De verborgen agenda achter lagere bedrijfsbelastingen
Opinie -

De verborgen agenda achter lagere bedrijfsbelastingen

Minister van Financiën Johan Van Overtveldt (N-VA) wil de belasting die bedrijven op hun winst moeten betalen, hervormen. Hij stelt voor om de bedrijven de keuze te laten: ofwel kiezen ze voor het huidige belastingtarief van 34 procent met behoud van alle aftrekken, ofwel opteren ze voor een lager tarief van 20 of 22 procent, zonder de mogelijkheid tot fiscale aftrek. Er is over dit voorstel in de media al veel politiek getouwtrek verschenen, maar enkele essentiële vragen zijn nog niet beantwoord.

maandag 22 februari 2016 17:23
Spread the love

Op welke ideologie baseert Johan Van Overtveldt zijn voorstel? Waarom wordt verwacht dat bedrijven op hun winst belastingen betalen? Welk percentage betalen de bedrijven werkelijk? Hoeveel bedragen de inkomsten voor de overheid uit bedrijfsbelastingen? Gaan bedrijven meer investeren en voor meer tewerkstelling zorgen als de belastingen worden verlaagd?

De ideologie

Iedereen die aan politiek doet, heeft een ideologisch referentiekader. Wanneer bij politici een voorstel ontstaat, dan baseren ze zich eerst op hun ideologie. Daarna gaan ze nadenken hoe ze het binnen hun ideologische lijnen kunnen inkleuren. Bij Johan Van Overtveldt is dat niet anders. Hij is een hevige aanhanger van het neoliberalisme en van de vrije markt en schreef er in 2012 zelfs een boek over met als titel: ’Red De Vrije Markt. De Terugkeer van Milton Friedman’.

Het neoliberalisme werd, als economische theorie, ontwikkeld rond het midden van de twintigste eeuw. De meest bekende woordvoerder was Milton Friedman (1912-2006). De centrale idee van het neoliberalisme is, dat een economie het beste gedijt bij een ongebreidelde vrije markt die niet verstoord mag worden door de regering en de overheid. Een regering moet zoveel mogelijk alle regels afschaffen die voor de bedrijven een beperking inhouden bij het maximaliseren van de winst.

Een overheid mag ook geen diensten aanbieden die mogelijk ook winstgevend kunnen aangeboden worden door privébedrijven. Dan denken we aan openbaar vervoer, nutsbedrijven, posterijen, onderwijs, gezondheidszorg, pensioenzorg, pensioenvoorzieningen, enzovoort. Voor de aanhangers van het neoliberalisme moeten al deze diensten worden geprivatiseerd om er winstmachines van te maken.

Als laatste element en in samenhang hiermee, moeten de overheidsuitgaven drastisch worden beperkt. Vooral de sociale uitkeringen zijn voor de neoliberalen een doorn in het oog. De overheid mag niet langer een vangnet bieden aan diegenen die om welke reden dan ook, niet in staat blijken te zijn om voor zichzelf te zorgen. Volgens het neoliberale denken is dat nu eenmaal geen verantwoordelijkheid van de overheid. Dit afstoten van taken maakt het mogelijk het overheidsapparaat ingrijpend in te krimpen en de belastingen te verlagen. Niet voor de gewone mensen, maar voor de rijke klasse die een bedrijf gebruikt als een ‘winstcentrum’. Via de privébedrijven investeren ze hun vermogen om er zo veel mogelijk winst uit te halen door de werknemers en de overheid uit te buiten.

Waarom wordt verwacht dat bedrijven op hun winst belastingen betalen?

Is het niet meer dan normaal dat net als burgers bedrijfswinsten worden belast? Het bedrijfsleven, dat zich dankzij een goed functionerende overheid kan ontplooien en daardoor winst genereren, is verplicht een bijdrage te leveren. Net als burgers krijgen de bedrijven voordelen via de geïnde belastingen. Denk maar aan bepaalde realisaties van openbare diensten, zoals de aanleg en het onderhoud van wegen, bruggen, spoorlijnen, kanalen en de ontsluiting van industrieterreinen. Gaan ze dat dan allemaal zelf bekostigen?

Vergeet ook niet de creatie van openbare diensten die er specifiek op gericht zijn de economie te ondersteunen via bankgaranties, investeringsfondsen, de organisatie van bedrijfsopleidingen en dergelijke meer. Waar was de vrije markt toen in 2008 de banksector in elkaar stortte? Als de overheid er niet was geweest om de banken te ondersteunen met een omvangrijke kapitaalsinjectie, die betaald werd met belastinggeld, was er geen sprake meer van privébanken.

Bovendien heeft het bedrijfsleven baat bij een goed functionerende overheid die zorgt voor een vlotte dossierafhandeling, een goede bereikbaarheid, bewegwijzering , brandweer, afvalophaling en niet te vergeten het onderwijs. Zonder deze omkadering kan het bedrijfsleven niet werken en kunnen er ook geen winsten worden gerealiseerd. Is het dan niet logisch dat je van de bedrijven een rechtvaardige bijdrage vraagt? Net als de burgers moeten ook de bedrijven inkomsten aanbrengen voor de staat.

Welk percentage betalen de bedrijven werkelijk?

Het voorstel van Johan Van Overtveldt heeft duidelijk niet de bedoeling voldoende inkomsten voor de overheid te waarborgen. Dat vindt ook de Hoge Raad van Financiën (HRF). Deze adviesraad berekende dat wanneer men aan de vennootschappen een keuze laat tussen het huidige tarief plus de aftrekposten en een verlaagd tarief zonder aftrekposten, dit een kost heeft van 3,5 miljard euro.

De keuze laten om zo weinig mogelijk belastingen te betalen; daar is het allemaal om te doen. Het percentage naar 20 procent brengen, is dan ook goed bedacht. De enigen die hier profijt gaan uithalen, zijn de kleine bedrijven. Want het is vooral voor deze achterban dat de minister iets wil doen. Hij wil de discriminatie tussen grote en kleine bedrijven wegwerken zodat alle bedrijven de mogelijkheid krijgen weinig belastingen te betalen. Laten we de cijfers er eens bijhalen en kijken naar het werkelijke tarief dat bedrijven betalen op hun winst.

In 2012 bedroeg de aanslagvoet voor holdings 2,5 procent en voor financieringsvennootschappen 4,09 procent. Als we de holdings, financieringsvennootschappen, banken en verzekeringsmaatschappijen buiten beschouwing laten, stijgt de gemiddelde belastinggraad naar 13,5 procent. Dat is dus al serieus lager dan de voorgestelde 20 procent van Johan Van Overtveldt. Als we de opdeling maken tussen het verschil van grote bedrijven en kleine bedrijven, ziet de gemiddelde belastinggraad er als volgt uit: grote ondernemingen 10,14 procent, middelgrote ondernemingen 14,55 procent, kleine ondernemingen 19,80 procent, micro ondernemingen 21,34 procent. Met ander woorden: het gros van de bedrijven betaalt nu al minder dan 20 procent.

Hoeveel bedragen de inkomsten voor de overheid uit bedrijfsbelastingen?

Het antwoord hierop is dat de inkomsten uit belastingen op bedrijfswinsten maar weinig voor de overheid opbrengen. Dat heeft natuurlijk alles te maken met de vele fiscale aftrekken zoals bijvoorbeeld de notionele intrest die vanaf zijn ontstaan tot nu de overheid al 40 miljard euro heeft gekost. In totaal hebben de belastingen op de bedrijfswinsten 12,4 miljard euro opgebracht in 2014. Maar een cijfer dat men zo graag verzwijgt, is dat de werkgevers bijna evenveel hebben teruggekregen als loonkostsubsidie: 12,1 miljard.

Laten we de cijfers nog eens concreter maken. In 2014 maakten de 1000 meest winstgevende bedrijven een winst van 48,4 miljard euro en betaalden daarop door de vele fiscale aftrekken slechts 3,8 miljard euro aan belastingen. Dit komt neer op een aanslagvoet van amper 7,9%, terwijl de officiële aanslagvoet voor vennootschappen 33,99% bedraagt. Deze bedrijven krijgen dus een fiscale korting van 12,6 miljard euro. Meer dan de totale opbrengst uit de belastingen op de bedrijfswinsten! Je mag er donder op zeggen dat deze bedrijven niet gaan kiezen voor het percentage van 20 procent dat Johan Van Overtveldt voorstelt. En het is ook de reden waarom de minister de keuzevrijheid laat.

Gaan bedrijven voor meer tewerkstelling zorgen als de belastingen worden verlaagd?

Ondanks de fiscale- en loonkostverminderingen bewijzen de cijfers dat de tewerkstelling niet de eerste zorg is van de werkgevers in de privésectoren. Zo verminderde in de privésectoren de werkgelegenheid sinds 2007 met 58.000 jobs.

Niet alleen het aantal banen verminderde, ook de kwaliteit van de jobs neemt af door de invoering van de onmenselijke flexibiliteit. In 2010 waren van de 100 voorgestelde voltijdse banen 71,23 ook daadwerkelijk voltijdse jobs. Bij de rest ging het om deeltijdse arbeid. In 2014 is van de 100 voltijdse banen nog slechts 61,79 echt voltijds. Dat is een daling met nagenoeg 10 procent. Bovendien neemt het aantal voltijdse contracten niet alleen af, maar zijn ze ook steeds vaker in duur beperkt. In 2010 was op 100 voorgestelde voltijdse contracten 50 procent van onbepaalde duur. In 2014 is dat gedaald tot 43,31 procent. Bijna zes van de tien aangeboden contracten zijn nu van bepaalde duur.

En gaan werkgevers meer investeren als fiscale- en loonkostverminderingen krijgen?

Het geven van belastingverminderingen en loonkostsubsidies wordt door de regering verantwoord omdat de ondernemingen erdoor meer zouden investeren. In de praktijk zien we echter dat het geld vooral doorgeschoven wordt naar de aandeelhouders. De grootte van het deel van de winst dat als dividend uitgekeerd wordt – en dus in de zakken van de aandeelhouders belandt – toont dat fiscale verminderingen vooral een manier zijn om de rijksten nog rijker te maken. Bij de boven vernoemde 1000 meest winstgevende bedrijven zien we hoe hoog de dividenden zijn. Na belasting werd op de 44,5 miljard euro winst, 30,8 miljard euro als dividend uitgekeerd. Dat is 69,3 procent van de winst.

Naar een andere economie

In een winst gedreven economie is het eigenbelang van de aandeelhouders en de bedrijfsleiders een voorwaarde tot overleven. Hoe meer bespaard wordt in het productieproces en hoe lager de belastingen, hoe hoger de winsten. Hoe meer mensen worden uitgebuit en afgedankt, hoe sneller de aandelenkoersen en winstuitkeringen de hoogte ingaan. Er is hier maar één antwoord op: verander het systeem in een economie die zorg draagt voor mens, dier en milieu.

Een economie mag niet als doel hebben de winsten te maximaliseren, maar moet georganiseerd worden in functie van de behoeften van de samenleving en met respect voor sociale en ecologische normen. De opbrengst van de productie mag niet dienen om de rijken nog rijker te maken, maar moet terugvloeien naar de gemeenschap. Wij mogen het niet normaal vinden dat 1 procent van de volwassen wereldbevolking meer bezit dan alle andere planeetbewoners samen. Als wij de sociale basisrechten van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens willen realiseren dan zal de samenleving die sectoren in handen moeten nemen zodat gezondheidszorg, opvoeding en onderwijs, comfortabel wonen, openbaar vervoer, communicatie, onderzoek en ontwikkeling, nutsvoorzieningen en sociale dienstverlening voor iedereen verzekerd worden.

Is dit een oubollig idee uit de jaren 1968? Nee hoor, het idee dat de economie in functie moet staan van de samenleving, bestond al eeuwen geleden. Zo was het ideaaltype van maatschappij voor de Griekse filosoof Aristoteles de volgende: de economie stond helemaal onderaan en was ondergeschikt aan de politiek . Maar ook de politiek, verantwoordelijk voor de verdeling van de rijkdom en de sociale ordening, stond niet op zichzelf, maar werd georiënteerd door een geheel van waarden, idealen en ideeën, of korter gezegd door het streven naar het goede leven.

Omdat ik geloof in een andere economie.

 

Guido Deckers is nationaal ACV-propagandist voor het thema rechtvaardige fiscaliteit.

 

Bronnen:

take down
the paywall
steun ons nu!