Photograph by Attila Kisbenedek/AFP/Getty Images
Milieu, VN-Klimaattop, Kristof Calvo, COP19 -

De VN-klimaattop is enkel democratisch op papier

maandag 2 december 2013 09:56
Spread the love

Als buitenstaander lijkt de VN-klimaattop een uniek democratisch proces te zijn, zoals kamerlid Kristof Calvo op dinsdag 26 november in De Standaard schreef (DS 26/11/2013). Een mooi pleidooi voor het verderzetten van broodnodige onderhandelingen, maar spijtig genoeg gebaseerd op een vertekend beeld.

Via het principe “één land, één stem” heeft iedereen (lees: elke lidstaat), arm of rijk, progressief of conservatief, een stem op de klimaatonderhandelingen. Vergeleken met andere internationale instellingen, zoals het IMF en de Wereldbank bijvoorbeeld, lijkt dit inderdaad democratisch. Maar een democratisch proces gaat echter veel verder dan een strikt genomen formeel stem- en participatierecht. Op papier wegen Venezuela, Fiji, Bolivia en Swaziland inderdaad even zwaar als de Europese Unie bijvoorbeeld. Calvo heeft dus gelijk als hij schrijft dat het niet uitmondt op een “brute rapport de force”. Maar macht en invloed in deze onderhandelingen zijn veel subtieler. Belangrijker is wat achter een stem schuil gaat en de context waarin participatie op de klimaattop plaatsneemt, en daar knelt nu net het schoentje.

Een eerste belangrijk probleem is de sterk verschillende delegatiegroottes. Het vergt namelijk veel mankracht om een complex proces zoals de klimaatonderhandelingen te begrijpen en de verschillende parallelle onderhandelingen op te volgen. Volgens de officiële deelnemerslijst van de Warschau-top hadden Venezuela, Fiji, Bolivia en Swaziland gemiddeld 15 onderhandelaars in Warschau, waren er 107 Europese onderhandelaars aanwezig (onderhandelaars van EU lidstaten niet inbegrepen) en had groeiland Brazilië 142 mensen ter plaatse. Bovendien kunnen de rijkere landen rekenen op de aanwezigheid van heel gespecialiseerde ambtenaren en experts die de kneepjes van het vak door en door kennen en begrijpen. Bij gebrek aan financiële middelen doen armere landen vaak beroep op hun permanente diplomaten in het gastland, die een veel algemener profiel hebben en niet noodzakelijk op de hoogte zijn van de geschiedenis van de onderhandelingen en de technische aspecten van het onderwerp. De verschillenden stemmen in de onderhandelingen hebben dus niet dezelfde draagwijdte.

Calvo heeft het voorts over de impact van het blok van ontwikkelingslanden. Die impact verbergt echter een ander probleem. De op consensus gebaseerde besluitvorming, hoe verdedigbaar ook, bevordert de onderhandeling tussen blokken van staten, in plaats van tussen individuele staten. Om hun prioriteiten op de agenda van de onderhandelaars te krijgen, hebben de armste ontwikkelingslanden dus weinig keuze dan zich bij het blok te voegen. Hoewel dat een geweldige hefboom zou kunnen zijn, worden de belangen van deze blokken vaak grotendeels beïnvloed door de machtigste leden. Kleine landen komen dus gevangen te zitten tussen het verdedigen van hun eigen prioriteiten en de afhankelijkheid aan het blok.

Een stem uitbrengen is bovendien alleen het topje van de ijsberg inzake besluitvorming op de klimaattop. Naast de grote plenaire vergaderingen waar iedereen formeel vertegenwoordigd is, gaan de echte onderhandelingen vooral door in de vele parallelle werkgroepen, informele contacten (inclusief de huddles waarover Calvo schrijft) en bemiddelingsgroepjes. Ook hier moet men vaststellen dat niet iedereen een volwaardige stem heeft. Het bekendste en extreemste voorbeeld hiervan was de afloop van het onderhandelingsproces op de grote klimaattop in Kopenhagen in 2009. Op uitnodiging van de Deense regering stelden de VS en de groeilanden een exclusief bemiddelingsgroepje op dat het akkoord van Kopenhagen produceerde. Van kleine ontwikkelingsstaten die boven hun (economisch) gewicht boksen was toen geen sprake, van het blok van ontwikkelingslanden ook niet.

Het voorbeeld van de klimaattop in Kopenhagen is bovendien een teken dat de discussie al deels verschoven is van arm versus rijk naar progressief versus conservatief, waar Calvo voor pleit. En het is nu net omdat het proces onvoldoende democratisch is dat conservatieve krachten toen de overhand hadden. Het is met andere woorden niet voldoende om een progressieve as op te stellen, als die niet gepaard gaat met een proces dat meer is dan democratie op papier.

Brendan Coolsaet is onderzoeker aan het Centrum voor Rechtsfilosofie van de Université catholique de Louvain. Hij is gespecialiseerd in representatie- en participatiemechanismen in het internationale milieubeleid. Volg hem op http://twitter.com/bcoolsaet

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!