Vertrouw de commerciële media niet.
Opinie, Nieuws, Politiek, Libië, Irak, Saddam Hoessein, Robert Fisk, The Lancet, Iraq Body Count, Mediapropaganda, Oorlog in Syrië -

De media als pleitbezorgers van de oorlog

ComRes, een professioneel enquêtebureau, vroeg in een landelijke steekproef aan Britse burgers om het dodental te schatten van de oorlog in Irak sinds 2003. De resultaten tonen aan hoe de Britse media de publieke opinie misleiden. 59 procent van de respondenten dacht dat minder dan 10.000 Irakezen stierven als gevolg van de oorlog. Ook over Libië en Syrië draait de oorlogspropaganda in de media op volle toeren.

woensdag 26 juni 2013 15:40
Spread the love

Brits publiek bevraagd over Irak

ComRes stelde twee vragen. De eerste vraag luidde: “Hoeveel Irakezen, zowel strijders als burgers, denk je dat er zijn overleden als gevolg van de oorlog, die begon in Irak in 2003? Geef een benaderende schatting.”

Hier volgen de resultaten:

Tot 5.000 doden ……………………… 44 procent

5.001 – 10.000 doden ………………. 15 procent

10.001 – 20.000 doden ………………. 7 procent

20.001 – 50.000 doden ………………. 8 procent

50.001 – 100.000 doden ……………. 11 procent

100.001 – 500.000 doden ………….. 10 procent

500.001 – 1.000,000 doden …………. 4 procent

meer dan 1.000.001 doden …………. 2 procent

Weet niet / Niet vermeld ……………… 0,3 procent

Een verbazingwekkende 44 procent van de respondenten schatte dat minder dan 5.000 Irakezen gedood werden sinds 2003. 59 procent van de respondenten dacht dat minder dan 10.000 Irakezen stierven als gevolg van de oorlog. Slechts 2 procent schatte het dodental op meer dan één miljoen, de waarschijnlijk juiste inschatting.

De resultaten zijn vooral schokkend omdat aan de respondenten niet werd gevraagd om hun ramingen te beperken tot Iraakse burgers die waren gedood als direct gevolg van geweld. Volgens een peer-reviewed wetenschappelijke studie bedroeg het dodental van de oorlog in de eerste drie jaar alleen al 400.000 tot 650.000.

Ongeveer driekwart van het Britse publiek (74 procent) gaf schattingen van minder dan 50.000, dat is minder dan de helft van de tellingen van Iraq Body Count (IBC), die voornamelijk gebaseerd zijn op berichten in de media en enkel Iraakse burgerslachtoffers van geweld optekenen. Slechts 16 procent van de bevolking gaf een schatting van meer dan 100.000 Iraakse doden.

Het Britse publiek is niet beter geïnformeerd dan de burgers in de VS. Een enquête uitgevoerd door AP in 2007 vroeg het Amerikaanse publiek om het Iraakse dodental bij de burgerbevolking te schatten tijdens de oorlog. Het mediane antwoord was ongeveer 10.000 burgerdoden.

De enquête van ComRes stelde ook de volgende vraag: “Welk percentage van de Iraakse sterfgevallen als gevolg van de oorlog waren civiele, dit wil zeggen, niet-strijders, denkt u? Geef een percentage van 1-100. Geef een benaderende schatting.”

Vijftig procent schatte dat minder dan de helft van de Iraakse doden burgers waren.

De schattingen van slachtoffers door IBC verdubbelden tussen 2006 en eind 2011. Als we de wetenschappelijke schattingen in The Lancet-studie uit 2006 van Iraakse doden zouden verdubbelen, zou dit een dodental opleveren variërend tussen 800.000 en 1.300.000.

Zoals te verwachten was, hebben dezelfde politieke leiders, die de leugens hebben verspreid om de oorlog in Irak te kunnen starten, gezocht naar redenen om deze wetenschappelijke studie te negeren en belachelijk te maken.

De commerciële media zijn enthousiast meegestapt in de verzinsels die Bush & co voor de oorlog hebben verspreid. De mainstream media zijn even enthousiast meegestapt in de kritiek van de Britse regering om The Lancet-studie naar de prullenmand te verwijzen. Een recent artikel in The Guardian beweerde dat de invasie had geleid tot de dood van ‘tienduizenden Irakezen’.

Nochtans in een nota van Sir Roy Anderson, hoofd van de wetenschappelijke adviseurs van het Britse ministerie van Defensie, vermeldde hij: “De (Lancet) studie is betrouwbaar wat betreft de gebruikte methoden, die kunnen worden beschouwd als aanleunend bij de ‘beste praktijken’ op dit gebied, wat gezien de problemen met gegevensverzameling en gegevensverificatie in Irak niet evident is.”

In een e-mail van het Britse Foreign Office, waarin een ambtenaar vragen stelt over het Lancet-rapport, antwoordt een hogere ambtenaarl: “De gebruikte enquêtemethoden van The Lancet zijn een beproefde manier voor het meten van sterftecijfers in conflictgebieden.”

Waarom blijven de media – ook in België – dan zo hardnekkig vasthouden aan dat onrealistische cijfer van ‘ongeveer 100.000 doden’?

Commentaren op de ComRes-enquête

De ComRes-enquêteresultaten zijn een treffende illustratie van hoe een vrije pers onwetendheid verspreidt bij het publiek om een oorlog aanvaardbaar te maken. Toekomstige oorlogen (of ‘humanitaire interventies’) maken natuurlijk veel meer kans als de publieke opinie van een land dat de oorlog begint, onwetend wordt gehouden over de menselijke kost ervan.

In maart 2013 werd door Burkle en Garfield een herziening van de schattingen over het aantal doden gepubliceerd in The Lancet. Dit in een uitgave ter herdenking van de 10de verjaardag van de invasie.

Ze beoordeelden 11 gegevensbronnen, variërend van tellingen van de overheid en op krantenberichten gebaseerde schattingen, tot wetenschappelijk uitgevoerde enquêtes bij Iraakse huishoudens. De verschillende bronnen geven een grote variatie aan schattingen, gaande van 100.000 tot meer dan 1 miljoen slachtoffers.

Ze concludeerden op basis van de beschikbare bronnen dat er ongeveer een half miljoen Iraakse burgers zijn omgekomen. Richard Garfield staat bekend om zijn zeer conservatieve cijfers. Zo lanceerde hij een virulente aanval tegen de cijfers in het UNICEF-rapport uit 1999, dat concludeerde dat een half miljoen Iraakse kinderen waren omgekomen door de sancties die tegen Irak van kracht waren vanaf augustus 1990.

Noam Chomsky reageerde op de ComRes-enquête: “Zeer schokkend. En nogal vergelijkbaar met de studie van schattingen van sterfgevallen in de Vietnamoorlog door Sut Jhally, uitgevoerd aan de elite-universiteit waar hij doceert. Mediaan schatting: 100.000 doden, ongeveer 5 procent van het officiële cijfer, 2 procent van het waarschijnlijk aantal doden. Verbazingwekkend – tenzij men bedenkt dat in de VS veel mensen zelfs niet eens weten waar Frankrijk ligt.” (Zie: Sut Jhally, Justin Lewis en Michael Morgan, De Golfoorlog: Een studie van de Media, Public Opinion & Public Knowledge,  U. Mass Amherst, 1991)

Alex Thomson, correspondent bij Channel 4 News, heeft tot nu toe als enige mediacommentaar gegeven over de enquête. Hij zei dat “het vragen oproept voor mediamensen dat na zoveel tijd, moeite en geld gespendeerd te hebben, de perceptie van bloedvergieten zo hardnekkig verkeerd blijft”.

Les Roberts, die de leiding had over beide Lancet Reports (2004 en 2006) zegt: “Het kan best dat het vele Britten weinig kan schelen wat hun politici doen met hun belastinggeld. De Britse en Amerikaanse regeringen hebben er actief toe bijgedragen om studies en bronnen in diskrediet te brengen en verdeeldheid en verwarring te zaaien over de schattingen van het aantal doden, in de hoop dat de publieke opinie zich niet tegen hen zou keren.”

In feite werd de enquête gewoon genegeerd door de media. Uit de Lexis media-database blijkt geen enkele vermelding in een Britse krant, ondanks dat ComRes-enquêtes als zeer geloofwaardig bekend staan en vaak worden vermeld in de pers.

Saddams vermeende links met Al Qaeda, de mythe van de massavernietigingswapens, de Yellow Cake van Niger, de mobiele eenheden voor het produceren van biologische wapens, enz.

Alles hebben de media geslikt en doorgegeven als feiten om een inval in Irak te rechtvaardigen. De media zijn guilty as hell en ze hebben zich voor hun foutieve informatie ook nooit verontschuldigd, noch lessen getrokken uit de desinformatie die ze hebben verspreid. Integendeel, ze doen dapper voort: Libië, Syrië, Iran.

Louis Michel

Op Klara werd Louis Michel, Belgisch minister van Buitenlandse Zaken tijdens de Amerikaans-Britse inval in Irak, geïnterviewd. Michel getuigde over de houding van de Belgische media. Eerst steunden ze hem in zijn verzet tegen de aangekondigde oorlog, vertelde hij.

Alleen Mia Doornaert van De Standaard viel hem voortdurend aan. Echter, toen de Amerikanen begonnen te dreigen, veranderde de houding van de meeste journalisten, vooral in Vlaanderen. Ze begonnen de vraag te stellen of het wel redelijk was om tegen de VS in te gaan?

Nogmaals: de verdwenen Iraakse slachtoffers

De ComRes-enquête dwingt ons de discussie over het aantal slachtoffers in de Irak-oorlog voort te zetten. Het gevecht om de waarheid over de onmenselijke bezetting bloot te leggen, wordt een langdurig en geduldig werk, tegen de systematische desinformatiecampagne van de oorlogsstokers. Eén artikel volstaat niet.

Robert Fisk schreef op 27 augustus 2005 over de lijken die naar het mortuarium van Bagdad werden gebracht: “Ter vergelijking: de cijfers voor 1997, 1998 en 1999 waren allemaal minder dan 200 per maand.”

Dat was dus voor de invasie in 2003, op het hoogtepunt van de moordende sancties. In 2003, na de invasie, was dit aantal opgelopen tot 70 per dag, in 2004 was dat 800 per maand. In juli 2005 was dat cijfer al gestegen tot 1.100, en dan moest het ergste bloedvergieten nog beginnen. Lees bijvoorbeeld de studie die daarover werd gemaakt.

Toen het geweld in de Iraakse hoofdstad bleef stijgen in 2006, was het opsporen van vermiste personen een grimmige beproeving geworden. De Iraakse opsporingsdiensten waren slecht uitgerust om aan de stijgende criminaliteit het hoofd te bieden.

Dus voor burgers die op zoek waren naar informatie over verdwenen familieleden, waren de mortuaria vaak de enige zekerheid. Maar dat was heel gevaarlijk, vermits doodseskaders mensen, die op zoek waren naar vermiste familieleden, kidnapten en vervolgens doodden. En in de hospitalen gebeurde hetzelfde.

Volgens directeur Munjid al-Rezali van het centrale lijkenhuis in Bagdad werden ten minste 30.000 niet-geïdentificeerde lichamen afgeleverd bij het centrale lijkenhuis sinds de stijging van het sektarisch geweld in 2006. Slechts ongeveer een derde werd inmiddels geïdentificeerd.

“In 2006 was er een gemiddelde van 3.000 lichamen per maand … Ik noem dit het jaar van de horror.” Het lijkenhuis van de stad ontving ongeveer 16.000 niet-geïdentificeerde lichamen in 2006 alleen al, het merendeel van hen slachtoffers van doodseskaders en ander sektarisch geweld, verklaarde een bron van het lijkenhuis op 14 januari 2007.

Op 7 september 2006 meldde The Washington Post dat de kwestie van de burgerslachtoffers sinds het begin van de oorlog zeer politiek geladen was. Al snel na de invasie verboden Amerikaanse en Iraakse functionarissen om tellingen vrij te geven van het mortuarium in Bagdad.

Een voorbeeld: toen Gianni Magazzeni, hoofd van de UN Assistance Mission for Iraq (UNAMI), op 16 januari 2007 verklaarde dat 34.452 burgers waren gedood en 36.685 gewond in 2006, haastte de minister van Volksgezondheid zich om deze toch al veel te conservatieve cijfers als ‘overdreven’ te bestempelen.

Het Instituut voor Forensische Geneeskunde in Bagdad meldde dat het gemiddeld 800 lichamen per maand had ontvangen sinds 2003 en niet in staat was om een belangrijk deel ervan te identificeren.

“Negentig procent van de in 2006 ontvangen lichamen waren ongeïdentificeerd, vergeleken met 50 procent in 2007 en 15 procent in 2008”, zei dr. Munjid Salahuddin, directeur van het Instituut voor Forensische Geneeskunde op 25 oktober 2009.

“Veel slachtoffers in gebieden buiten Bagdad verschijnen nooit in de officiële tellingen”, zei Anthony H. Cordesman, een militair analist bij het ??Centrum voor Strategische en Internationale Studies (CSIS), een onderzoeksgroep in Washington, op 15 augustus 2006.

“Dat helpt verklaren waarom doden in Bagdad goed zijn voor zo’n hoog percentage van het totale aantal slachtoffers”, zei hij. De Verenigde Naties, die cijfers citeerden van het ministerie van Volksgezondheid, meldden dat 1.471 niet-geïdentificeerde lichamen waren gevonden in Bagdad in september en 1.782 in oktober 2006.

Het Bureau voor de Statistiek van het centrale mortuarium in Bagdad getuigde voor National Public Radio: “In opdracht van de minister mogen wij niet praten over de werkelijke aantallen doden. Dit is al het geval sinds 2004 … Ik ging naar huis en keek naar het nieuws. De minister verklaarde dan dat 10 mensen waren gedood die dag in heel Irak, terwijl het lijkenhuis meer dan 50 dode lichamen had ontvangen, in Bagdad alleen al. Het is altijd al zo geweest – er werd een communiqué verspreid door het ministerie, maar de werkelijkheid was veel en veel erger.”‘

Brown University’s Cost of War-project oogstte media-aandacht in maart van dit jaar door te verkondigen dat er 190.000 doden te betreuren vielen in de oorlog, een aanzienlijk lager cijfer dan de waarschijnlijke anderhalf miljoen slachtoffers.

Maar er was geen nieuw rapport, geen nieuw onderzoek. Er was slechts een paper van professor Brown Neta Crawford van anderhalf jaar geleden waarin ze lukraak cijfers plukte uit andere bronnen. Ze zei dat ze niet had gekozen voor de Johns Hopkins-onderzoeken (The Lancet Reports) of de Opinion Research Bureau-studie omdat die niet up-to-date waren en bekritiseerd werden.

Ze koos in plaats daarvan voor de cijfers van Iraq Body Count (IBC), terwijl ze weet dat IBC toegeeft dat haar telling waarschijnlijk slechts de helft bedraagt van het reëel aantal slachtoffers.

Dat betekent dat IBC zich bewust is van het ontbreken van enorme aantallen doden, maar geen basis heeft om te weten hoeveel. Zelfs een verdubbeling van de IBC-cijfers zou een cijfer van 215.000 geven. Dit houdt geen rekening met gedode strijders, noch met indirecte doden als gevolg van de oorlog, en houdt zelfs geen rekening met de WikiLeaks-war logs.

Nog een voorbeeld: Het BRussells Tribunal beschikt over een lijst van slachtoffers van tijdens de eerste aanval op Fallujah in april 2004. Die bevat de namen van 749 Irakezen, waarvan 580 mannen en 169 vrouwen. Iraq Body Count vermeldt slechts 26 slachtoffers van deze aanval in haar databank, net geen 3,5 procent van het reële aantal, waarvan velen dan nog andere personen zijn.

Het aantal burgers vermoord door de VS tijdens de tweede aanval op Fallujah in november 2004 is een veelvoud van de 749 moorden in april.

Er zijn dus veel aanwijzingen om het reëel aantal slachtoffers te achterhalen, zoals het aantal mensen dat begraven is op de belangrijkste sjiitische begraafplaats in de stad Najaf. De lichamen die daar worden begraven, zijn meestal sjiieten en omvatten zowel doden van natuurlijke als gewelddadige oorzaken.

De directeur van het bureau voor de statistiek van de begraafplaats, Ammar al-Ithari, zei dat het aantal begravingen steeg van iets meer dan 32.000 in 2004 en 2005 naar bijna 50.000 in 2006 en 54.000 in 2007. Dat cijfer daalde naar bijna 40.000 in 2008, toen ook het sektarisch geweld verminderde. Er zijn geen gegevens van vóór de oorlog, omdat die tijdens de gevechten waren vernietigd.

Middle East Online meldde op 9 september 2007 dat sinds de invasie van Irak maar liefst 40.000 niet-geïdentificeerde lichamen waren begraven op de begraafplaats in Najaf, volgens cijfers vrijgegeven door Ahmed Di’aibil, een woordvoerder van de provincie.

Lichamen werden genummerd en gefotografeerd en de plaats van de begrafenis genoteerd. De cijfers werden bijgehouden in een register, in de hoop dat gezinnen uiteindelijk in staat zouden zijn om de lichamen te identificeren. Duizenden lichamen werden ook haastig begraven in de woestijn rond Najaf.

Voor de VS-invasie van Irak begroeven vrijwilligers tot 40 mensen per maand. Tijdens de meest gewelddadige maanden van de bezetting was er een 50-voudige stijging en werden maandelijks gemiddeld meer dan 2.000 anonieme slachtoffers van de bezetting begraven, meldde CNN-journalist Michael Ware op 15 september 2007.

Reeds op 17 september 2003 schreef Robert Fisk: “In Bagdad worden per dag tot 70 lijken van Irakezen, gedood door geweervuur, naar de mortuaria gebracht. In Najaf bijvoorbeeld, worden tot 20 slachtoffers van geweld per dag naar de begraafplaats gebracht”, een 15-voudige toename in vergelijking met het vooroorlogse peil. En de situatie werd alleen maar slechter na 2003.

Als we al deze cijfers vergelijken, volstaat een eenvoudige berekening om te concluderen dat waarschijnlijk 80.000 niet-geïdentificeerde lichamen zijn begraven op de begraafplaats van Najaf tussen maart 2003 en 2010. En niet-geïdentificeerde lichamen zijn allemaal slachtoffers van geweld.

Een eenvoudige rekensom

Laten we dan even de cijfers van het mortuarium van Bagdad en de begraafplaats van Najaf analyseren.

Mortuarium van Bagdad:

2003: 17.100 (70 lichamen per dag x 30 – 200 (cijfers voor de invasie) x 9 maand)

2004:  7.200 (800 lichamen per maand – 200 (cijfers voor de invasie) x 12 maand)

2005: 10.800 (1.100 lichamen per maand – 200 (cijfers voor de invasie) x 12 maand)

2006: 33.600 (3.000 lichamen per maand – 200 (cijfers voor de invasie) x 12 maand)

2007: 10.800 (zelfde cijfer als 2005).

Verantwoording: uit een rapport van IraqSlogger in augustus 2007 bleek dat de Amerikaanse aanwezigheid in Bagdad tijdens de surge (de verhoging van het aantal troepen) had aangetoond dat er vrijwel geen vermindering was in het dodental als gevolg van de gruwelijke sektarische doodseskaders in de hoofdstad.

Tussen 18 juni en 18 juli 2007 werden tot 592 niet-geïdentificeerde lichamen gevonden die gedumpt waren in verschillende delen van Bagdad. De meeste van die lichamen, gevonden door de politie – een gemiddelde van 20 per dag – waren vastgebonden, geblinddoekt en geëxecuteerd door doodseskaders.

Velen vertoonden tekenen van foltering of verminking. Ondanks de officiële Iraakse en Amerikaanse verklaringen van het tegendeel gaven de rapporten aan dat het aantal niet-geïdentificeerde lichamen in de hoofdstad weer was gestegen tot de niveaus van voor de surge.

2008: 17.100 (zelfde cijfer als 2003). Verantwoording: het rapport van UNAMI voor de periode van januari tot juni 2008 verklaarde: “Grote aantallen niet-geïdentificeerde lichamen werden gevonden in Diyala, Nineve, Anbar en Diwaniyah en vooral in Bagdad. Veel van deze lichamen droegen sporen van marteling, sommigen waren geblinddoekt en anderen waren onthoofd.”

Als we deze cijfers samentellen, komen we alleen al voor het mortuarium van Bagdad aan 86.700 gewelddadige slachtoffers gedurende de eerste zes jaar van de bezetting. Rekenen we daar de 80.000 lichamen van de begraafplaats van Najaf bij, dan stijgt het cijfer tot 166.700.

Dan hebben we het nog niet gehad over de slachtoffers van geweld die niet naar het mortuarium in Bagdad werden gebracht, noch over de vele wél geïdentificeerde lichamen. Dan hebben we ook nog niet gesproken over Fallujah, Basra, Mosul, Ramadi, Baquba, Al Qaim, Kirkuk, Nassiriya, Kerbala, Haditha, enz noch over de slachtoffers van de luchtbombardementen tijdens de surge.

Dan hebben we het evenmin gehad over de excess deaths, Irakezen die niet zouden overleden zijn indien er geen oorlog was geweest. Dit kan zijn door ziekte, ontbering, trauma, armoede, enz.

Bovendien: Fallujah zat niet in de cluster van The Lancet 2-studie uit 2006. Dat werd daar speciaal uitgehaald omdat de cijfers dan significant hoger zouden geweest zijn.

Als een snelle berekening al dergelijke afwijkende resultaten geeft, waarom blijven de media dan volharden in de verspreiding van flagrante leugens en halve waarheden?

Oorlogspropaganda en Libië

In zijn boek ‘Slouching Towards Sirte’ herinnert auteur Maximilian Forte president Obama aan diens rechtvaardiging op 28 maart 2011 voor de militaire interventie door de NAVO in Libië, die startte op 19 maart: “Als we nog een dag langer hadden gewacht, zou Benghazi zijn omgetoverd in een bloedbad, dat een weerslag zou hebben gehad op de hele regio en een schandvlek op het geweten van de wereld.”

Maar toen de Franse straaljagers de Libische regeringstroepen bombardeerden die zich terugtrokken uit Benghazi, vielen zij een colonne aan van 14 tanks, 20 pantserwagens, enkele vrachtwagens en ambulances. Fortes reactie: “Die colonne kon duidelijk Benghazi niet hebben vernietigd, noch bezet, een stad van bijna 700.000 mensen … Tot op heden is geen enkel bewijs geleverd dat aantoont dat Benghazi getuige zou zijn geweest van het verlies van tienduizenden levens”.

Professor Alan J. Kuperman, hoogleraar public affairs aan de Universiteit van Texas: “Het beste bewijs dat Khaddafi geen genocide plande in Benghazi, is dat hij die ook niet begaan heeft in de andere steden die hij had heroverd – waaronder Zawiya, Misurata en Ajdabiya, die samen een bevolking tellen groter dan die van Benghazi.”

“Evenmin heeft Khaddafi ooit bedreigingen geuit over een bloedbad onder burgers in Benghazi, zoals Obama beweerde. De ‘geen genade’-waarschuwing van 17 maart was alleen maar gericht tegen de rebellen, zoals gerapporteerd door The New York Times, waar werd geconstateerd dat de Libische leider amnestie beloofde aan degenen ‘die hun wapens zouden neerleggen’. Khaddafi heeft de rebellen zelfs een vluchtroute en een open grens naar Egypte aangeboden om een ??gevecht te vermijden ‘tot het bittere einde’.”

Op 23 februari 2011, enkele dagen na het begin van de Libische opstand, leidden verklaringen van Amnesty International tot een mediahysterie toen het de Libische regeringsacties begon te veroordelen en vastelde dat er “aanhoudende meldingen zijn dat huurlingen uit Afrikaanse landen door de Libische leider naar Libië worden gevlogen om de protesten met geweld de kop in te drukken”.

Een paar dagen later meldde Human Rights Watch dat ze “geen bewijzen hadden gezien dat huurlingen werden gebruikt in het oosten van Libië”. Dit is in tegenspraak met eerdere wijdverspreide berichten in de internationale media dat Afrikaanse soldaten werden ingevlogen om rebellen te bestrijden in de regio’s die Muammar Khaddafi probeerde onder controle te houden.

Geneviève Garrigos, voorzitter van Amnesty International Frankrijk, becommentarieerde later: “Vandaag moeten we toegeven dat we geen bewijzen hebben dat Khaddafi huurlingen heeft ingezet … we hebben geen aanwijzing of bewijs om deze geruchten te bevestigen”. (Forte, p.685)

Het is nogal relevant om hier bij te vermelden dat in november 2011 Suzanne Nossel als uitvoerend bestuurder van Amnesty International-USA werd aangesteld. Van augustus 2009 tot november 2011 was Nossel US Deputy Assistant Secretary of State for International Organization Affairs, een hoge ambtenaar dus van de Amerikaanse regering.

Luis Moreno-Ocampo, hoofdaanklager van het Internationaal Strafhof (ICC) maakte het nog bonter toen hij vertelde aan de verzamelde media dat er ‘aanwijzingen’ waren dat Khaddafi Viagra had uitgedeeld aan zijn troepen “om de mogelijkheid te vergroten om te verkrachten” en dat Khaddafi massaverkrachtingen had bevolen.

Ook de Amerikaanse VN-ambassadeur Susan Rice beweerde over bewijzen te beschikken dat Khaddafi zijn troepen aanmoedigde om massaverkrachtingen te verrichten met Viagra. Er werd geen bewijs geleverd.

Cherif Bassiouni, die een VN-mensenrechtenonderzoek leidde naar de situatie in Libië, stelde dat de beweringen over Viagra en massale verkrachtingen het product waren van ‘massahysterie’. Bassiouni’s team heeft slechts vier vermeende gevallen van verkrachting en seksueel misbruik blootgelegd.

Hebben onze Belgische politici – en in hun kielzog de media – die zo enthousiast de NAVO-agressieoorlog tegen Libië hebben gesteund op basis van leugens, zich ooit al verontschuldigd voor dit desastreuze avontuur? Hebben ze ooit nederig verklaard dat ze voor de gek werden gehouden?

Oorlogspropaganda en Syrië

Zo zouden de media ons willen doen geloven dat evenveel of meer mensen zijn omgekomen in Syrië tijdens de twee jaar van de oorlog daar, dan er zijn omgekomen in de tien jaar van de massamoord in Irak (het favoriete mediacijfer bedraagt ‘ongeveer’ 100.000 gedode Irakezen).

“Het Syrische Observatorium voor de Mensenrechten (SOHR), een oppositiegroep, zei dinsdag dat minstens 94.000 mensen zijn gedood, maar het dodental is waarschijnlijk zo hoog als 120.000.”

Cijfers van SOHR, een organisatie die openlijk pleit in het voordeel van de Syrische ‘rebellen’ en voor een westerse interventie, worden gepresenteerd als nuchtere feiten door Reuters, een van ‘s werelds toonaangevende persbureaus.

Geen zorgen hier over methodologie, steekproefomvang en andere vermeende bezorgdheid zoals over de Lancet-studie. Volgens Reuters bestaat SOHR uit één enkel individu, Rami Abdulrahman, de eigenaar van een kledingwinkel, die werkt vanuit zijn woning in Coventry.

Vorige maand hebben we nog zo’n mooi voorbeeld van desinformatie gezien. Duidelijk geïnspireerd door het voorbeeld van Irak, hebben de westerse regeringen en de media het publiek gebombardeerd met beweringen dat de Syrische regering chemische wapens gebruikt. In april had Robert Fisk deze beweringen al naar de prullenmand verwezen.

De propagandacampagne werd ruw onderbroken op 6 mei door de voormalige Zwitserse procureur-generaal Carla Del Ponte, sprekend voor de onafhankelijke onderzoekscommissie van de VN over Syrië. Del Ponte zei dat “er sterke vermoedens, maar nog niet onweerlegbaar bewijs is van het gebruik van saringas, uit de manier waarop de slachtoffers werden behandeld. Dit gas werd gebruikt door de oppositie, de rebellen, niet door de overheid”. Ze voegde eraan toe: “Wij hebben geen enkele aanwijzing dat de Syrische regering chemische wapens heeft gebruikt.”

Op 30 mei, meldden Turkse media en RT-News ook dat de Syrische ‘rebellen’ betrokken waren in een saringas bomcomplot: “Turkse veiligheidstroepen hebben een 2 kg cilinder met saringas ontdekt na het doorzoeken van de woningen van de Syrische militanten van het met Al-Qaeda gelinkte Al-Nusra-front die even voordien waren aangehouden. Het gas zou naar verluidt gebruikt worden in een bom.”

Nochtans wordt ondertussen de ‘Assad-gebruikt-chemische-wapens’-hoax rustig verder verspreid in de mainstream media.

De bal ligt in het kamp van de reguliere pers om te antwoorden op de geuite beschuldigingen over propaganda, verspreiding van leugens en desinformatie. Wat in ieder geval duidelijk wordt, is dat er een schrijnend gebrek is aan degelijke onderzoeksjournalistiek. Deftige journalistiek zou niet de voorgekauwde leugens mogen napraten die verspreid worden door His Master’s Voice.

Dirk Adriaensens

Dirk Adriaensens is lid van het BRussells Tribunal

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!