De meisjes van Manilla
Reportage, Nieuws, Filipijnen -

De meisjes van Manilla

Mary is dertien jaar oud. Wanneer ze praat over wat ze wil worden, licht haar hele gezicht op en lijken haar ogen te sprankelen. Ambitieus, slim en moedig, dat is Mary in een notendop. Het is onvoorstelbaar dat dit meisje door de hel is gegaan.

zaterdag 8 juni 2013 18:45
Spread the love

Mary woonde bij haar moeder die bedelt op straat en haar stiefvader, die met een jeepney, of openbaar busje, rondrijdt. De man misbruikte Mary’s moeder en sloeg haar geregeld. Het ging helemaal fout toen hij Mary molesteerde. Ze liep naar haar moeder, maar die geloofde haar niet. Mary wist niet goed wat ze moest doen en bleef dan maar bij haar mama. Ze voelde zich bang en alleen. Toen molesteerde haar stiefvader haar een tweede keer.

Mary (*) is een van de vele kinderen in het Filipijnse straatbeeld. Ze maken 43,3 procent van de gehele bevolking uit. De Filipijnen scoren met de 133ste plaats op de lijst van landen volgens rijkdom heel slecht, volgens het CIA World Factbook.

Het land doet het zelfs slechter dan Irak met een bruto binnenlands product van slechts 6,3 dollar (4,8 euro) per persoon. Filipijnse kinderen komen dus al snel op straat terecht. Daar zijn de gevaren niet te overzien. Vrijwel elk straatkind wordt met fysiek geweld geconfronteerd. Bij meisjes is het gevaar nog groter om seksueel misbruikt te worden.

Mary en Lilo

Na het herhaalde misbruik geloofde Mary’s moeder eindelijk haar verhaal. Het meisje kreeg toestemming om weg te gaan. Ze trok naar haar tante, waardoor ze naar school kon. Jammer genoeg had haar moeder snel door dat bedelen op straat beter werkt met kinderen. Ze begon Mary’s tante valselijk te beschuldigen van mishandeling, zodat ze Mary kon terug krijgen. Uiteindelijk ging Mary met haar moeder mee. Al snel stond ze weer op straat te bedelen om haar familie te steunen.

Een pleegmoeder kreeg medelijden met Mary en nam haar in huis. Ze verzorgde Mary alsof het haar eigen dochter was. Maar de pleegmoeder kreeg kanker, waardoor het heel moeilijk werd om voor kleine Mary te zorgen.

Uiteindelijk vond een straatwerker Mary, samen met haar jongere halfzusje Lilo, op straat. Hij verwees hen door naar Tahanan Santa Luisa, een crisisinterventiecentrum voor fysiek en seksueel misbruikte en geprostitueerde straatmeisjes. Mary bleef in het tehuis, waar ze genoot van de structuur en het onderwijs. Lilo floreerde niet zoals haar halfzus dat deed. Ze liep weg van de organisatie om haar leven op straat op te pikken.

Tahanan Santa Luisa

Tahanan Santa Luisa is een NGO in Metro Manilla, voor meisjes tussen elf en vijftien jaar oud, die fysiek of seksueel misbruikt of geprostitueerd werden. Mercy Cabrillas, of Ma’am Mercy, is directeur van de organisatie. Als voormalig sociaal werkster heeft ze extensieve ervaring met straatkinderen en met seksueel misbruik.

“Het belangrijkste aspect van Tahanan is dat de meisjes nooit gedwongen worden om hier te zijn”, zegt Ma’am Mercy. “Straatmeisjes komen voor een bezoek dat een sociaal werker organiseert. Ze ontmoeten de leerkrachten en de opvoeders, waarna ze terug naar de straat moeten. Pas wanneer het kind zelf zegt dat ze wil blijven, mag ze terugkomen.”

Wanneer de meisjes voor het eerst aankomen, krijgen ze een contract om te tekenen of om er hun vingerafdruk op zetten, als ze niet kunnen schrijven. In het contract staan de huisregels. De meisjes worden dan ook geacht zich aan die regels te houden. “Ze mogen geen vriendjes hebben buitenshuis. Een gsm is niet toegelaten en ze moeten deelnemen aan de activiteiten van het huis”, legt Ma’am Mercy uit.

Het is belangrijk voor de meisjes om een band te krijgen met mannen

“De rehabilitatie hier is gebaseerd op drie zuilen, zorg, onderwijs en genezing. De zorg kan heel letterlijk genomen worden. We hebben meisjes zien binnenkomen met seksueel overdraagbare aandoeningen en zelfs met tuberculose. Ze krijgen elke vorm van medische zorg die ze nodig hebben, inclusief een jaarlijkse afspraak bij de tandarts”, zegt Ma’am Mercy.

De tweede zuil is onderwijs. De meisjes krijgen een alternatieve en een formele opleiding, naast een heel gamma aan manieren om zichzelf uit te drukken, zoals kunst, muziek, naaien en dans.

De laatste zuil is genezing. Dit houdt seksuele opvoeding in, het deelnemen aan projecten waarmee ze loon kunnen genereren en kinderrechten aangeleerd krijgen. Het doel is dat de meisjes therapie krijgen, zodat ze zich bezig kunnen houden met manieren om te verwerken wat er met hen gebeurd is.

Tahanan krijgt steun van lokale en internationale vrijwilligers. “We hebben veel vrouwelijke vrijwilligers, maar we moedigen ook mannelijke aan. Het is belangrijk voor de meisjes om een band te krijgen met mannen, zodat ze kunnen zien dat die niet allemaal daders zijn”, legt Ma’am Mercy uit.

Bone tracking

Er worden drie maaltijden per dag plus een snack voorzien voor de meisjes, elke dag opnieuw. Er zijn echter meisjes die nog steeds de honger vrezen waarmee ze op straat geconfronteerd werden. De staf heeft zelfs al eens in de kastjes van hun slaapkamer eten gevonden, dat de meisjes stiekem hadden verstopt. Geen eten, geen comfort, deze meisjes weten wat het is om niets te hebben.

Er zijn zelfs meisjes die binnenkomen zonder leeftijd. Om vast te stellen hoe oud ze zijn, doet de dokter aan bone tracking, een methode waarbij ze van de meisjes röntgenfoto’s nemen zodat hun botten onderzocht kunnen worden.

Ma’am Mercy is niet het soort vrouw dat een uitdaging uit de weg gaat. “Sommige meisjes hebben mentale problemen. Sarah bijvoorbeeld is 26 jaar oud. Ze verblijft al twaalf jaar in Tahanan. Door haar mentale achterstand en haar complexe familiesituatie mocht ze langer blijven.”

Sarah is een van de acht kinderen van een druggebruikende moeder en een vader die straatveger is. De ouders dwongen hun kinderen om te bedelen. Een motortaxichauffeur verkrachtte Sarah. Een van haar broers is vermist. Een andere is verdronken. Twaalf jaar lang is Sarah weggeweest van haar familie. Nu is er een kans op verzoening.

Haar moeder is afgekickt en heeft een vaste job gevonden bij een plaatselijke NGO. Jammer genoeg is ze ziek geworden en heeft ze waarschijnlijk kanker. Op dit moment ligt Sarah’s moeder op sterven.

Gewone burgers kunnen een sms’je sturen wanneer ze een straatkind spotten

Jonge kinderen die op straat leven zijn geen uitzondering in de Filipijnen. Volgens een studie uitgevoerd in 2012 door het National Statistical Coordination Board (NSCB) leeft 27,9 procent van de Filipijnse bevolking in armoede. “Kinderen maken bijna de helft van de gehele bevolking uit, dus ze zijn extreem kwetsbaar voor armoede. Daarboven heeft driekwart van alle arme kinderen een vorm van misbruik of uitbuiting meegemaakt”, zegt Madella Santiago, de Filipijnse algemeen directeur van de Association for the Rights of Children in Southeast Asia (ARCSEA).

“De overheid heeft geen concrete plannen om de bevolking te helpen”, zegt Santiago. “De oplossingen die ze wel hebben, kaarten de problemen niet direct aan. Gewone burgers kunnen bijvoorbeeld een sms’je sturen naar het departement van Sociaal Welzijn en Ontwikkeling (DSWO, nvdr) wanneer ze een straatkind spotten. De DSWO pikt het kind dan op en stopt het in een vluchthuis, waar het eten en onderwijs krijgt. Na een tijd moet het kind echter terug naar zijn familie, dus verandert er eigenlijk niets.”

OFW’s zijn geen helden, het zijn slaven

“De problemen worden veroorzaakt door het systeem. Een aantal erg rijke families leidt het land. Ze creëren een beleid dat alleen maar voordelig is voor zichzelf en niet voor de rest van de bevolking”, legt Santiago uit. “Zelfs wanneer de wetten wel gecreëerd worden voor de gewone burgers, dan worden ze niet afgedwongen. Volwassenen hebben onderwijs nodig, maar kinderen ook. Ze hebben een belangrijke rol te spelen. Het is van levensbelang dat iedereen zichzelf kan organiseren en zijn stem laten horen voor verandering.”

Maar beleid en toegang tot onderwijs zijn niet het enige dat Santiago wil veranderen. Overzeese Filipijnse Werkers of OFW’s zijn ook een deel van het probleem. Volgens de Philippine Overseas Employment Agency waren er ongeveer 1,8 miljoen OFW’s in 2012. Ze brachten iets meer dan 1,7 miljard dollar (ongeveer 765 miljoen euro) op.

“De overheid promoot jobs in het buitenland. Zo gaan goede arbeiders weg uit de Filipijnen en laten ze vaak één ouder achter om voor de kinderen te zorgen”, legt Santiago uit. OFW’s zijn geen helden, het zijn slaven. De overheid zou jobs in het land moeten creëren en promoten. Ook zou ze het land moeten industrialiseren en de voordelen aan de Filipijnse bevolking moeten geven en niet aan de internationale bedrijven.

Salinlahi

“Aangezien kinderen het meest kwetsbaar zijn als het op armoede aankomt, zou de overheid projecten moeten creëren om hen te begeleiden”, aldus Santiago. Kharlo Manano, lid van Salinlahi, een non-profit alliantie van kinderorganisaties, is het daarmee eens. Hij gelooft ook dat de overheid moet stoppen met het criminaliseren van jongeren.

Op dit moment is de senaat aan het discussiëren om de leeftijd van criminele verantwoordelijkheid te laten zakken van vijftien jaar naar twaalf, door het aanpassen van de Justice Juvenile and Welfare Act van 2006. Dit zou van de kinderen slachtoffers van het systeem maken. We zouden hen moeten helpen en op een progressievere manier kijken naar criminaliteit.

De Justice Juvenile and Welfare Act is niet de enige wetgeving die de Filipijnse overheid verandert. Het gehele onderwijssysteem is aan het omslaan met de zogeheten K-12. Met dit model zouden kinderen de traditionele zes jaar lagere school en vier jaar junior middelbare school doen en daarbovenop nog twee jaar senior middelbare school.

Door kinderen twee jaar meer te laten studeren, hoopt de overheid hen competitiever te maken op een internationaal niveau. Niet iedereen is het eens met die redenering. “Het is niet de lengte van het onderwijs dat belangrijk is, wel de kwaliteit”, zegt Manano. “Daarom zal de K-12 niet werken. Het kaart het echte probleem niet aan.”

Binhi nang Laya

“Er zijn twee soort straatkinderen”, zegt Manano, “zij die permanent met hun families op straat leven en zij die alleen op straat leven wanneer het moeilijk wordt, maar die wel een thuis hebben. Zij zijn vaak degenen die spulletjes verkopen of ruilen op straat.” Straatkinderen zijn heel snel moeten opgroeien. Sommigen van hen zijn dan ook erg taai, zoals Nicky.

Nicky is veertien. Op haar zevende richtt ze samen met haar acht broertjes en zusjes Binhi nang Laya op. “Mijn moeder heeft me altijd gewezen op mijn rechten als kind”, zegt Nicky. “Ze legde me uit dat het niet normaal is dat we op de straat moeten wonen. Dus toen ik zeven was, hebben mijn broers, zussen en ik volwassenen aangesproken en geprobeerd hen mee te krijgen in een organisatie. Een groot aantal leek geïnteresseerd, vooral moeders. Niet snel daarna was Binhi nang Laya geboren.”

“Binhi nang Laya is een organisatie voor kinderen tussen zeven en dertien jaar. We organiseren activiteiten en delen voedsel uit zoveel we kunnen”, aldus Nicky. “We zijn een open forum waar kinderen kunnen praten over wat er in hun leven gebeurt en we willen hen informeren over hun rechten. Ook doen we een oproep aan de overheid voor meer onderwijs en sociale zekerheid.”

“Mijn geschreeuw heeft anderen wakker gemaakt”

Nicky weet heel goed wat straatkinderen elke dag doormaken. In Tatalon, een deelgemeente van Manilla, wisselt ze haar huis af met de straat. Er is een veranda voor een oude winkel waar zij en haar zussen en broers soms slapen, wanneer er niet genoeg ruimte is in het huis. Ze gaat ijverig naar school, maar daarna verkoopt ze kleine tapijtjes op straat, of bedelt ze. Een aantal van haar vrienden gaan naar de vuilnisbelt om er plastic flessen te rapen en ze te verkopen aan rommelwinkels en recycleerbedrijven.

De gevaren van het straatleven zijn heel reëel, zelfs voor iemand die in een organisatie zit. “Op een nacht was ik aan het slapen voor de winkel. Er kwam een man naar me toe en hij begon me aan te raken. Ik werd wakker en schreeuwde zo hard ik kon”, zegt Nicky. “Mijn geschreeuw heeft anderen wakker gemaakt. Iemand liep achter de man aan, maar hij kon ontkomen.”

“Ik moet op straat wonen omdat we arm zijn”, zegt Nicky. Armoede is de voornaamste reden dat er zoveel dakloze gezinnen zijn. Daarom is het zo belangrijk dat kinderen naar school gaan. Zodat ze werk kunnen vinden. Maar niet alle ouders kunnen het inschrijvingsgeld betalen. De overheid moet meer banen creëren en hogere lonen uitbetalen.

Nicky’s moeder had vroeger een job. Ze kreeg 120 peso (ongeveer twee euro) per week, maar ze moest stoppen omdat het loon ontoereikend was. “Ze begon in de bouw te werken, ook al is dat heel gevaarlijk werk”, legt Nicky uit.

“Er gebeurde een ongeval in februari en ze is overleden. Nu staat mijn vader er alleen voor, met acht kinderen. Twee van mijn broers zitten in de gevangenis. De jongste kinderen zijn nog maar drie en vier jaar oud.”

Zaad van vrijheid

De organisatie is meer dan gewoon een manier om kinderen te helpen of om hun bezorgdheid te uiten aan de overheid. Het is een teken van hoop voor zij die nog maar heel weinig over hebben.”Binhi nang Laya betekent Zaad van vrijheid, zegt Nicky. “We willen een zaadje planten en het zien groeien om al onze dromen te laten uitkomen. Ik ga heel hard werken en mijn school afmaken, zodat ik een stewardess kan worden en hier wegvliegen.”

Nicky is niet de enige die werkt aan haar studie om een goede job te vinden. De dertienjarige Mary van Tahanan is ook haar best aan het doen om haar diploma te behalen. Ze heeft zo hard gewerkt tijdens haar verblijf in de organisatie dat ze haar lagere school heeft kunnen afmaken.

Ze verhuist binnenkort naar een andere organisatie, waar ze aan de middelbare school kan beginnen. “Ik wil naar de universiteit gaan. Ofwel word ik een zakenvrouw, ofwel een dokter. Als ik een zakenvrouw word, dan kan ik alle straatmeisjes werk geven, als ik dokter word, kan ik mijn pleegmoeder helpen”, zegt Mary.

(*) De namen van de kinderen zijn vanwege privacyredenen veranderd.

take down
the paywall
steun ons nu!