De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Zeventig jaar oud en toch nog zo relevant

De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Zeventig jaar oud en toch nog zo relevant

dinsdag 15 januari 2019 14:47
Spread the love

Artikel geschreven door Stefaan Smis*, verschenen in Aktief, ledenblad Masereelfonds (jrg 1/2019).

Op 10 december 2018 herdachten we wereldwijd dat de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens 70 jaar geleden plechtig werd aangenomen. Een oude tante zou men kunnen denken, die al lang elke relevantie heeft verloren en enkel nog gevierd wordt uit respect voor haar leeftijd en de rol die zij als wegbereider op het gebied van de internationale bescherming van de rechten van de mens gespeeld heeft. Maar niets is minder waar. Inderdaad, 70 jaar is ze ondertussen, maar toch blijft zij een kranige dame die zonder blozen de mensheid recht in de ogen kijkt en – wanneer het over mensenrechten gaat – eenieder een spiegel voorhoudt die helaas vaak geen mooi beeld geeft van de werkelijkheid. Dat het vandaag over de Verenigde Staten van Amerika gaat, Myanmar, Syrië, Congo, Brazilië of nog over onze eigen Belgische of Vlaamse achtertuin, overheden blijven mensenrechten onvoldoende aandacht schenken en de mensheid blijkt koppig de lessen uit het verleden niet te willen leren.

De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens zag het daglicht met als doel – als “standard of achievement for all peoples and all nations”-  een moreel baken te zijn op het gebied van mensenrechten en is vandaag nog net zo relevant als toen zij als lichtpunt uit de as verrees van de waanzin die de Tweede Wereldoorlog is geweest. Inderdaad, de internationale bescherming van de rechten van de mens is nauw gelinkt aan deze oorlog en het besef dat zich toen consolideerde dat internationale vrede en veiligheid enerzijds en mensenrechten anderzijds niet van elkaar los te koppelen zijn. Het is namelijk in deze staten waar mensenrechten op grote schaal worden geschonden dat het geweldgebruik een dergelijk niveau bereikt dat het een bedreiging vormt voor de internationale vrede en veiligheid. Wil men dus oorlogen, conflicten en andere vormen van grootschalig bloedvergieten vermijden, dan moeten op het domein van mensenrechten de nodige maatregelen genomen worden. De vooroorlogse situatie toonde echter aan dat een nationale bescherming van de rechten van de mens niet de nodige garanties biedt tegen een overheid die het systeem van binnenuit ondermijnt. Het waren namelijk de Duitse wetten zelf die de nationale standaarden op gebied van mensenrechten uitholden en zo het pad effenden voor het ondenkbare. De ironie wil dat men vandaag internationale initiatieven op het gebied van mensenrechten veelal schuwt of in vraag stelt en deze vervangen wil zien door nationale maatregelen die ‘beter aangepast’ zouden zijn aan een lokale context, terwijl alles aantoont dat de mensenrechtenzaak hiermee geen dienst bewezen wordt. Dat was een van de belangrijkste lessen die de Tweede Wereldoorlog ons leerde. Deze achterliggende gedachtegang stuurde ook de nieuwe naoorlogse wereldorde. Mensenrechten zijn geen exclusieve interne aangelegenheden meer en daarom verwijst het Handvest van de Verenigde Naties naar de verplichting om als staat afzonderlijk, maar ook samen met andere staten en de Verenigde Naties maatregelen te nemen ter bevordering en stimulering van mensenrechten. In niet mis te verstane bewoordingen maakt de preambule van het Handvest bovendien duidelijk dat vrede en veiligheid onlosmakelijk verbonden zijn met mensenrechten, respect voor het recht en sociale gelijkheid. Soms kan het geen kwaad om stil te staan bij de kantelmomenten uit de recente geschiedenis en de teksten die er getuige van zijn in herinnering te brengen:

“Wij de Volken van de Verenigde Naties,

vastbesloten

komende geslachten te behoeden voor de gesel van de oorlog, die tweemaal in ons leven onnoemelijk leed over de mensheid heeft gebracht, en

opnieuw ons vertrouwen te bevestigen in de fundamentele rechten van de mens, in de waardigheid en de waarde van de menselijke persoon, in gelijke rechten voor mannen en vrouwen, alsmede voor grote en kleine naties, …”.

Maar al werd een poging ondernomen in San Francisco om inhoud te geven aan deze fundamentele rechten van de mens, het punt werd uiteindelijk naar een later tijdstip verschoven. Uit deze context is wel de Universele Verklaring geboren als universele mensenrechtenstandaard die garant zou staan voor het geval een nationaal systeem zou falen. En het moest snel gaan. Al tijdens de eerste bijeenkomst van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties die in 1946 in Londen samenkwam, stond het thema mensenrechten hoog op de agenda. In datzelfde jaar nog richtte ECOSOC, de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties,  de VN-mensenrechtencommissie op die, samengesteld uit regeringsvertegenwoordigers, het jaar nadien als opdracht kreeg een “International Bill of Rights” voor te bereiden. Leden van dit orgaan kwamen uit de hele wereld en beschikten over complementaire profielen. Wel speelden professor-rechter René Cassin (Frankrijk), diplomaat-filosoof Charles Habib Malik (Libanon), jurist John Peters Humphrey (Canada), toneelschrijver, filosoof en diplomaat Pen-Chung Chang (China), Wereldoorlog I-veteraan en diplomaat William Hodgon (Australië), rechter Hernan Santa Cruz (Chili), ambassadeur Alexander E. Bogomolov (Sovjet-Unie), vakbondsman Charles Dukes (Verenigd Koninkrijk) en ten slotte de voorzitter van de commissie en voormalige first lady van de Verenigde Staten van Amerika Eleanor Roosevelt als leden van het drafting committee een vooraanstaande rol in het ontwerpen van de tekst. Andere leden van de commissie kwamen uit België, Egypte, Filipijnen, India, Iran, Uruguay en Wit-Rusland, wat aantoont dat de Universele Verklaring wel degelijk voorbereid werd door een representatief deel van de toen onafhankelijke wereld. Dat het een louter westers initiatief zou zijn geweest, zoals wel eens wordt beweerd, wordt dus tegengesproken door de feiten.

Wat het juridisch statuut van het instrument moest worden was, zoals met andere baanbrekende internationale initiatieven, een zeer moeilijk agendapunt dat tot vele controverses leidde in de commissie. Om pragmatische redenen werd er uiteindelijk voor geopteerd om op korte termijn eerst een juridisch niet-bindende verklaring voor te bereiden en het onderhandelen van een bindend mensenrechtenverdrag daarna de nodige tijd te geven. Een jaar later, na een proces van consultatie met een hele reeks personaliteiten en activisten uit de hele wereld en de nodige amendementen van staten, kon het eerste luik van de opdracht bekroond worden toen de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in Parijs op 10 december 1948 de Verklaring plechtig kon aannemen. Dit gebeurde na een stemming waarin de tekst werd goedgekeurd met 48 stemmen voor en zonder tegenstemmen, maar wel met 8 onthoudingen: de Sovjet-Unie, Saoedi-Arabië, Polen, Tsjechoslowakije, Wit-Rusland, Joegoslavië, Oekraïne en Zuid-Afrika. In herinnering aan deze mijlpaal op het gebied van mensenrechten, werd de dag uitgeroepen tot  mensenrechtendag. Op de verdragen (Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten en het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten) die samen met de Universele Verklaring de International Bill of Rights vormen, moest men uiteindelijk nog tot 1966 wachten. Daarna duurde het nog eens 10 jaar voor de teksten in werking traden. Op dat moment, in het midden van de Koude Oorlog en met de dekolonisering achter de rug, zag de wereld er echter al heel anders uit.

De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens is dus een verklaring, aangenomen als Resolutie 217A van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, en is in tegenstelling tot verdragen op zich niet juridisch bindend. Het gebruik van de term verklaring wijst naar het plechtig en gezaghebbend karakter ervan. Het document is echter opgesteld als een aanbeveling met als doel te omschrijven welke inhoud gegeven moet worden aan de verwijzingen naar mensenrechten in het VN-Handvest en aan te geven welke het gemeenschappelijk door alle volkeren en naties te bereiken ideaal is; een catalogus dus van minimumstandaarden waarover toen internationaal een grote consensus bestond en die als universeel baken zou fungeren. Het moreel gezag van de Verklaring is groot gebleven en in de loop der jaren verwierf het zelfs een juridisch bindende kracht omdat het document beschouwd ging worden als een gezaghebbende interpretatie van het VN-Handvest, maar ook omdat een uitgebreide praktijk ontstond die de Universele Verklaring naar voor schoof als de internationale maatstaf inzake mensenrechten, zonder te vergeten dat bijna alle later aangenomen mensenrechtenverdragen er expliciet naar verwijzen. Gevolg hiervan is dat het instrument deel is gaan uitmaken van het internationaal gewoonterecht of nog beschouwd werd als een algemeen rechtsbeginsel en als dusdanig internationaal bindend. Dit is belangrijk omdat staten die niet de nodige stappen ondernomen hebben om partij te worden bij mensenrechtenverdragen daardoor juridisch wel gebonden zijn door de inhoud van de Universele Verklaring.  

De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens is een relatief korte tekst bestaande uit 30 artikelen die inhoudelijk een compromis vormen tussen de twee grote ideologische stromingen en blokken die toen het wereldgebeuren mobiliseerden. Dit vertaalde zich in een evenwicht tussen enerzijds burgerlijke en politieke rechten en vrijheden (artikelen 3-21) en anderzijds economische, sociale en culturele rechten (artikelen 22-27). Sommige van deze rechten en vrijheden zijn vrij progressief. Artikel 13 verwijst bijvoorbeeld naar het recht om zijn eigen land te verlaten of er terug te keren, artikel 14 heeft het over het recht om in andere landen asiel te zoeken en bescherming te genieten tegen vervolging, artikel 15 spitst zich toe op het recht op nationaliteit en het recht niet willekeurig van zijn nationaliteit te worden beroofd, artikel 25 erkent het recht op een levensstandaard die hoog genoeg is voor de gezondheid en het welzijn van zichzelf en zijn gezin en artikel 26 erkent het recht op kosteloos lager en middelbaar onderwijs. Naast rechten en vrijheden legt de Universele Verklaring ook, weliswaar in beperkte mate, plichten op. Zo stelt artikel 29 dat iedereen plichten heeft ten opzichte van de gemeenschap, en zijn rechten en vrijheden onder geen enkel beding mag uitoefenen op een manier die indruist tegen de doelstellingen en principes van de Verenigde Naties. De rechten vermeld in de Universele Verklaring zijn wel niet absoluut. Het tweede lid van artikel 29 stelt namelijk dat “in de uitoefening van zijn rechten en vrijheden … eenieder slechts onderworpen [zal] zijn aan die beperkingen, welke bij de wet zijn vastgesteld en wel uitsluitend ter verzekering van de onmisbare erkenning en eerbiediging van de rechten en vrijheden van anderen en om te voldoen aan de gerechtvaardigde eisen van de moraliteit, de openbare orde en het algemeen welzijn in een democratische gemeenschap.” Rechten en vrijheden kunnen beperkt worden maar dan enkel onder welbepaalde voorwaarden. Bovendien mag niets in de Universele Verklaring geïnterpreteerd worden in de zin dat het een recht zou inhouden waarvan de uitoefening zou leiden tot een afbreuk aan de rechten en vrijheden van de Universele Verklaring zelf (artikel 30). De Universele Verklaring is echter een kind van haar tijd met als gevolg dat een aantal rechten er in ontbreken zoals het recht op staking, het recht op vrijheid van handel en nijverheid, het verbod op de doodstraf, het recht op privacy, of het verbod op kinderarbeid. Bovendien vindt men er geen collectieve rechten in terug zoals het recht op zelfbeschikking, ontwikkeling of gezond leefmilieu; en de erkende rechten worden niet ingevuld vanuit het perspectief van vrouwenrechten. Wat ook ontbreekt is een toezichtmechanisme dat de naleving van de standaarden garandeert, wat in de latere VN-praktijk wel ingevuld zal worden. Als foto van fundamentele rechten en mensenrechten waarover in 1948 een universele (en politieke) consensus bestond en als hoeksteen van het universele mensenrechtensysteem prijkt de Universele Verklaring naast de Magna Carta, de Bill of Rights, de American Declaration of Independence en de Déclaration des Droits de l’Homme et du Citoyen, waarop het zich inspireert, wel degelijk als een van de meest fundamentele teksten inzake mensenrechten. De Universele Verklaring is daarnaast de aanzet geweest voor de verdere standaardisering en ontwikkeling van de mensenrechten op zowel universeel als regionaal niveau en beïnvloedde vele grondwetten (vooral van nieuwe onafhankelijke staten), nationale wetten en ontelbare uitspraken van nationale en internationale hoven en rechtbanken. Als moeder van de internationale bescherming van de rechten van de mens, heeft ze dus vele kinderen gebaard en blijft ze eenieder die de mensenrechtenzaak genegen is inspireren. Henry Steiner schreef terecht dat “[The Universal Declaration of Human Rights] has retained its place of honor in the human rights movement. No other document has so caught the historical moment, achieved the same moral and rhetorical force, or exerted as much influence on the movement as a whole…The Declaration expressed in lean, eloquent language the hopes and idealism of a world released from the grip of World War II. However self-evident it may appear today, the Declaration bore a more radical message than many of its framers perhaps recognized. It proceeded to work its subversive path though many rooted doctrines of international law, forever changing the discourse of international relations on issues vital to human decency and peace.” In deze voor mensenrechten confronterende tijden kunnen we de Universele Verklaring enkel nog vele gezonde jaren toewensen.

* Stefaan Smis (VUB) is professor aan de Faculteit Rechten en Criminologie. Hij is lid van de departementen Internationaal en Europees recht en vicevoorzitter van de onderzoeksgroep Fundamental Rights and Constitutionalism (FRC). Zijn onderzoek richt zich op internationale bescherming van de mensenrechten, relatie tussen mensenrechten en internationaal humanitair recht, internationaal strafrecht. Hij publiceerde o.a. het handboek mensenrechten, dat de rechten van de mens analyseert vanuit een internationaalrechtelijk perspectief.

Artikel verschenen in Aktief, ledenblad Masereelfonds, jrg 1/4, 2019 . Overname mag, mits bronvermelding

take down
the paywall
steun ons nu!