De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

De permanente verdenking. Over “The Suspect” van Rizwaan Sabir.

De permanente verdenking. Over “The Suspect” van Rizwaan Sabir.

woensdag 30 maart 2022 20:43
Spread the love
foto: Pluto Press

De Engelsman van Pakistaanse afkomst Rizwaan Sabir publiceert bij Pluto Press een opmerkelijk boek over de ontsporing van de Engelse terrorismebestrijding. Het is niet alleen een analyse daarvan, maar ook een autobiografie die laat zien hoe hijzelf slachtoffer geworden is van het “counterterrorism”, hoe het hem ziek gemaakt heeft en tegelijkertijd ook gestuurd heeft in de richting van zijn huidige engagement als criticus van het Engelse rechtssysteem.

 

Het begint allemaal heel banaal. Sabir staat aan het begin van een academische carrière. Hij studeert politieke wetenschappen en specialiseert zich in internationale betrekkingen en plant een doctoraat over politieke islam en Al Qaeda. Hij wordt daarbij geholpen door Hicham Yezza, een moslim van Algerijnse afkomst, die een leidende functie verworven heeft aan de universiteit van Nottingham, waar het verhaal zich afspeelt.

 

Hicham is ziek, maar wordt vanop zijn werk opgebeld omdat men een bepaalde informatie nodig heeft. Hij zegt dat zijn computer geen wachtwoord heeft en de informatie daar makkelijk uit te halen valt. De persoon die dat doet, ziet toevallig een bestand met de titel “Al-Qaeda training Manual”. Zij verwittigt meteen haar superieuren en die schakelen de “security” van de universiteit in, die nog twee “verdachte” documenten vindt op de computer. Het gaat om gewone artikels uit de tijdschriften Foreign Affairs en Middle East Policy Council Journal. Maar ze gaan over terrorisme.

 

Een antiterrorisme-operatie omwille van een wetenschappelijke bron

 

De security van de universiteit neemt, zonder Hicham te horen of zich te informeren over de aangetroffen documenten, direct contact op met de politie, maar niet de gewone, wel de Special Branch die zich ook bezighoudt met terrorisme. Die is wat zwaar belast en geeft de zaak door aan de West Midlands Counter Terrorism Unit die zich voltijds bezighoudt met terrorismebestrijding. Deze organisatie start, in samenwerking met de politie, een operatie die de naam “Minerva” krijgt. Onderzoekers en agenten komen naar de universiteit, nemen Hichams computer en documenten in beslag, en als hij op het werk toekomt na zijn ziekte, zullen ze hem arresteren. (Later blijkt dat de politie, die doorgaans ongewapend optreedt, in dit geval wel degelijk gewapend deelnam aan de “operatie”.)

 

Rizwaan Sabir, die op de universiteit toekomt als operatie Minerva gestart is en de politie het kantoor van Hicham onderzoekt, wordt ondervraagd en moet mee met de politie. Hij is immers een vriend van Hicham en werkt over terrorisme. Hij heeft heel wat documenten die hij voor zijn proefschrift dacht te kunnen gebruiken, naar Hicham gestuurd, waaronder vermoedelijk ook de drie “verdachte” documenten.

 

Die documenten stellen eigenlijk niets bezwarends voor. Twee artikels uit gespecialiseerde tijdschriften die niet als propaganda of handleiding voor terrorisme kunnen gelden. En het akelig klinkende “trainingshandboek van Al-Qaeda” is een document dat gedownload is van de website van het Amerikaanse ministerie van justitie, die het vrijgegeven heeft als behorend tot het “publiek domein” en dus vrij toegankelijk voor elke geïnteresseerde. Je kon het ook kopen via de boekhandel of aanvragen via de universiteitsbibliotheek. Dat iemand die een proefschrift maakt over politieke islam en terrorisme die teksten in zijn bezit heeft, is niet verbazingwekkend en ook niet verontrustend, zou je denken…

 

De VS: liegen door herbenoemen

 

Dat trainingshandboek heeft een merkwaardige geschiedenis. De titel ervan is een verzinsel van de Amerikaanse overheid, kennelijk bedoeld om eender wie die de tekst in zijn bezit heeft, meteen verdacht te maken en te arresteren. De echte titel luidt, vertaald: “Militaire studies over de jihad tegen de tirannen.” Het is helemaal geen handleiding voor het maken van bommen of het plegen van aanslagen zoals de vervalste titel laat vermoeden, maar een compilatie van diverse teksten afkomstig van inlichtingendiensten, militaire en politionele bronnen. Het document is niet afkomstig van Al Qaeda en die organisatie wordt er ook niet in vermeld. Uit de tekst ervan wordt vaak geciteerd in wetenschappelijke publicaties over terrorisme en het is een standaarddocument in de studie van terrorisme.

 

Dat verkeerdelijk en kennelijk kwaadwillig herbenoemde document werd door de VS als bewijsmiddel of argument gebruikt in het proces tegen de verdachten van de aanslag op de Amerikaanse ambassades  in Nairobi en Dar-es-salaam van 1998. In het spoor daarvan zullen de terrorismebestrijders die Hicham en Sabir viseren, proberen aan te tonen dat het bezit ervan wetenschappelijk gezien niet nodig is, maar wijst op terroristische sympathieën of plannen.

 

De ondervragingen volgen elkaar op, Sabir wordt zes dagen in isolatie gevangen gehouden. Een onderzoeksteam stapt bij zijn ouders, bij wie hij woont, af en doorzoekt daar alles. Zijn familie schakelt een advocaat in om hem te helpen tijdens de verhoren. Hij leert dat hij van strategie moet veranderen. In het begin van de ondervragingen dacht hij dat zijn arrestatie een snel op te lossen misverstand was en dat hij zo goed en zo gedetailleerd mogelijk moest antwoorden. Maar zijn antwoorden worden genoteerd, en niet gebruikt om te zien dat er niets aan de hand is, maar integendeel om hem in het nauw te drijven en verdacht te maken. Zijn advocaat verduidelijkt hem hoe het onderzoek werkt, en dat hij het recht heeft om niet te antwoorden. Dat houdt hij zeven ondervragingen lang vol, al is het soms moeilijk.

 

Het recht op zijn kop

 

De juridische basis van operatie Minerva was Sectie 58 van de Terrorism Act 2000. Die wet stelt het verzamelen van informatie die van nut kan zijn voor terroristen strafbaar. De intentie van het verzamelen doet er niet toe, het loutere verzamelen of bezitten van dergelijke informatie is een wetsovertreding. De wet heeft wel een defensieclausule: als je kan aantonen dat je een acceptabele reden hebt om de problematische informatie te verzamelen of te bezitten, is je activiteit niet strafbaar. Daarmee is de gangbare rechtsregel dat de schuld bewezen moet worden, omgekeerd. De persoon die problematisch geachte informatie bezit of verzamelt, moet de overheid overtuigen dat hij te goeder trouw is en geen kwade bedoelingen heeft. De overheid vertrekt van de veronderstelling van schuld, de verdachte moet zijn onschuld bewijzen.

 

In de praktijk is dat hoogst onaangenaam. Nog voor er zelfs maar een concrete beschuldiging is en er een verdediging op basis van de defensieclausule kan worden gestart, wordt de verdachte als een crimineel behandeld. “U werd gearresteerd op grond van Sectie 41 van de Terrorism Act 2000 op verdenking betrokken te zijn bij het plegen, voorbereiden van of aansporen tot daden van terrorisme.” Deze uiterst vage omschrijving, zonder enige concretisering, volstaat om de verdachte te fotograferen, zijn of haar vinger- en voetafdrukken te registreren, zijn woonplaats te doorzoeken en hem of haar op te nemen in allerlei databanken als verdacht van terrorisme, en hem of haar in geïsoleerde gevangenschap te houden voor een bepaalde periode (eerst 48 u, verlengbaar met vijf dagen, daarna eventueel nog langer).

 

De verdediging van de verdachte heeft uiteindelijk maar echt plaats op het einde van de onderzoeksperiode, die door en door traumatiserend is, en gericht op het kraken van de betrokkene. Zo laat een politieman terloops even horen dat Khalid Khaliq een exemplaar van datzelfde Al-Qaida Manual in zijn bezit had als Sabir en vijftien jaar gevangenisstraf gekregen heeft. Later ontdekt Sabir dat dat een leugen was, want de straf was zestien maanden, en de context was ook helemaal verschillend: Khaliq was geen wetenschappelijk onderzoeker over terrorisme, maar werd ervan verdacht betrokken te zijn bij een zelfmoordaanslag in Londen. Dat kon niet worden bewezen, en hij kreeg uiteindelijk een vrij lichte straf voor het bezit van “verdachte” documenten.

 

Geen aanklacht, maar niet onschuldig

 

Uiteindelijk wordt Sabir, net als Hicham, vrijgelaten omdat de politie onvoldoende bewijzen heeft om te vervolgen, maar zonder dat hij onschuldig geacht wordt. “U bent gewaarschuwd dat als in de toekomst nog eens vastgesteld wordt dat u in het bezit bent van dit materiaal [d.i. het Manual] u het onderwerp wordt van verder onderzoek, wat opnieuw arrestatie en opsluiting kan inhouden.” De juridische overheid (Crown Prosecution Service) adviseerde tegen vrijlating en suggereert verder onderzoek. Misschien hebben Sabir en Hicham de omstreden tekst nog aan anderen doorgegeven? Dat zou dan een aanklacht wegens verspreiding van terroristische propaganda mogelijk maken. Na de vrijlating van de beide verdachten wordt toch nog een maand verder speurwerk verricht, dat niets oplevert. Dan pas wordt operatie “Minerva” afgesloten.

 

Wat Sabir en Hicham overkomen is, blijkt een gangbare praktijk. Tussen 9/11 en maart 2021 werden 2418 personen gearresteerd wegens verdenking van terrorisme, en zonder aanklacht weer vrijgelaten. Zwarte en Aziatische mensen zijn oververtegenwoordigd in deze groep. Sabir plant een aanklacht tegen de politie wegens de manier waarop hij behandeld werd, en wordt daarbij geholpen door twee pro Deo-advocaten. Hij kan voor de proceskosten terugvallen op een verzekering waarover hij beschikt.

 

Maar dan doet de overheid een tegenzet: ze wil een minnelijke schikking. De verzekeringspolis van Sabir verplicht ertoe een voorstel tot minnelijke schikking te aanvaarden, en hij heeft niet de financiële middelen om de kosten van een eventueel verloren proces te betalen. Dus moet hij instemmen. Hij krijgt een bescheiden, gedeeltelijk excuus, een vergoeding van de gerechtskosten en een schadevergoeding van 20.000 pond. De politie zegt toe onjuiste informatie over hem, zoals “veroordeeld wegens terrorisme” uit een aantal databanken te verwijderen en ook het signaal dat hij “persoon interessant op het gebied van terrorisme” is.

 

Na zijn pijnlijke ervaringen verandert Sabir het onderwerp van zijn doctoraal proefschrift: niet meer terrorisme en Al Qaeda, maar de terrorismebestrijding van de overheid en het beleid en de praktijken daarvan.

 

Permanent verdacht

 

Met de minnelijke schikking en de beloften van de politie zijn de problemen nog niet van de baan, integendeel. Al gauw moet Sabir ervaren dat hij nog altijd op de een of andere manier geseind staat, want hij wordt op straat regelmatig tegengehouden en tijdelijk vastgehouden voor controle, fouillering en ondervraging. Routinematig.

 

Hij ontdekt dat de politie voortdurend bezig is met het aanleggen van een profiel van hem als potentiële terrorist. Zijn activiteiten, zijn contacten en zijn standpunten… worden steeds verder geïnventariseerd om zijn dossier uit te breiden. Zijn eerste arrestatie blijft hem achtervolgen in het dossier en in het politiebeleid, en alles wat hij zegt wordt daaraan toegevoegd. Nadat hij door gewapende agenten is tegengehouden en een opmerking over die wapendracht gemaakt heeft, noteert de politie: “Sabir is gearresteerd geweest voor een overtreding i.v.m. terrorisme 2008 en hij identificeerde de politiemensen als AFO’s. [Armed Firearm Officers]” Zijn interesse voor wapendracht van de politie wordt zo alweer een element van verdenking in zijn dossier.

 

Dat gaat zo verder. Sabir kan geen vliegtuig nemen, of onmiddellijk gaat er bij de controle van zijn identiteit een sein af en wordt hij ondervraagd en soms lang opgehouden. Door de altijd weerkerende controles en ondervragingen ontwikkelt hij een steeds groeiende paranoia, waardoor hij uiteindelijk zelfs vrienden en familieleden ervan verdenkt voor de terrorismebestrijding te werken. Hij wordt psychisch ziek en functioneert niet meer normaal, hij rijdt ver weg, zwerft rond in de auto en slaapt daarin, in de hoop even buiten de radar van de politie te geraken. Het werk aan zijn proefschrift lukt niet meer.

 

Steeds dubieuzere wetgeving

 

Pas na therapie en een lange rustperiode kan hij weer aan het werk. Hij analyseert hoe de Britse terrorismebestrijding werkt en welke nefaste psychische gevolgen zij heeft voor de moslimbevolking, zoals hij zelf heeft kunnen ervaren. Zo biedt hij een scherpe beschrijving van een steeds morbider systeem dat, afgeleid van de militaire doctrine van contra-subversie, een fractie van de eigen bevolking viseert en bestrijdt.

 

Daarin speelt de nog verstrakte en verergerde wetgeving van de Counter-Terrorism and Security Act van 2015 een belangrijke rol. Die voert een meldplicht in voor alle mensen in overheidsdienst. Wie een beroep doet op een dokter of een therapeut van de National Health Service, praat met een tot verklikking gedwongen persoon. Als je op de een of andere manier met terrorisme te maken hebt, al is het maar als studieobject of als angstgevoel, moet die dat melden aan de overheid. Maar ook dat je een kwetsbare persoon bent, die zou kunnen beïnvloed worden in de richting van terrorisme, dient gesignaleerd. De overheid bestrijdt niet langer alleen uitgevoerde of geplande wetsovertredingen, maar zoekt naar potentiële daders, en die groep is eindeloos groot.

 

Bovendien heeft de nieuwe wetgeving het zwijgrecht vervangen door spreekplicht. Je mag niet weigeren te antwoorden op vragen van de politie, en alles wat je zegt kan uiteraard tegen je gebruikt worden. Daarmee is de beperkte verdediging en zelfbescherming die nog mogelijk was, onderuitgehaald. De politie kan je alles vragen over je politieke en religieuze overtuigingen, over je privéleven, je familie en je vrienden en collega’s, en je hebt niet het recht een antwoord te weigeren. De securitaire staat kan en wil alles weten, in kaart brengen, en waar mogelijk gebruiken voor inbeschuldigingstelling. De staat is almachtig, de burger naakt en onbeschermd.

 

De traumatiserende staat

 

Het schitterende, maar hallucinante boek van Rizwaan Sabir is een uitstekende, zowel wetenschappelijk onderbouwde als op eigen ervaring gebaseerde beschrijving van een ziekmakende overheid en haar mensonwaardige praktijken en haar zorgvuldig gecultiveerd wantrouwen tegen moslims en mensen van kleur. De staat als criminele instantie. Als illustratie en afsluiting een citaat uit het nawoord van het boek door Aamer Anwar, befaamd Schots advocaat en academicus van Pakistaanse afkomst. Hij was als student politiek actief en werd tijdens een actie “brutaal afgeranseld in een racistische aanval door een politieagent. De agent sloeg mijn voortanden eruit door me herhaaldelijk met mijn gezicht tegen de grond te slaan. Toen ik weer bijkwam op die plek keek ik vol angst naar de agent en vroeg ‘waarom’ hij mij dat aangedaan had. ‘Dat is wat gebeurt met zwarte jongens met een grote mond’, zij hij, voor hij me een schop in mijn maag gaf.”

 

Aamer Anwar werd een strijdbare advocaat die het, net als Rizwaan Sabir, opneemt voor de slachtoffers van de “security state”. En die net als Sabir psychisch beschadigd is door die staat en de strijd tegen het onrecht dat die creëert, zoals hij onlangs nog in de media getuigde.

 

https://www.thescottishsun.co.uk/news/scottish-news/8398397/lawyer-aamer-anwar-mental-health-battle-trauma-struggle/

 

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!