Fig.2. Kaartje met situering van Catal Hoyuk.

De oudste stad van de wereld: HART boven HARD in de prehistorie?

woensdag 31 december 2014 21:05
Spread the love

Catal Höyük is de
oudste stad van de wereld. Tussen de 9400 en 7700 jaar geleden leefden daar
voor het eerst in de geschiedenis van de mensheid 8000 mensen samen. In een bijna volkomen egalitaire samenleving, met
veel kunst en cultuur, ontwikkeling van landbouw, innovaties en veel
uitwisseling. Zonder rijken en zonder armen, zonder intermenselijk geweld, met
gelijkheid tussen man en vrouw en veel gezamenlijke kinderzorg.
Het was de eerste mensengemeenschap van die omvang die samen aan landbouw deed.
 Vijftig generaties lang zonder klassendifferentiatie. Hoe was dat mogelijk?

Zopas bracht Marc Vermeersch zijn derde, prachtig
geïllustreerd boek over de geschiedenis van de mensheid uit: ‘Het ontstaan van
landbouw en veeteelt in Zuidwest-Azië’

Wat ik daarin bijzonder interessant vind is het hoofdstukje
over Catal Höyük, de oudste stad van de wereld. Je kan via de blog van Marc
Vermeersch twee
bladzijden over Catal Höyük
downloaden (p.34-35 van de download pdf).

Dat stadje ligt op een honderdtal kilometer van de Turkse
stad Konya centraal in Anatolië. (Zie kaartje fig.2) Het werd bewoond tussen 7400 BC. en 5700 BC.  Er waren al opgravingen tussen 1961 en 1966.
Maar sinds 1993 is een team onder leiding van antropoloog Ian Hodder (Cambrigde
en Stanford) op een systematische en rigoureus wetenschappelijke wijze stapje
voor stapje de site aan het blootleggen en het leven in Catal Höyük, van 9400 à 7700
jaar geleden, aan het ontdekken. Momenteel werken zij hieraan met een
internationaal team van 160 onderzoekers.

Ian Hodder is gekend omwille van zijn methode van ‘samenwerkings-
en participatieve antropologie’. D.w.z. het zo nauw mogelijk betrekken van de lokale gemeenschappen bij hun werk. Dat geeft soms verrassende bijdragen tot
hun antropologische hypethesevormingen en ontdekkingen. Bijvoorbeeld dat het voor de eerste bewoners van Catal Höyük van belang was om op die plaats verschillende soorten klei bijeen te vinden om hun huizen te kunnen bouwen, en dat dit de reden zou kunnen zijn waarom precies op die plaats de gemeenschap zich vestigde. Vandaag worden in die omgeving nog altijd woningen en schuurtjes gebouwd op gelijkaardige wijze als toen. En de vindplaats van deze soorten klei is vandaag voor deze boeren ook een motief om zich in de buurt te vestigen. Over deze soort van antropologie beoefening gaf professor Hodder nog recent een lezing aan een Turkse Universiteit: Çatalhöyük Excavations &
Its Impact on Cultural Heritage Road of Anatolia

De meest recente update van hun werk vind je in een lezing
die Ian Hodder gaf op 10 december 2014 in Londen: The leopard changes its
spots: recent work on societal change at Çatalhöyük
  Deze lezing geeft ook een goed beeld hoe de moderne
antropologie met al zijn subdisciplines en met al de nieuwe technische
innovaties in zijn werk gaat.

Het leven zoals het
is in Catal Höyük: één knutsel en knuffelklas?

Catal Höyük lag duizenden jaren geleden aan de rand van rivieren die daar toen samenkwamen, omgeven door veel moerassen. (Zie fig.1. foto
reconstructie) Op enkele kilometers afstand lagen gronden waarop landbouw werd
gedaan. Het zijn bij de eerste teelten in de geschiedenis van de mensheid van
koren en tarwe, van gerst en erwten. Ook de eerste dieren werden
gedomesticeerd, vooral schapen en geiten. Lange tijd bleef het jagen en
verzamelen ook nog overheersen. De vele waterlopen langs het stadje leverden
een rijke visvangst. Het aantal werktuigen en objecten dat gemaakt werd was
bijzonder talrijk: manden, matten, bijlen, pijlpunten van obsidiaan (gestolde
lava, glasachtig en vlijmscherp, zie fig.3.), spiegels van obsidiaan (wellicht de eerste
spiegels der mensheid), kralen, maalstenen, rode oker en andere pigmenten. De huizen
waren allen gelijkaardig. Ongeveer even groot met kamers van 5 op 6 meter. Op
zijn hoogtepunt waren er zeker 2000 huizen, opeengepakt. Vermoedelijk telde het
stadje zo’n 8000 inwoners in die tijd. De ingang van de huizen was allemaal door
het dak via een ladder naar beneden. De huizen waren gerangschikt in een honinggraatpatroon. Er waren geen straten, de bewoners liepen over de daken die
eigenlijk de verbindingswegen tussen de wooneenheden vormden. Binnenin moet het
er proper zijn geweest. Ieder jaar werden de muren witgekalkt en beschilderd
met mooie muurtekeningen, met geometrische patronen, met jachttaferelen, met landschappen en zelfs met een
bas-reliëf. (Zie reconstructies in fig.4. en fig.5.)  Rond de huizen werd afval gestort, dat voor de archeologen vandaag een
rijke bron aan objecten vormt. Er werden massaal veel figuurtjes gemaakt, beeldhouwwerk, boetseerwerk, kraal en knutselwerk uit allerlei materialen. Heel veel van dit kwam
uiteindelijk terecht in de afvalhopen. Het leek wel dat dit stadje één
knutseltuin vormde. Veel figuren hadden duidelijk geen religieuze betekenis
gezien de oneerbiedige wijze waarmee er tenslotte werd mee omgegaan. Maar voor
de doden was er wel veel aandacht. De skeletten werden begraven onder de vloer
van de woningen. Ook dit is een prachtige speeltuin voor de archeologen. Soms
werden de skeletten onthoofd en werd de schedel binnenshuis gezet, besmeerd met
klei of kalk en beschilderd met oker. Er zijn minstens 12 tijdslagen
onderscheiden in de site. De huizen, opgebouwd uit gedroogde klei of
modderstenen, hielden het soms tot een volle eeuw uit.

Aan de hand van het minutieus onderzoek van de diverse lagen 
kunnen Ian Hodder en zijn team de evolutie in
de tijd van de leefgewoonten, de gebruiken en de economie in kaart brengen. In
het begin was er nog veel jacht en vooral visvangst. Nadien vooral een sterke
groei van de schapenteelt. Met de ontwikkeling van de potterie (6400 BC) was er
een belangrijke overgang van het gebruik van kleiklompen, die opgewarmd werden
op houtvuur en in water, soep, melk of beenmergvet werden gelegd om het goedje
aan de kook te brengen, naar het gebruik van echte kookpotten. Ook hier
werden wellicht de eerste kookpotten ontwikkeld in de geschiedenis van de mensheid.

Catal Höyük moet een belangrijk handelscentrum zijn geweest. Obsidiaan was afkomstig van vulkanen die op meer dan 100 km daarvandaan lagen.
Het enorm aantal voorwerpen en werktuigen op basis van dit glasachtig
lavamateriaal wijst op een zeer drukke bedrijvigheid en uitwisseling. De
objecten van Catal Höyük werden teruggevonden tot ver in de omliggende kleinere
nederzettingen.

En toch…

Gedurende de duizendzevenhonderd jaar (van 7400 tot 5700 BC.) van haar
bestaan behield het stadje een ongelooflijk egalitaire sociale structuur. Er
kwamen geen grotere huizen bij, laat staan paleizen of villa’s. Er werden geen
tempels of dergelijke gebouwd. Er waren geen centrale administratieve gebouwen.
Skeletonderzoek liet zien dat de voeding gelijk moet zijn verdeeld geworden,
ieders volgens behoeften. Er was op dat vlak ook sterke gelijkheid tussen mannen en
vrouwen. Onderzoek van de tanden laat zien dat de mensen die onder een huis
begraven werden niet meer met elkaar verwant waren dan de mensen die onder
verschillende huizen waren begraven. Het laat ook zien dat de kinderen die
onder het huis begraven waren niet noodzakelijk verwant waren met de volwassen
skeletten die daar lagen. Iedereen leek zomaar bij iedereen binnen te kunnen
lopen. Kinderen werden mogelijk collectief opgebracht. Cultuur, knutselen en kunsten
werden fel beoefend, maar hadden blijkbaar geen zwaarwichtige religieuze
betekenis. Het leek wel op één commune!  Eén
grote knutsel en knuffelklas? (Zie fig.6.)

De paradox van Catal
Höyük

Die egalitaire sociale stratificatie is bijzonder. Omdat er
toch een redelijke consensus is onder antropologen dat met de
landbouwrevolutie, waarbij het mogelijk is om overschotten te produceren en die vooral ook op te stapelen of te accumuleren, een klassendifferentiatie ontstaat.
Waarbij de meerderheid hard werkt, al of niet als slaven, en een kleine
minderheid van koningen profiteert en er een staand leger van priesters en
soldaten op nahoudt om haar geprivilegieerde positie te handhaven.

Niets van dit alles in de duizendzevenhonderd jaar van het bestaan van Catal
Höyük. Ondanks de voor die tijd sterke technische
innovaties en daarmee gepaard gaande productiviteitsgroei, ondanks de
mogelijkheden tot productieoverschot, tot handel en tot accumulatie, ondanks
toenemende ‘vrije tijd’ die aan kunst en cultuur en mogelijks ook aan gezellig
samenzijn werd besteed. Waar gezien de spreiding van de kunst over zoveel eenvoudige huisjes, ook cultuur ten dienste van het gehele volk heeft bestaan. Kortom: HART boven HARD in de prehistorie. Meer zelfs… Er is over die duizendzevenhonderd jaren tot nu toe nog
geen spoor van intermenselijk geweld gevonden. En de zeer vele skeletten geven
wel degelijk een enorme hoeveelheid mogelijke ‘evidence’ of bewijs. Het stadje
had blijkbaar ook geen versterking tegen mogelijke invallers. Er waren wapens
als jachtmateriaal: stenen messen, bijlen, speren en pijl en boog. Maar er is
tot nu toe nog geen bewijs gevonden dat dit tegen mensen zou zijn
ingezet.

Vanwaar deze paradox?

Een matriarchale
maatschappij?

Tot recent werd er gedacht dat we hier te maken hadden met
een matriarchale vorm van maatschappij organisatie. De vrouwen aan de macht, dat geeft meer zorgzaamheid, meer empathie en dus meer kans op meer gelijkheid. Er was de merkwaardige gelijkheid tussen man en vrouw in Catal Höyük. Eén van
de mooiste beeldjes die gevonden werd leek bovendien op een godin. (zie foto fig.7.) Een
godinnenverering? Als die hypothese de wereld rondging kwamen er vanuit an heel de wereld, vooral vanuit de VS, troepen ‘goddess’
aanbidsters op pelgrimage naar Catal Höyük. Tot grote ergernis
van de plaatselijke bewoners en van de archeologen. Het wordt nu nog spannender
gezien het team van Hodder heeft bewezen dat er van ‘goddess’ verering geen
sprake is geweest. Het bewuste beeldje met de goddess is teruggevonden in een
graancontainer, zo blijkt. Niet bepaald een oord van religieuze aanbidding. De
meeste andere beeldjes werden trouwens teruggevonden bij het afval. Bovendien
was er een volledige gelijkheid in aantal mannelijke en aantal vrouwelijke
figuurtjes. Ook de tekenen van dodenverering waren gelijk over mannen en
vrouwen verspreid.

Hardnekkigheid van
het egalitarisme van de jagers-verzamelaars?

Op de facebookpagina
van het project
 staat een artikel
dat deze paradox behandelt: How
Farming Almost Destroyed Ancient Human Civilization.

Men ziet dit verschijnsel overal. Overal waar de landbouw
start blijven de mensen zitten met een egalitaire cultuur en egalitaire opvattingen, die
geëvolueerd zijn uit de jagers- verzamellaarsmaatschappij. Overal ziet men, ook
in een latere periode bij de uitbreiding van de landbouw naar meer Westelijk en
Noordelijk Europa, dat in die eerste periode die egalitaire cultuur eeuwen
blijft bestaan, totdat die eerste landbouwgemeenschappen ineenstorten of plots
verdwijnen.  Mogelijks omwille van dat
egalitarisme, schrijven de auteurs.

De auteurs hanteren hier impliciet een Marxistisch
denkkader. Ze gaan ervan uit dat die egalitaire sociale structuur en
overeenkomstige gewoonten, cultuur en opvattingen in conflict komen met een
verdere ontwikkeling van de landbouwrevolutie en tenslotte leiden tot de
ondergang van de maatschappij. Marx zou gezegd hebben dat de ‘verder
ontwikkeling van de productiekrachten (hier deze van de landbouw) in botsing
komen met de heersende productieverhoudingen (hier de egalitaire sociale
stratificatie) en hun suprastructuur (hier de egalitaire cultuur, gewoonten en
opvattingen), van een gegeven tijdperk (hier toch wel 1700 jaar lang)’.

Het tijdsschema in bijlage gebruiken de auteurs ook voor
onderbouwing van hun stelling. Het is pas vanaf 4500 BC en nog veel later, bij
het ontstaan van de eerste stadstaten ten zuiden van Mesopotamië (Uruk, Ur,
Babylon e.d.), waarbij een verdere ontwikkeling van de landbouw ook
gecentraliseerde irrigatie vereiste, dat een duidelijke klassendifferentiatie
met alles erop en eraan ontstond. (Zie fig.8.) Dat was ook het begin van het bronzentijdperk. De start van de slavenmaatschappijen. Dan ontstond ook het
geschrift, dat aanvankelijk diende om enerzijds de private eigendommen vast te leggen en
anderzijds om via de priesterklasse het volk onwetend, bijgelovig, dom en
angstig te maken. Dan ontstond ook een staand leger om het uitgebuite volk te
onderdrukken of oorlog te voeren tegen andere stadstaten. Het beeld van Uruk
(zie foto reconstructie in fig.8.) was totaal anders dan het egalitaire beeld van Catal
Höyük. Hier waren wel paleizen, villa’s, reuze tempels, centrale administratieve
gebouwen en stadsversterkingen.

Klimaatwijziging of infectieziekten?

De auteurs wijzen op empirische bewijzen die andere hypothesen
voor het plotse verdwijnen van die landbouwnederzettingen tijdens de eerste duizenden jaren na het ontstaan van de landbouw, momenteel verwerpen. Er was een tijdlang gedacht dat het uitsterven van die
eerste landbouwgemeenschappen een gevolg was van een klimaatverandering, een lange
afkoeling van de aarde in die periode. Nauwkeurig empirisch onderzoek van het
aantal nederzettingen en de evolutie van hun populatiegroottes laat zien dat er
geen correlatie is met de temperatuurdaling. Een andere hypothese luidde dat
de eerste mensen die aan landbouw gingen doen besmet werden door infectie
ziekten waartegen ze nog geen immuniteit hadden kunnen opbouwen. Die nieuwe
infectie ziekten ontstonden door de concentratie aan bewoning in slechte
hygiënische omstandigheden, maar ook doordat mens en huisdier voor het eerst dicht
bij mekaar gingen wonen. Hierdoor zijn de vandaag als belangrijkste infecties
gekende  ziekten als mazelen, TBC, griep,
tyfus, cholera e.a. kunnen overgaan van dier naar mens, door evolutionaire
aanpassing. Een verschijnsel dat we vandaag weer zien opduiken door besmetting
van de mens door vogelgriep. Op de eerste plaats waar de mens in nauw contact
komt met grote concentratie aan gevogelte. Een verschijnsel dat mee
verantwoordelijk was voor de uitroeiing van de indianenbevolking in
Latijns-Amerika toen de Spanjaarden en Portugezen daar hun infectieziekten
verspreiden waar de indianenbevolking nog geen immuniteit tegen had opgebouwd.
Maar ook hier weerlegt nauwkeurig empirisch onderzoek deze hypothese.

Blijvend mysterie?

Er is veel dialectiek in dit proces. Suprastructuur,
ideologie, cultuur, gewoonten en opvattingen kunnen inderdaad zeer hardnekkig
blijven bestaan in samenlevingen. Zeker in primitieve samenlevingen, als de economische infrastructuur verandert kan het nog zeer lang duren
voor dat de ideologische en culturele suprastructuur volgt. Maar duizendzevenhonderd jaren of vijftig generaties lang is toch
wel héél lang. Anderzijds zien we in de geschiedenis en zeker in de moderne tijden hoe snel een bepaalde heersende ideologie, cultuur, gewoonten en
opvattingen kunnen veranderen. Denk maar aan de opkomst van de nazi-ideologie in de jaren ’30. Of denk aan hoe de oorlogspropaganda vlak voor
de eerste wereldoorlog de bevolking van de verschillende grootmachten, en
zelfs de leiders van de sociaaldemocratische partijen, die op twee jaar voor
de oorlog in de Tweede Internationale in Bazel nog zo plechtig hadden gezworen
dat ze nooit zouden toelaten dat hun arbeidersklasse als kanonnenvoer zou
gebruikt worden tegen de arbeidersklasse van de andere landen, hoe die op zeer
korte tijd volledig van mentaliteit en opvattingen veranderden en toch de oorlogskredieten van ieder zijn bourgeoisie ondersteunden. Dat is ook een
nieuw paradox.

Naast de nieuwe kennis in de neurowetenschappen
en de evolutionaire psychologie
, stelt de antropologie ons ook voor nieuwe
uitdagingen om beter inzicht te krijgen in de evolutie van de natuur van de
mens. Boeiende materie en maatschappelijk
niet onbelangrijk
.

take down
the paywall
steun ons nu!