De mislukking voorbij

De mislukking voorbij

Sinds Merkel en Sarkozy, en niet alleen zij, een paar jaar geleden verklaarden ‘dat de multiculturele samenleving mislukt is’, lijkt dit failliet een vrij algemeen aanvaard idee. De daaropvolgende debatten – die tot op heden aanhouden – gingen dan altijd door op het multiculturalisme als project. Maar misschien wel veel problematischer is de idee ‘mislukking’ zelf. Voor de realiteit van vandaag is een ander denkkader nodig. Uit een Rekto:verso-dossier.

maandag 23 februari 2015 14:22
Spread the love



© Sofie Decleene

Multiculturalisme. Het is een -isme dat er te veel aan lijkt te zijn,
in een tijdperk dat de strijd heeft aangebonden tegen alle vormen van
‘-ismen’: populisme, socialisme, liberalisme, fascisme.
Multiculturalisme is een jonge ideologie die, in onze postideologische
tijden, net te laat komt om eenduidig gevierd te worden. Dit
gedachtegoed zou te lang de schijn van een romantische idylle met de
culturele diversiteit hebben hooggehouden, en moet daarom onverbiddelijk
ontmaskerd worden. Dat gebeurt op vele manieren, van underground
reportages à la Femme de la Rue of casussen als die van Jejoen
Bontinck, tot complexe kwesties als het probleem van de radicalisering
of de verschillende aanslagen sinds 9/11. Allemaal zijn het voorbeelden
van hoe het multiculturele model zich niet langer in ‘onschuld’ kan
hullen, hoe de ‘malaise’ zou overheersen. Multiculturalisme is niet
alleen in crisis, maar – als we de Merkels en Sarkozy’s van vandaag
mogen geloven – zelfs onherroepelijk ‘mislukt’.

Al in 2005 schreef Erwin Jans in het magazine Courant dat
onze relatie tot multiculturaliteit zich baseerde op een misleidende
afstandelijkheid. ‘De ja/nee-debatten geven de verkeerde indruk dat er
over “de multiculturele samenleving” nog een beslissing te nemen valt,
dat ze bijvoorbeeld alsnog afgewend kan worden en dat alles weer wordt
zoals het vroeger was.’ Terwijl de ‘realiteit’ er juist op neerkomt dat
multiculturaliteit een ‘demografisch en historisch feit is’.
Onafwendbaar, onoverkomelijk. Niet meer te negotiëren. Dat inzicht is
gewapend met cijfers over de verschuivende demografische realiteiten van
onze Belgische grootsteden, en fundeert zich op de positieve bijdragen
van die migratie en het complexe karakter van diemeerlagige realiteit.
Velen trachten dan ook een charme- of tegenoffensief te voeren tegen de
terdoodverklaringen van dit model, ondersteund door nieuwe concepten als
‘superdiversiteit’ en ‘interculturaliteit’, want elke semantische hulp
is welkom.

Maar de strijd is verre van gestreden. Sinds het einde van de jaren
1990 lijken opiniemakers van alle slag – de signatuur ‘links’ of
‘rechts’ lijkt daarbij weinig van tel – verwikkeld in een
onverbiddelijke strijd rond dit concept. Ze redetwisten over het statuut
van dit multicultureel model, haar wenselijkheid, haar
onafwendbaarheid, haar aanvaardbaarheid. Die ideologische bekamping
drukt een onzekerheid uit rond hoe we moeten omgaan met de toenemende
aanwezigheid van etnisch-culturele minderheden uit de oud-kolonies in
‘onze’ centra. Die minderheden lijken zich immers niet langer te
beperken tot de perifere zones van onze geografische, politieke,
culturele en economische ruimtes. Ze bekleden intussen een substantieel
aandeel van het centrum. Hetzij door mee te dingen naar ‘onze’ welstand,
hetzij door gevestigde modellen en concepten als integratie,
neutraliteit of het Nederlands in vraag te stellen. Het multiculturele
model bevragen kan dan begrepen worden als een poging om die
ogenschijnlijke onafwendbaarheid te controleren, door die telkens te
willen presenteren als een ‘keuze’. Als een keuze van politiek-correcte
apologeten die in naam van culturele diversiteit hun ‘beschaving’ te
grabbel gooien.

Twee termen komen in deze controverse zo vaak terug dat ze om nadere
beschouwing vragen. De eerste term is ‘crisis’. Een crisis agendeert het
niet langer functioneren van een welbepaald model, en behoeft daarom
een oplossing. De tweede term is ‘mislukking’. Hij werd gemunt in Paul
Scheffers beruchte essay van 2000
, en groeide uit tot een internationale
mantra toen de groten der aarde hem gingen overnemen. ‘Crisis’ en ‘mislukking’: twee termen die in één adem worden gebruikt om de huidige
staat van onze multiculturele realiteit te duiden, maar die
verschillende posities suggereren. Terwijl ‘crisis’ nog een zekere
onvoorspelbaarheid en openheid toelaat, velt het failliet-denken een
onverbiddelijk oordeel over deze verandering. Het gebruik van deze
woordenschat is dan ook niet neutraal. Het vraagt om een antropologische bewustwording
over de effecten ervan in het multiculturele debat. Dat biedt ons niet
alleen de nodige kritische afstand tegenover dat debat, maar opent ook
de mogelijkheid voor andere – zachtere – woorden die ons in de permanente zoektocht naar (multiculturele) verbeeldingskracht kunnen begeleiden en ondersteunen.

Multiculturalisme in crisis

De Duitse historicus en cultuurwetenschapper Reinhart Kosselleck
stelde in zijn artikel ‘Crisis’ van 2006 dat de moderniteit beschreven
kan worden als een tijdperk van crisissen. Het woord ‘crisis’ komt van
het Griekse woord ‘beslissen’, maar zal via de medische wetenschap vanaf
de negentiende eeuw breed ingang vinden in het politieke en historische
taalgebruik, om situaties van onzekerheid en/of onvoorspelbaarheid te
beschrijven. Het begrip werd toen gebruikt in gevallen van verdeelde
loyaliteiten ten tijde van burgeroorlogen, om te wijzen op de gestage
aftakeling van een gevestigde politieke orde, om revolutionaire
situaties te beschrijven (Clausewitz, Burke, Rousseau) of om het
functioneren van het kapitalisme te vatten (Marx en Engels). Zo zal het
crisis-denken een centraal onderdeel van het moderne conceptuele kader
en tijdsbesef gaan vormen. Onze visie op de maatschappij wordt niet
langer als voorspelbaar, lineair of progressief gezien. Die zekerheid
dreigt telkenmale onderbroken te worden door crisissen. Onze zekerheden
worden dus gevormd met het besef dat alles, te allen tijde, ineen kan
storten. Het is altijd wachten op de volgende aanval – of crisis – die
ons zal nopen tot grondige hervormingen of wijzigingen.

Onze zekerheden worden gevormd met het besef dat alles, te allen tijde, ineen kan storten

Het is tegen deze achtergrond van het alomtegenwoordige crisis-denken
dat we de crisis van het multiculturalisme moeten situeren. Want het is
niet enkel het multiculturele model dat in crisis is. Ook ons politiek
of economisch stelsel gedijt op opeenvolgende crisissen. Het idee
‘communautaire crisis’ is één van de centrale cementbegrippen in de
politieke woordenschat van ons land, en de financiële crisis van 2008 is
slechts een van de vele crisissen die onze economie heeft gekend. De
huidige staat van ‘crisis’ van het multiculturele denken is dus geen
uitzondering, maar past eerder naadloos in onze tijdgeest. De vraag is
echter wat achter deze specifieke crisis schuilgaat, en welke permanente
instabiliteit hier dreigt?

Wanneer we de verschillende elementen die achter deze crisis schuilen
in overschouw nemen, lijkt de bezorgdheid niet institutioneel noch
economisch te zijn, maar eerder cultureel. Er tekent zich een
bezorgdheid af rond het idee dat bepaalde culturele evidenties niet
langer zouden opgaan. Dat heersende (seculiere en liberale) normen en
waarden, of culturele patronen zouden komen te verdwijnen omwille van
migratie. De angst voor de ‘islamisering van de maatschappij
is er zo één. Deze angst drukt het idee uit dat er een permanente
dreiging uitgaat van een religieuze minderheidsgroep. Die wordt in staat
geacht een nieuwe culturele en religieuze orde te vestigen die de
heersende zou vervangen. Een ander voorbeeld vinden we in de bezorgdheid
om het Nederlands en de verschillende maatregelen om het te blijven
waarborgen: inburgeringscursussen, boetes, straffen of andere
disciplinerende maatregelen die de dreigende meertaligheid moeten
voorkomen en tegenhouden.

De dominante samenleving wordt in dit verhaal begrepen als zwak en
weerloos, en de effecten van (bepaalde) migratieprocessen voelen
bedreigend. Men gaat voorbij aan de culturele kruisbestuivingen die een
permanente onderlaag vormen van iedere samenleving. Of aan het feit dat
elke maatschappij altijd in verandering is. De term ‘crisis’ zal,
daarentegen, bepaalde elementen in deze verandering begrijpen als het
gevolg van slecht beheer. En het is tegen die achtergrond dat de term
‘mislukking’ een belangrijke rol komt spelen.

De mislukte integratie

Het idee dat de integratie van etnisch-culturele minderheden mislukt
is, is niet nieuw. Men zou zelfs kunnen stellen dat het per definitie
het idee van integratie voorafgaat. Integratie veronderstelt
immers elementen die niet kunnen opgaan in een groter geheel en daarom
een extra ondersteuning behoeven. Sinds de jaren 1990, met de oprichting
van het Koninklijk Commissariaat voor Migratiebeleid (de voorloper van
het huidige Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding),
ging men integratie zien als een middel tegen de torenhoge
werkloosheidscijfers bij migranten en de groeiende sympathieën voor
extreemrechts bij de autochtone bevolking. ‘Integratie’ zou de oplossing
bieden. Het zou een ultieme poging zijn om een harmonieuze samenleving
te herstellen. Deze inspanningen mochten echter niet baten, want
faillietverklaringen bleven zich opstapelen. En niet alleen autochtonen,
ook ‘allochtonen’ gingen zich mengen en verklaarden de integratie
mislukt. Zo wees Tarik Fraihi in 2000 in het beruchte essay ‘Het
failliet van de integratie-industrie’
op het paternalistische karakter
van het integratiebeleid, dat er niet in slaagde de reële problemen te onderkennen en op te lossen.

Wat de term mislukking hier doet, is niet alleen wijzen op een crisis. Die crisis wordt ook begrepen als een anomalie, een malaise
die een goed functioneren van het systeem in de weg staat. De term
‘mislukking’ geeft daarom de indruk van controle over alle complexiteit.
Hij biedt een kristalheldere uitweg op moeilijke kwesties, die zich
moedwillig blijven opstapelen. Die kwesties worden niet langer ervaren
als een maatschappelijke uitdaging, maar eerder als het gevolg van
niet-efficiënte, niet-aangepaste gebruiken, ideeën, religies,
ideologieën en gebruiken. De term ‘mislukking’ hangt in die zin nauw samen
met een tijdskader dat de maatschappij opdeelt in termen van ‘kosten’
en ‘baten’, en de ‘waarde’ van elke actor beoordeelt en evalueert vanuit
diens bijdrage tot de samenleving. Recent waren we getuige van hoe een
zittend staatssecretaris vraagtekens plaatste bij de ‘meerwaarde’ van
Congolese, Marokkaanse en Algerijnse migranten.

Stellen dat de integratie of het multiculturele model is mislukt, is
tevens stellen dat de geleverde inspanningen (het integratiebeleid, de
aanwezigheid van migranten) niet hebben opgebracht. De term ‘mislukking’
sluit daarom, bij voorbaat, pogingen tot remediëring of herstel uit. Je
kan andere, nieuwe, pogingen ondernemen. Maar je kan geen mislukking
herstellen. Een mislukking valt slechts te liquideren, failliet te
verklaren, weg te cijferen, uit het systeem te weren.

Pleidooi voor vertrouwen

Kunnen we geen andere termen verzinnen om over onze relatie tot de
multiculturele samenleving na te denken? Termen die de complexiteit
ervan niet als crisis aanschouwen, en die loskomen van de permanente
drang naar zekerheid en controle die de gevestigde woordenschat laat
uitschijnen?

Misschien behoeft de relatie tot de (multiculturele) samenleving geen ‘oplossing’, geen nutsanalyse, maar vertrouwen

De term vertrouwen kan ons misschien in een bepaalde
richting helpen. Het is een term die, op het eerste gezicht, weinig
weerklank biedt, maar hij bevat wel een aantal elementen die een ander
pad moeten kunnen uittekenen om over de huidige maatschappelijke
veranderingen na te denken. Het idee van vertrouwen is omringd door
onzekerheid, kwetsbaarheid en subjectiviteit – en dat laatste staat
juist haaks staan op onze neoliberale drang naar zekerheid, succes en
objectiviteit. Vertrouwen veronderstelt immers een onzekerheid, want men
kan nooit op voorhand weten of het al dan niet zal worden geschonden.
Vertrouwen wijst ook op een positie van kwetsbaarheid: door vertrouwen
te geven, geef je jezelf bloot. Vertrouwen, ten slotte, is
hoogstpersoonlijk: jij – en niemand anders – beslist je vertrouwen te
schenken. Het is een subjectieve en onzekere daad, maar
levensnoodzakelijk om het sociale mogelijk te maken.

Misschien behoeft de relatie tot de (multiculturele) samenleving dus
geen ‘oplossing’, geen nutsanalyse, geen kosten-baten-dictaat, geen
faillietverklaring, maar eerder vertrouwen. Het vertrouwen dat de
veelheid aan vreemde talen onze collectieve verbeeldingskracht kan
voeden en zelfs verrijken. Het vertrouwen dat geldende waarden en normen
voortdurend ter discussie gesteld worden en het zogeheten
‘multiculturele debat’ daar geen uitzondering op is. Het vertrouwen dat
een minder eurocentrische kijk op de wereld ons tot weerbare
wereldburgers kan maken. Het vertrouwen dat de Islam noch het Westen
monolithische blokken zijn. Het vertrouwen dat een sterk
herverdelingsverhaal álle burgers ten goede komt en daarom broodnodig
is. Het vertrouwen dat we elkaar misschien niet altijd kunnen vinden,
maar gedoemd zijn om elkaar te blijven tegenkomen. Het vertrouwen, ten
slotte, dat het niet beheersen van een situatie – of ze niet kunnen of
willen beheersen – misschien niet op een mislukking wijst, maar het
begin kan betekenen van een antwoord.

Nadia Fadil is docent bij de vakgroep antropologie aan de KU
Leuven en verricht onderzoek naar multiculturalisme, etniciteit en ras,
religie en islam. Haar tekst is ook hier bij
Rekto:verso te vinden.

take down
the paywall
steun ons nu!