of duizenden mensen tewerkgesteld zijn tegen een loon. Dat hebben kunstenaars zelfs niet.

Ze worden gedegradeerd tot ambachtslieden niet in een liberale maar in een feodale markt, die niet meer bestaat. Gewone ambachtslieden in de middeleeuwen maakten vaak hun werken op bestelling voor boeren, of kunstenaars in opdracht voor kasteelheren en koningen om hun optrekjes te verfraaien. Maar dat bestaat zelfs niet meer. Behoort de kunstenaar dus tot die liberale productiemarkt? Nee. Hij is vaak een bezitsloze. Ja, zelfs geen loontrekkende. Dat is de crisis van de kunst.

Waar behoort hij dan wel toe?

Kunst en cultuur hebben altijd behoord tot de omkadering en instandhouding van de bestaande maatschappij. De bestendiging van het heersende systeem of de algemene cultuur. Ze behoren tot de superstructuur van de maatschappij om ze te laten werken zoals onderwijs, ministeries en andere instellingen als politie, gerecht en leger. Zo diende de kunst en cultuur bij de Egyptische slavenmaatschappij om piramiden, monumenten en tempels te creëren ter verheerlijking van de goddelijke macht van de farao’s. En in de middeleeuwen bouwde men kerken en paleizen ter verheerlijking van de goddelijke oorsprong van de heerlijkheden, kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders, pauzen, koningen en keizers met schilderijen van hun hofhouding.

Zo bestaat er heden ten dage een gigantisch apparaat ter instandhouding van de huidige liberale op kapitaal gebaseerde industriële maatschappij. Uitgebreid met de meest geavanceerde technieken van films, reclamespotjes, internet tot popfestivals (tomorrowland) staat allemaal in dienst van de verheerlijking van de weldaden van heersende kapitaalmagnaten met de liberale ideologie als saus daarbovenop. Daar worden ook duizenden kunstenaars, tekenaars, schilders journalisten schrijvers of theatermakers voor ingeschakeld betaald en gesponsord door het kapitaal. Daar is allemaal geld voor.

Wat is dan het probleem?

Het probleem is de maatschappij zelf. Zij is niet de paradijselijke tuin van rozengeur en maneschijn, maar ze houdt een scherpe onoplosbare steeds groeiende tegenstelling in zich. De tegenstelling tussen zij die de productie maken door hun arbeid en zij die de producten toe-eigenen. Door de betere en technisch meer geavanceerde productie is er een overvloed aan producten maar meer en meer mensen kunnen ze niet meer kopen. Dat is dus de kapitalistische crisis waar Vanderbeeken het over heeft. Maar het is niet de zelfzucht of de spilziekte of winstkoorts die de oorzaak daarvan is, maar eenvoudig het privaat karakter van die industriële instellingen. Moest het de hebzucht zijn dan was het op te lossen met een morele campagne tegen egoïsme en winsthonger. Dat zou echter niet helpen zolang dat systeem niet wordt opgeheven. Wie minder winst maakt, wordt opgeslorpt door een andere. Zo eenvoudig is dat.

Wie kan dat nu veranderen? Niet de STAAT. Die is immers de vertegenwordiger en de beschermer van het systeem desnoods met geweld. Zie maar naar stakingen waarbij politie wordt ingezet. Zo komen we tot de diepe en eenvoudige betekenis van klassenstrijd. Hoe vies men dit woord ook moge vinden dat is een harde realiteit. Duizenden mensen werken en zijn de enige voortbrengers van meerwaarde, maar ze hebben niets te vertellen over de eigenaar van de instelling zelfs niet in onze zogenaamde democratie. Als Ford zegt ik sluit heeft daar niemand iets aan te vertellen zelfs niet onze verkozenen, want het privaat kapitaal is heilig en oppermachtig.

De enige ware kracht die de maatschappij opbouwt is de arbeid van alle werkers en in eerste plaats die in de productie. Aan hen behoort dus ook het recht te beschikken over het beheer daarvan. Zij zijn ook de enigen die in staat zijn de macht daarover te wijzigen en uit te oefenen. Als zij niet meer werken eindigt het bestaan van de heersende eigenaars en haar maatschappij.

Van daar dus de enorme kloof die ontstaat tussen kunst en cultuur die systeembestendig werkt of zij die systeemkritisch werken. Het is dan ook begrijpelijk dat de staat of de overheid de culturele instellingen of personen die zich vrij bewegen en niet direct de doctrine van de overheid verkondigen zullen afbouwen onder het mom van de afbouw overbodige kosten van de overheid of staatslast.

Als we zo ver zijn wordt het dan ook duidelijk waarnaar de maatschappij moet en zal evolueren. En wat de rol van kunst en cultuur daarin te spelen heeft is dan ook inherent verbonden met die evolutie. Al wie kan bijdragen tot de bewustmaking en de fierheid van de enige voortbrengers van de productie. Zij die de werkers het inzicht kunnen bijbrengen dat zij de dragers zijn van maatschappij en het recht hebben op de macht daarover ten bate van iedereen. Zij zijn de kunstenaars en de cultuur van de veranderende maatschappij, in alle mogelijke communicatievormen. Dat zal dus moeten gebeuren aan de zijde van die werkers en hun vakbonden en organisaties. Allicht niet bezoldigd door overheidsinstanties of cultuurhuizen, maar misschien gesteund door de collectieve geest van de werkers die gewoon zijn samen te werken in hun instellingen.

Van dat alles vind ik weinig terug in het boek van Vanderbeeken. Met heel veel moeite slechts een flauw vermoeden. Misschien durft hij het niet te zeggen uit vrees te worden versleten voor hopeloos naïeve utopist. Maar wat baat het ons, te blijven zwijgen als ondertussen rechts de massa’s met succes verleidt met ‘de kracht van verandering’ ‘ de fundamentele hervormingen om onze toekomst veilig te stellen’ terwijl wij de reële fundamentele verandering juist in handen hebben.

Leo Vets

 

take down
the paywall
steun ons nu!