De terugkeer van de toverlei

De terugkeer van de toverlei

donderdag 13 juni 2013 16:59
Spread the love

voor Ruth Joos en haar ploeg

Belt de radio mij over Apple, die zijn icoontjes en ‘apps’ met visuele verwijzingen naar rekenmachines, steekkaartenbakken, camera’s, kalenders, enzovoort, naar de prullenmand wil verwijzen (en ook die prullenbak zelf, althans het icoontje). Ik val even helemaal uit de lucht: mij bellen over Apple? You must be joking. (‘Steve Jobs is not my kind of guy’, flitst het door mijn hoofd). Maar neen, het is ernst. Heel ernstig zelfs.

De journalist die ik aan de lijn heb, vertelt mij dat verwijzingen naar oude tuigen voor nieuwe toestellen ‘skeuomorfisme’ heet. Denk aan de auto, helpt de journalist mij: die leek eerst op een koets. En inderdaad, val ik hem bij: we spreken nog altijd van koetswerk, in het Vlaams: ‘carrosserie’ (van carrosse, koets). Maar wat was dat woord? ‘Spuomorfisme?’ probeer ik. Hij moet het spellen. SKEUOMORFISME. Nooit van gehoord. Toch vraagt hij ‘of ik daar mijn licht op wil laten schijnen. Binnen twee uur belt Ruth Joos u.’

Het is te gek om los te lopen, maar ik bezwijk, omdat uit het kleine fait divers een hele kosmos te voorschijn toveren wel mijn ding is. (En tersluiks bezwijk ik gewoon ook voor Joos zelf, omdat ze een kraan van een interviewster is: ze stelt vragen als perfect geplaatste voorzetten, je hoeft maar binnen te koppen. En ze geeft je vleugels om ook hoge ballen uit de lucht te plukken. En natuurlijk: radio exposure is altijd mooi meegenomen, zeg ik bij mezelf, zeker voor ‘een tot nog toe onbekende academicus die de pedalen verliest’ [dixit Tom Naegels in de nasleep van ‘de heftige cultuurstrijd’ in De Standaard]).

Toch ben ik er dit keer niet gerust in. ‘Ip zoa’n karre moei’j ryn!*’, mompel ik mijn moeder na in oud West-Vlaams als de telefoon neerligt (ook al een skeuomorfisme zoals we zullen zien: een verwijzing in de taal naar het oude analoge telefoontoestel met hoorn, zoals ook het ‘aan de lijn’ van daarnet ouderwets is – hij belde op mijn gsm, dat doen journalisten altijd, geen omwegen via kabels, direct vanuit satellieten, zoals drones): wat gaan we nog allemaal meemaken? Nu verplicht de radio mij om een moeilijk, nauwelijks uitspreekbaar, zeg maar onuitstaanbaar woord te gebruiken, terwijl intellectuelen altijd verweten wordt dat ze te veel moeilijke woorden gebruiken (achtervolgt mij al sinds mijn vijftiende!).

De omgekeerde wereld. Nu goed, gelukkig is er Wikipedia. Altijd een goed vertrekpunt voor een brainstorm (dat zal hard nodig zijn: allez hup, een hersenhoos voor Joos). We vertrekken, zoals altijd maar dit keer heel letterlijk, van het Socratische niet-weten (‘ik weet dat ik niets weet, dat weet ik tenminste zeker’, zei Socrates en bedoelde: in tegenstelling tot hen die iets menen te weten, maar die het eigenlijk nog veel minder weten.)

‘Skeuomorfen’ (van skeuos – houder of tuig; en morphê – vorm) zijn objecten of tuigen, zegt Wikipedia, die in hun ontwerp verwijzen naar oudere objecten of objecten in andere materialen. De anonieme schrijver geeft het voorbeeld van aardewerken vazen die van bouten zijn voorzien, om te verwijzen naar hun ijzeren en duurdere voorgangers, en de digitale kalender die vormgegeven is als een oude papieren kalender (de journalist gaf ook die voorbeelden, tiens, tiens; die had natuurlijk ook bij ons aller onvolprezen, digitale encyclopedie zijn mosterd had gehaald). Het is ergens ook logisch: hoe geef je iets nieuws vorm? Wel, door te vertrekken van, of het te laten lijken op iets ouds. Elementary, Watson.

Skeuomorfisme is zo oud als de mensheid, realiseer ik mij snel (aan de telefoon al). Ik denk onmiddellijk aan Griekse tempels, die hadden een primitieve vorm, zonder bogen, omdat ze verwezen naar meer archaïsche, houten tempels. Het waren grote hutten voor de goden eigenlijk. Men zou dus skeuomorfisme kunnen omschrijven als ‘formeel archaïsme’. Maar het kan ook futuristisch. Voor Le Corbusier waren de auto, het vliegtuig en de pakketboot de modellen bij uitstek voor de moderne architectuur, omdat ze standaardisering en formele perfectie belichaamden. Dus het huis moest worden opgevat als ‘une machine à habiter’. Sir Norman Foster beweert nog altijd dat vliegtuigen zijn voorbeeld en ideaal zijn. Overigens vormt de pakketbootstijl van de jaren dertig – hier te lande alom aanwezig – een prachtig voorbeeld van dit soort futuristisch, architecturaal skeuomorfisme.

Skeuomorfisme berust dus op overdracht, op nabootsing, is door en door mimetisch. En juist daarom is het zo oud als de menselijke cultuur. Onze taal zit vol linguïstische skeuomorfismen. Ook het woord cultuur zelf is bijvoorbeeld afgeleid van de oeroude praktijk van het cultiveren (denk aan agriculture, denk aan agricola, zowat het eerste Latijnse woordje dat we moesten leren: boer): cultuur is bewerkte natuur. Cultuur staat tegenover de immer wilde natuur. De hele cultuur is mimetisch, bootst na. Cultuur is nabootsing. We leren glimlachen, lopen, spreken, dansen, tekenen, etc. door na te bootsen. En de hele taal is metaforisch (van meta-phorein, over-dragen, zoals in Christophorus, die kerel die de kleine Jezus over de rivier droeg).

Cultuur is altijd overlevering, overdracht van oude vormen. Kortom, oude wijn in nieuwe zakken – dat is de hele cultuur. We moeten iets nieuws benoemen in termen van iets ouds (denk aan het koetswerk van de auto van daarnet). Zo beschouwd is skeuomorfisme bijna universeel. Het verwijzen naar ons aloude gereedschap in overdrachtelijke zin en het overdragen van oude vormen naar nieuwe tuigen is bijna natuurlijk en onvermijdelijk, te meer daar wij een technische diersoort zijn, een soort die al heel vroeg tuigen maakte, als verlengstukken van onszelf, eerst van de ledematen (de knots, de hamer, de speer, het wiel), vervolgens van onze zintuigen (fotografie, film, grammofoon) en tenslotte ook van onze hersenpan en onze denkkracht (de computer, de informatietechnologie),

Marshall McLuhan, de peetvader van de mediatheorie, stelde in een beroemde slagzin: ‘the medium is the message’. Dat was geen blijde boodschap maar een waarschuwing. Omdat we onze media niet begrijpen, zijn we erdoor gebiologeerd, gehypnotiseerd. Hij noemde dat ‘de narcose van Narcissos’. We zijn er door verdoofd omdat we ze niet herkennen als verlengstukken van onszelf. Vervolgens ‘amputeren’ we de verlengde ledemaat. Door het wiel wandelen we niet meer, bijvoorbeeld. En televisie kijken we met ‘het verstand op nul’. Om die verblinding en zelfamputatie te verhelpen, wilde hij ons anders doen kijken naar media. Daarom, the medium is the message: een medium is geen middel maar een milieu. De auto is niet zomaar een middel om van a naar b te rijden, de auto veranderde ons hele levenspatroon en ons landschap. De nevelstad. L.A. of… Vlaanderen. Een tweede betekenis van the medium is the message, brengt ons dichter bij het geheim van het skeuomorfisme: de inhoud van een nieuw medium, stelde McLuhan, is een vorig medium. De inhoud van televisie is film, de inhoud van film is fotografie, de inhoud van de radio is de grammofoon, etc.

De ‘inhoud’ van onze computertechnologie is zowat alle voorgaande media: agenda, rekenmachine, typemachine, steekkaartenbak, fototoestel, bandopnemer, archief, boekenkast, noem maar op… De computer heeft het allemaal opgenomen als functie (en in die zin is het echt een Türingmachine: een universele machine die werkt op ja en nee, op 1 of 0). Dus is het vrij logisch dat het icoontje voor de digitale agenda verwijst naar een oude agenda, het icoontje van de digitale rekenfunctie naar de vorm van een rekenmachine, en een computerklavier lijkt op dat van een typemachine. Of dat de digitale camera’s in onze gsm’s het geluid van analoge camera’s nabootsen. We moeten toch herkenbare kapstokken of handvaten (linguïstisch skeuomorfisme!) hebben voor die zo abstracte nul-of-één-machines, de digitale toestellen. Het probleem is uiteraard dat de sprong tussen computer en steekkaartenbak groter is dan die van koets naar auto, die overigens nog altijd over paardenkracht beschikt, maar waarvan de afkorting ‘pk’ intussen niemand nog aan paarden doet denken. Een voorbeeld van zoömorf skeuomorfisme of gewoon zoömorfisme? Wat er ook van zij, in tegenstelling tot de overgang van paardenkoets naar stomende automobiel, is de digitale revolutie abstract: achter al wat we doen op de computer zitten die enen en nullen van de programmeertaal. Daarom moeten we zoeken naar interfaces (ook al een metafoor: letterlijk ‘tussengezichten’, maskers eigenlijk), die we herkennen en waar we mee om kunnen.

Maar – en dat is het grote probleem – na een paar generaties wordt die verwijzing echt archaïsch: er komt een moment dat de meeste mensen niet meer weten hoe een fysieke agenda of een rekenmachine er uitzag. De steekkaartenbak is wellicht het beste voorbeeld. Niemand van de jongere generatie kan zich die nog echt voorstellen, vermoed ik (terwijl ik er nog mijn hele doctoraat heb op opgebouwd). Dus ‘skeuomorfen’ (tuig-imitaties, vorm-archaïsmen) in onze toestellen en icoontjes, zijn wellicht uitdovend: ze zullen zachtjes uitsterven. Exit Steve Jobs, die naar verluidt een groot voorstander was van skeuomorfisme en de evolutie lang heeft tegengehouden. Er zijn ook nog andere argumenten tegen skeuomorfisme volgens Wikipedia. Het is moeilijker om mee te werken, neemt meer schermruimte in, maakt applicaties heterogeen van uitzicht, bevat meestal geen numerieke schaal (bijvoorbeeld digitale schuifweerstanden die analoge imiteren bevatten meestal geen cijfers, dus zijn maar zeer ungefährig), en het belemmert de creativiteit. Het ligt voor de hand: skeuomorfen zitten vast in het verleden en vormen een beperking voor het echt nieuwe.

Onze machines moeten vervellen als slangen, of beter: ze moeten van gedaante verwisselen als vlinders. De digitale revolutie is volop bezig, misschien zelfs pas goed begonnen. Een smartphone is eigenlijk helemaal geen telefoon meer, maar een soort all-in device, een universeel toestel. Dus zijn vorm kan veranderen, heeft ook al niet veel meer weg van een telefoon. Wanneer wordt de vorm van de informatietechnologie, die wij kennen in de gedaante van de pc of laptop, zelf op zijn beurt een soort van ouderwetse vorm, die dan weer wordt geïmiteerd als een ‘koetswerk’? Misschien gebeurt dat niet. Misschien gebeurt er juist iets heel anders.

Neem nu de tablet. De tablet is (een) skeuomorf, maar op een vreemde manier: eigenlijk is het gewoon een digitale lei, een elektronische kleitablet. Of beter nog een wastablet. Nu ik het bedenk: het lijkt wel een sterk verbeterde versie van de toverlei uit onze kindertijd, waar je kon op schrijven en tekenen en dan weer uitvegen en opnieuw beginnen. Ergo? De conclusie kan hier verregaand zijn. Hoe meer onze technologie vooruitgaat, hoe meer ze teruggrijpt naar primaire vormen. De kleitablet, de lei is nog nauwelijks een machine te noemen, het was zowat het eerste en oudste schrijftuig. Ouder dan de stenen tafelen van Mozes om zo te zeggen. De touchscreen vormde al een soort van wastablet of een schone lei waar we konden op schrijven, maar nu heeft die interface een zelfstandige minimale vorm gekregen, het scherm zelf is de vorm geworden van onze computer, en valt zowat samen met ons toestel. De computer (of digitale all-in device) is alleen nog een scherm met een bepaalde dikte (en die kan, weten we uit ervaring, altijd nog dunner).

In die zin is de tablet misschien een kantelmoment. Hij maakt bijna letterlijk tabula rasa. Zoals de auto vanaf de jaren dertig, zo’n drie decennia na zijn ontstaan, definitief de koetsvorm achter zich liet, zo is het digitale zich aan het onttrekken aan zijn industriële, machinale vorm, om terug te keren naar het bijna niets van de schrijflei. Wat we meemaken is de ‘onttuiging’ van onze technologie. Einde van het skeuomorfisme. De ICT wordt een verdwijntruc van het machinale in bijna ‘spirituele’ (in de zin van immateriële, vervluchtende) technologie. De definitieve ‘dematerialisering’. Denk aan spraakherkenning in de domotica (robotica voor ‘domestiek’ gebruik): alles werkt op de magie van ‘Sesam, open u’. Een wereld vol magische, onzichtbare, bijna ontastbare technologie. Een digitale sprookjeswereld. Het huis werkt weldra als op de vingerknip van Mary Poppins. En niet alleen het huis. De digitale bril bestaat al. Nu nog een geheugenchip en een ingebouwde (liefst niet al te harde) schijf en ik kan de hele kennis van de mensheid downloaden en mijn teksten al denkend dicteren. Misschien maken we wel de grote, nonlineaire sprong – voorwaarts of achterwaarts valt (dus) niet meer te bepalen (voor transhumanisten: the Singularity is near!) – naar … de toverspiegel. Facebook is al aardig op weg. ‘Spiegeltje, spiegeltje aan de wand, wie is de mooiste van het land?’

Het geluidsignaal als van water dat sommige tablets en smartphones als gimmick gebruiken als je over het scherm scrollt, is ook veelbetekenend, een beetje omineus zelfs. Het geluid van water evoceert dat immateriële van cyberspace inderdaad voorbeeldig. Het suggereert dat het scherm een soort van digitaal wateroppervlak is waarin zich wondere afbeeldingen spiegelen. Wat we meemaken is een allesomvattende metamorfose. Een gedaanteverwisseling waar Ovidius een punt kan aan zuigen. Geen wonder dat alle mensenkinderen meer en meer worden gehypnotiseerd door deze schermenwereld. Wellicht wordt de ‘narcose van Narcissos’ nu pas echt letterlijk en duiken we met z’n allen onder in die onweerstaanbare digitale waterspiegel.

(Zegt Ruth Joos aan het einde van het korte telefooninterview, waarin ik het resultaat van mijn getob tegen de klok holder de bolder heb uitgebraakt: ‘Meneer De Cauter [waarom noemt ze mij altijd meneer? Als ze dan toch kiest voor professionele afstandelijkheid, toch liever professor, flitst het door mij heen], ik heb het gevoel dat hier een stukje in zit’. Ik antwoord: ‘Ja, en het is bijna klaar. Ik zal het aan u opdragen. Tot genoegen’.)

* ‘Ip zoa’n karre moei j ryn’: op zo’n kar moet je rijden, betekent zoiets als ‘komt dat tegen!’ of beter nog: ‘wat gaan we nog allemaal meemaken?’ Een vorm van skeuomorfisme? In elk geval, op dit moment van de geschiedenis, een pertinente vraag. 

take down
the paywall
steun ons nu!