De staat van de democratie (bis): neoliberalisme en populisme
Opinie, Nieuws -

De staat van de democratie (bis): neoliberalisme en populisme

Links dient zichzelf opnieuw op de electorale kaart te zetten. Dit kan enkel door tegenover het rechts-populisme een links-populisme te plaatsen, schrijft politiek filosoof Thomas Decreus.

vrijdag 13 mei 2011 16:30
Spread the love

Vaak worden neoliberalisme en democratie als antoniemen gebruikt. Maar neoliberalisme is verre van een eenduidig begrip. Het is een term die verwijst naar meerdere maatschappelijke tendensen die soms in elkaars verlengde liggen, maar elkaar evengoed kunnen uitsluiten.

Neoliberalisme wordt het vaakst opgevat als een geheel van politiek-economische denkbeelden die vertrekken vanuit een heilig geloof in de principes van de vrije markt als organisatieprincipe voor de samenleving als geheel. In praktijk resulteert dit soort denken in de-regulering en privatisering van publieke sectoren.

Het hoeft geen betoog dat het dereguleren van markten en het privatiseren van wat eens onder publieke controle was eerder vroeg dan laat tot een democratisch deficit leidt. Privatisering zorgt immers voor – in tegenstelling tot wat neoliberaal geïnspireerde denkers beweren – een gebrek aan transparantie, achterkamerpolitiek en een cultuur waarin het algemeen belang wordt ondergeschikt aan het belang (lees: de winst) van enkelen.

    In deze bijdrage wil ik vooral ingaan op de herstructurering van het politieke-ideologische landschap onder invloed van het neoliberalisme. Dit aspect dient ook ten volle in rekening gebracht te worden, willen we de staat van de huidige democratie begrijpen. Ik wil echter ook meer doen dat. Vanuit de beperkte analyse van onze hedendaagse democratie die ik hieronder geef, wil ik ook enkele potentiële kansen voor verandering schetsen. Hierin zal het begrip populisme een centrale rol spelen.

Transformatie van het politiek-ideologische landschap

Vanaf de jaren zeventig en tachtig is het politiek-ideologische landschap in West-Europa drastisch veranderd. Men is geëvolueerd van een partijdemocratie naar, wat men in de vakliteratuur noemt, een ‘audience democracy’. In een partijdemocratie vormen partijen de reële maar ook en vooral de ideologische machtsbastions.

Het zijn partijen die het maatschappelijk debat structureren en bepalen. De verschillende ideologische posities binnen een bepaald debat komen doorgaans overeen met de verschillende partijposities. Ook media en allerhande instellingen, verenigingen en associaties zijn verbonden met partijen. In België heeft een dergelijke partijdemocratie zich vooral geuit in een fenomeen dat gekend staat onder de naam ‘verzuiling’.

Vanaf de jaren zeventig en tachtig zien we dat de partijdemocratie in een crisis begint te verkeren. In België is het ook in die periode dat de zuilen langzaam maar zeker verbrokkelen. Het verdwijnen van de partijdemocratie is een complex fenomeen dat zeker niet eenduidig kan verklaard worden, maar vast staat wel dat er een correlatie bestaat tussen   enerzijds de overgang van het keynesianisme naar meer neoliberale marktmodellen en anderzijds de teloorgang van de partijdemocratie.

Hiermee wil ik niet vervallen in een economisme. Het is niet zo dat een verandering in de economische structuur leidde tot het verdwijnen van de partijdemocratie. Wel is het zo dat neoliberaal geïnspireerde politici er alle belang bij hadden om de structuren van de oude partijdemocratie (vakbonden in het bijzonder) te ontmantelen om zodoende een bepaalde politiek-economische agenda te kunnen doordrukken. Herinner u in dit verband de alleszeggende uitspraak van Thatcher: ‘there’s no such thing as society: there are individual men and women, and there are families’.

In plaats van een partijdemocratie kwam wat dan heet een ‘audience democracy’. Wat dient hieronder verstaan te worden? Allereerst verschilt een ‘audience democracy’ van een partijdemocratie in de zin dat partijen niet langer de structurerende krachten zijn van de samenleving: er bestaat een veel losser (of geen) verband tussen partijen en instellingen, verenigingen en media. Partijen zijn niet langer de ideologische bastions van weleer. Maar dat neemt niet weg dat partijen nog steeds reële machtscentra blijven. Het blijven knooppunten van de politieke macht: wie politieke carrière wil maken, koopt zich best zo snel mogelijk een partijkaart.

Net doordat partijen eigenlijk meer reële machtsinstrumenten en –netwerken in plaats van ideologische bastions geworden zijn, kan de kiezer zich steeds minder identificeren met een partij. Vroeger stemde men op ‘de sossen’ en was men ook een sos. De politieke voorkeur vormde een deel van de persoonlijke identiteit, zowel voor politici als hun kiezers. Dit is tegenwoordig veel minder het geval. Partijen zijn – zowel voor politici als voor kiezers – inwisselbaar geworden.

Er is iets ontstaan dat op een politieke markt lijkt. De kiezer is een klant. Iemand die van politiek merk kan veranderen van zodra een dat merk in haar ogen tekortschiet. Partijen nemen op hun beurt de logica van commerciële bedrijven over. Via marketingbureaus proberen ze te weten te komen wat er ‘leeft’ in de samenleving en waar ‘de mensen’ van wakker liggen. Partijen en politici zijn in die zin ook een soort performers geworden die ervoor moeten zorgen dat ze het publiek – de potentiële kiezers – op hun hand krijgen. Vandaar dus de naam, ‘audience democracy’.

Gevolgen voor de democratie: rechts-populisme

In welke mate heeft deze verandering in het politieke landschap nu gevolgen voor onze democratie? Op deze vraag zijn uiteraard meerdere (zowel positieve als negatieve) antwoorden mogelijk maar één van de meest nefaste gevolgen van een dergelijke ‘audience democracy’ was en is het succes van het rechts-populisme. Binnen de tot hiertoe gevolgde redenering kunnen twee verklaringen gegeven worden voor het succes van populistisch rechts.

Ten eerste is populistisch rechts een reactie tegen de (schijnbare) inwisselbaarheid van de traditionele partijen. Herinner u de nineties waarin door politici om de haverklap gescandeerd werd dat de links-rechts tegenstelling tot het verleden behoorde. Herinner u Blair en de Derde Weg waarin het socialisme feitelijk de neoliberale logica onderschreef en hoogstens nog wat sociale correcties op dit neoliberale model toepaste.

Het gevolg van dergelijke politiek was dat het moeilijker werd om partijen van elkaar te onderscheiden. Maar net omdat traditionele partijen hoegenaamd niet meer ideologisch van elkaar verschillen worden ze ook meer en meer geassocieerd met de gevestigde macht in het algemeen. Denk aan de achter menige toog gezuchte boutade ‘ach, politici, ’t zijn allemaal dezelfde zakkenvullers’. Populistisch rechts steunt op deze associatie van de vroegere zuilenpartijen met de gevestigde macht en claimt een reactie te zijn tegen die gevestigde macht. In het rechts populisme klinkt het dan dat het volk gedomineerd wordt door een wereldvreemde, doorgaans ‘linkse’ elite die niet weet wat er leeft onder het ‘gewone volk’.

Ten tweede slaagde populistisch rechts erin om het ideologisch vacuüm dat achtergelaten werd door de traditionele partijen opnieuw in te vullen. Waar traditionele partijen niet meer slagen in het aanreiken van een politieke identiteit (cf. men is geen sos of liberaal meer, men stemt gewoon socialistisch of liberaal), slaagt populistisch rechts wel in het creëren van een zekere identiteit. In een rechts-populistisch discours wordt doorgaans een identiteit gecreëerd op basis van nationaliteit, etniciteit of cultuur. Meestal worden deze termen slechts vaagweg ingevuld en vooral overeind gehouden door de constructie van een gemeenschappelijk vijandsbeeld waartegen men zich kan afzetten: de allochtoon, de islam of een ‘linkse elite’. Voorbeelden hiervan zijn, helaas, legio.

Kansen voor links

Iedere verandering in het politieke landschap creëert echter nieuwe kansen. Dit geldt ook voor de huidige staat van onze democratie. Voor links zie ik concreet twee openingen. Eén van die openingen is er reeds, de andere dient nog gecreëerd te worden. Laat me beginnen met de opening die er reeds is.

Een ‘audience democracy’ heeft er zeker toe bijgedragen dat buitenparlementaire vormen van actie hernieuwde zuurstof kregen. Net doordat de ideologische macht van traditionele linkse partijen en instituties afkalft is men ook in concrete acties minder gebonden aan die machtsbastions en verstarde ideologische schema’s. Dit biedt ruimte voor meer verfrissende, radicale en vernieuwende actievormen.

Daarnaast creëert deze politieke constellatie ook meer dan ooit de mogelijkheid om over gevestigde bewegingen en groepen heen regionale, nationale en internationale allianties te sluiten omheen specifieke issues. Dit zorgt voor een hernieuwde dynamiek binnen links die bovendien ook een van onderuit gestuwde verruiming van links kan betekenen. Het meest sprekende voorbeeld van deze evolutie is ongetwijfeld het andersglobalisme. Maar ook het ecologisch activisme of de anti-oorlogsbeweging horen in dit rijtje thuis.

Het probleem met deze buitenparlementaire vormen van actie is echter dat ze zich zelden of niet kunnen vertalen meer verankerde machtsvormen of electoraal succes. Vandaar dat er ook een tweede, nog te maken, opening nodig is. Links dient zichzelf opnieuw op de electorale kaart te zetten. Dit kan volgens mij enkel door tegenover het rechts-populisme een links-populisme te plaatsen. Hiervoor dient men aan de linkerzijde de door neoliberale denkschema’s ingegeven angst voor het populisme te overwinnen.

Populisme op zich is geen slecht fenomeen. Het wijst enkel op het proces waarbij een bepaalde groep zichzelf associeert met het begrip ‘het volk’ en zich daarmee plaatst tegenover zij die de macht hebben. In die zin is populisme ook een essentieel democratisch proces: het is een mobilisatie van ‘het volk’ tegenover zij die over het volk heersen. Een herinnering aan wie de werkelijke soeverein is in een democratisch regime. In het populisme zit dan ook altijd een emancipatorisch moment in de zin dat er een deelname aan of een verwerping van de heersende macht wordt geëist.

Het probleem is echter dat wij populisme volledig gelijkgesteld hebben met het rechts-populisme en daarmee voorbijgaan aan het gegeven dat het populisme ook emancipatorisch en links kan zijn. ‘Het volk’ hoeft niet etnisch, cultureel of nationaal ingevuld worden. Het volk kan ook gelijkgesteld worden met een bepaalde klasse of zij die de schaduwkant van een bepaald politiek-economisch systeem ervaren. De geschiedenis van het socialisme en de arbeidersbeweging in het algemeen is daar het meest sprekende voorbeeld van.

De heersende afkeer tegenover het begrip populisme kan niet enkel begrepen worden vanuit de vermeende gelijkstelling van populisme met het specifieke rechts-populisme. Het is het concept populisme zelf dat niet past binnen een neoliberale en individualistische opvatting over politiek. Veelzeggend in dit verband is dat ‘populisme’ als scheldwoord vooral vanuit (neo-)liberale hoek gebruikt wordt. Even veelzeggend is het dat de huidige kritiek op de bankbonussen vanuit die zelfde (neo-)liberale hoek ook als populistisch werd afgedaan. De neoliberale visie op politiek kan niet om met collectiviteiten of de constructie ervan. Vandaar dat het neoliberalisme huiverachtig staat tegenover iedere vorm van populisme, of dat nu links of rechts is.

 Links heeft het populisme aan rechts overgelaten. Tot zolang zal rechts electoraal zegevieren en zal het begrip volk op asociale wijze ingevuld worden. Dat laatste vormt momenteel één van de grootste bedreigingen voor de westerse democratieën. Een links populisme zou zowel het rechtspopulisme kunnen bedaren als het begin zijn van een transformatie van het huidige politieke landschap.

Power to the people!

(Deze bijdrage is een schriftelijke neerslag van de reactie die ik gaf tijdens het cultuurparlement van 09/05 op de lezing van Karim Zahidi)

Thomas Decreus is politiek filosoof (KULeuven). Hij is ook mede-organisator van de Shame-betoging.

take down
the paywall
steun ons nu!