In deze school werden tijdens de slachtpartij vijf leerlingen en twee keerkrachten vermoord. Foto: Judith Mirkinson

De VS ‘sanctioneren’ Haïtiaanse beulen die ze zelf financierden

dinsdag 12 januari 2021 10:09
Spread the love

 

“Op 13 november 2018 drongen de politie en ander paramilitair personeel de wijk Lasalin in Port-au-Prince, hoofdstad van Haïti, binnen. Wat volgde was een bloedbad onder de burgerbevolking. Gebouwen, waaronder scholen, werden aan stukken geschoten, verschillende mensen raakten gewond of gedood, sommigen werden levend verbrand, vrouwen werden seksueel mishandeld en verkracht, en honderden anderen werden met geweld uit hun huizen verdreven. Lichamen werden verbrand, meegenomen om te verdwijnen, ergens te begraven, werden nooit teruggevonden of in sommige gevallen opgegeten door honden en varkens.”

Dit staat te lezen in een rapport dat Judith Mirkinson en Seth Donnelly opstelden na hun bezoek op 1 april 2019 namens het Haïti Action Committee (HAC) en de National Lawyers Guild (NLG) aan Haïti om dit bloedbad in Lasalin te onderzoeken.

Tijdens hun onderzoek kwamen ze onder meer uit op een aanhoudend patroon van repressie en buitengerechtelijke executies tegen mensen in Lasalin en andere buurten die bekend staan om hun oppositie tegen de regering.

“We hebben een duidelijk patroon vastgesteld van paramilitaire doodseskaders die door de regering worden bewapend en opgehitst om de bevolking te terroriseren en de oppositie te dwarsbomen. Dit niveau van geweld en onderdrukking is niet meer gezien sinds de staatsgreep van 2004 tegen president Jean-Bertrand Aristide, waarbij volgens een studie in het medisch tijdschrift The Lancet alleen al in het gebied van de hoofdstad Port-au-Prince naar schatting 8.000 mensen vermoord werden.”

Van katholiek priester tot president van de republiek

Jean-Bertrand Aristide (1953) werd priester bij de katholieke congregatie van de Salesianen van Don Bosco en werkte  in de sloppenwijken van Port-au-Prince. Hij werd een leidende figuur in de radicale vleugel van de kerk in Haïti (de ti legliz- de kleine kerk). Zijn preken werden uitgezonden op de nationale katholieke radio.

Het regime van president Jean-Claude ‘Baby Doc’ Duvalier  probeerde hem herhaaldelijk het zwijgen op te leggen. De ineenstorting van het regime in 1986 werd zijn redding. Inmiddels werd hij  wel uit de congregatie gezet, omdat de kerk vond dat hij zich te politiek opstelde.

Hij richtte de massabeweging Lavalas op (Creools voor  ‘stortvloed’ – avalanche). Aangemoedigd door Lavalas om zich kandidaat te stellen voor het presidentschap, won hij in 1990 met 67 procent van de stemmen de eerste vrije democratische verkiezingen in Haïti en in februari 1991 werd hij ingehuldigd. Als president startte hij een alfabetiseringsprogramma, ontmantelde het repressieve systeem van de agrarische chefs en zag hij toe op een drastische vermindering van de schendingen van de mensenrechten.

Zijn hervormingen maakten het leger en de Haïtiaanse elite echter zeer zenuwachtig. Eind september 1991 werd hij door een staatsgreep aan de kant gezet. Hij leefde vanaf dan in ballingschap tot oktober 1994, toen het leger, geconfronteerd met de dreiging van een Amerikaanse invasie, ermee instemde Aristide terug aan de macht te laten komen. Hij keerde toen terug om zijn ambtstermijn af te maken.

Deze lerares toont een kogelgat in het klasbord. Foto: Judith Mirkinson

De militaire junta had de economie van Haïti een forse slag toegebracht en Aristide moest veel economische maatregelen nemen. Verder zuiverde hij het leger van officieren die aan de beruchte ‘School of the Americas’ waren opgeleid en richtte een nieuw politiekorps op. Hoewel hij populair bleef bij de massa, was hij in die omstandigheden niet in staat om effectieve oplossingen te vinden voor de economische problemen en de sociale ongelijkheid in het land.

Omdat hij grondwettelijk gezien geen volgend mandaat kon opnemen, eindigde zijn ambtsperiode als president in 1996. Later, in 2001, werd hij voor een nieuwe ambtstermijn verkozen. De tegenstand van de heersende klasse was echter te overweldigend om zijn regeringsprogramma te kunnen waarmaken.

Sinds het begin van 2004 werd veel tegen hem gedemonstreerd en verkeerde het land in chaos. Internationaal werd grote druk op hem uitgeoefend om af te treden. Op 29 februari verliet hij volgens de Amerikaanse regeringsleiders ‘vrijwillig’ het land. Zelf stelt Aristide dat hij ontvoerd werd, wat door zijn conciërge Joseph Pierre en een Amerikaanse beveiligingsambtenaar bevestigd.

Haïtiaanse regering erkende en verbloemde tegelijkertijd

De Haïtiaanse regering, mensenrechtenorganisaties en zelfs de bezettende macht van de VN in Haïti (MINUJUSTH,) erkenden dat er iets verschrikkelijks gebeurd was in Lasalin, maar er werden pogingen gedaan om wat er werkelijk aan de hand was, te minimaliseren en te verbergen. Zo werd het geweld vooral toegeschreven aan ‘bendes die vechten om territorium.’ Het bloedbad van Lasalin was daarentegen bedoeld om een wijk te bestraffen en te vernietigen die bekend staat als een bolwerk van de Lavalas-beweging en het centrum van de oppositie.

Het onderzoek van het Haïti Action Committee (HAC) en de National Lawyers Guild (NLG) stelde vast dat ‘het verhaal van “bendeoorlog” de realiteit verdoezelde, dat de aanval op Lasalin georkestreerd en gesteund werd door de overheid, met politiesamenwerking en met het bewapenen van criminele elementen. Volgens veel inwoners van Lasalin en overlevenden was de coördinator van het bloedbad Pierre Richard Duplan, alias Pierrot, van de regerende partij van president Jovenel Moise (PHTK – Parti Haïtien Tèt Kale).

Het rapport vermeldt verder dat “de leeftijd van de slachtoffers op 13 november en de daaropvolgende dagen varieerde van tien maanden tot 72 jaar. De Haïtiaanse mensenrechtenorganisatie Réseau National de Défense des Droits Humains (RNDDH), interviewde vele bewoners en kon 71 doden identificeren.

Bewoners en lokale mensenrechtenactivisten stellen echter dat dit aantal betreurenswaardig laag is, enkel gebaseerd op het aantal lichamen dat ter plaatse achterbleef. Er werd geen rekening gehouden met zij die direct begraven werden noch met de weggehaalde lichamen. Het RNDDH-rapport beschrijft in detail hoe elk slachtoffer werd gedood, sommigen met machetes waarna hun lichaamsdelen aan varkens werden gevoerd, sommigen werden levend verbrand, anderen werden doorzeefd met kogels.’

Een andere bron voegt eraan toe dat vrouwen en meisjes werden verkracht en meer dan 400 huizen vernield. 

Eerst financieren en dan sanctioneren

Begin december 2020 sanctioneerde het Amerikaanse ministerie van Financiën twee voormalige Haïtiaanse overheidsambtenaren voor hun rol in de planning van het bloedbad. Nochtans waren zij hooggeplaatste Haïtiaanse overheidsambtenaren en ontvingen zij aanzienlijke Amerikaanse hulp en steun. Joseph Pierre Richard Duplan, afdelingsafgevaardigde van het regime van president Moïse, wordt ervan beschuldigd de ‘intellectuele architect’ te zijn van het bloedbad.

Woning met kogelgaten in Lasalin. Foto: Judith Mirkinson

De Magnitsky Global Human Rights Accountability Act is een wettelijk Amerikaans mechanisme dat zwarte lijsten samenstelt en daaropvolgende sancties kan opleggen tegen buitenlandse individuen. Volgens de aankondiging van dit sanctiemechanisme maakte Duplan deel uit van een bijeenkomst waar het bloedbad was gepland en leverde hij vuurwapens en uniformen van Haïtiaanse nationale politieagenten aan de paramilitairen die de slachtpartij uitvoerden.

De tweede hoge ambtenaar die wordt gesanctioneerd is Fednel Monchery. Hij was directeur-generaal van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Lokale Overheden. Ook hij maakte deel uit van de vergadering waar het bloedbad van Lasalin werd gepland en leverde wapens en voertuigen van de staat aan de paramilitairen die het bloedbad uitvoerden.

Het Amerikaanse ministerie van Financiën en de media noemen deze paramilitaire troepen bendes, maar het is belangrijk om ze te noemen wat ze echt zijn: georganiseerde gewapende groepen die opereren in coördinatie met de politie en de Haïtiaanse staat en die de politieke oppositie als doelwit hebben en als zodanig aanvallen.

Tenslotte werd Jimmy Cherizier, alias ‘Barbecue’, destijds een politieagent en een berucht leider van de alliantie van de G9-bendes, gesanctioneerd voor zijn rol in de planning van en deelname aan het bloedbad en voor het leiden van de paramilitairen in ‘gecoördineerde en brutale aanvallen in wijken van Port-au-Prince  tussen 2018 en 2020.

De VS moeten verantwoordelijk worden gesteld

Eind december 2020 slaakte School of the Americas Watch (SOA Watch) een wanhopige zucht. Dit is een belangenbehartigingsorganisatie, gesticht in 1990 door Roy Bourgeois, lid van de geestelijke orde Maryknoll, samen een groep solidaire burgers. Tot vandaag protesteren ze tegen de School of the Americas (SOA) die namens het Amerikaanse ministerie van Defensie Latijns-Amerikaanse militairen opleidt.

De SOAW-militanten houden onder meer protestmeetings voor de militaire basis Fort Benning, dichtbij Columbus, Georgia, waar die opleidingen doorgaan. Het is genoegzaam geweten dat meerdere van die Latijns-Amerikaanse opgeleiden zich achteraf schuldig maakten aan dictatuur, ontvoeringen, martelpraktijken en oorlogsmisdaden. Ook hoge militairen die de staatsgreep in Bolivia eind 2019 ondersteunden waren opgeleid in deze beruchte School.

Straat in Lasalin. Foto: Judith Mirkinson

SAO Watch vraagt zich af wanneer de VS verantwoordelijk zelf zullen worden gesteld voor hun rol in het bloedbad van Lasalin. De VS hebben het regime van president Jovenel Moïse in Haïti gesteund en gefinancierd, terwijl twee van zijn topambtenaren de slachting planden. De VS hebben de Haïtiaanse nationale politie getraind en uitgerust, terwijl een van de hoge politiechefs dit bloedbad, waarbij mensen levend werden verbrand, doodgestoken, in stukken gehakt en aan dieren gevoederd, heeft gepland en helpen leiden.

De VS hebben uitrusting en voertuigen geleverd aan de Haïtiaanse nationale politie, terwijl Haïtiaanse overheidsfunctionarissen wapens, voertuigen en uniformen van de Haïtiaanse nationale politie leverden aan paramilitairen om onschuldige burgers te vermoorden en te verkrachten.

Tussen 2010 en 2018 hebben de VS meer dan 250 miljoen dollar steun verleend aan de Haïtiaanse nationale politie. Nog in hetzelfde jaar dat een van de meest beruchte Haïtiaanse politieagenten deel uitmaakte van het bloedbad in Lasalin, pochten de VS nog een ‘belangrijke partner van de Haïtiaanse Nationale Politie’ te zijn.

Het bloedbad van Lasalin staat niet op zichzelf. Tijdens de SOA Watch Virtual Vigil (de jaarlijkse protestmeeting aan Fort Benning) einde 2020 stelde Pierre Labossiėre, medeoprichter van het Haïtiaanse Actiecomité en het Haïtiaanse Noodhulpfonds, het aanhoudende geweld van de paramilitaire netwerken, die in coördinatie met de Haïtiaanse politie opereren, aan de kaak.

SOA Watch sluit zich aan bij het Actiecomité van Haïti en de Haïtiaanse activisten en eist dat de VS alle financiering en opleiding van de Haïtiaanse nationale politie stopzetten en een einde maken aan hun steun aan het wrede regime van president Moïse. De VS moeten stoppen met het ondersteunen van een regime dat coördineert met de paramilitairen om bloedbaden uit te voeren.

‘De onlangs uitgevaardigde Amerikaanse sancties zijn een belangrijke stap, maar de VS moeten ook zelf verantwoordelijk worden gesteld voor hun rol en moeten de financiering en ondersteuning van het Moïse-regime en de Haïtiaanse politie onmiddellijk stopzetten.’

 

Bronnen:

Haïti Action Committee (HAC) – Judith Mirkinson y Seth Donnelly

SOAW: https://soaw.org/haitis-lasalin-massacre/

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!