Bron: Pixabay
Opinie - Yasmina Boudia

De Kerninstellingen op de schop: Heeft ons kunstenveld echt nog meer ‘gated communities’ nodig?

In de aanloop naar het nieuwe Kunstendecreet wil de Vlaamse regering een nieuwe pilaar creëren in het kunstenveld: de zogenoemde Kerninstellingen. Maar hoe die zich onderscheiden van de al bestaande Kunstinstellingen, krijgt de regering-Jambon niet uitgelegd. Yasmina Boudia vraagt zich af wat de meerwaarde is van een nieuwe splijtzwam in een sowieso al darwinistische sector. 

vrijdag 4 december 2020 18:16
Spread the love

 

Dit opiniestuk is eerder gepubliceerd in het winternummer van Etcetera. 

 

De gesubsidieerde kunstensector moet op dit moment niet alleen zien om te gaan met de coronamaatregelen, maar moet zich ook voorbereiden op een nieuw Kunstendecreet. Opmerkelijk, want de laatste wijziging dateert nog maar van 2015. Toen werden, na een jarenlange voorbereiding in nauw overleg met de sector, de procedure en het wetgevend kader voor de financiering van de Vlaamse podium-, muziek- en audiovisuele sector ingrijpend veranderd van een discipline- naar een functiegerichte benadering. Anders dan toen komt de incentive nu vooral vanuit de Vlaamse regering. Haar doel: de oprichting van een nieuwe categorie spelers, de zogenoemde Kerninstellingen.

Deze zijn niet te verwarren met de zeven Vlaamse Kunstinstellingen die, zoals bekend, als ‘ambassadeurs’ van het Vlaamse kunstenlandschap kunnen beschikken over maar liefst een derde van de totale middelen van het Kunstendecreet. Wat de kerninstellingen wel delen met hun grote broertjes is financiële zekerheid op lange termijn. Het voorstel is om beheersovereenkomsten van tien jaar mogelijk te maken – dubbel zo lang als de structurele werkingssubsidies van vandaag.

In de principenota die minister van Cultuur Jan Jambon (N-VA) begin deze zomer lanceerde en waarin de krijtlijnen van het nieuwe Decreet worden uitgezet, blijft de definitie van deze nieuwe categorie spelers problematisch vaag. We lezen dat elke organisatie die in aanmerking wil komen al minstens tien jaar structureel gesubsidieerd moet zijn binnen het Kunstendecreet, en een ‘langetermijnperspectief, landschapsversterkende rol en een nauwe relatie met de Vlaamse overheid’1 moet hebben. Inhoudelijk worden amper argumenten aangereikt voor de creatie van deze nieuwe kavel in het landschap. En wie er mag gaan wonen, wordt al helemaal niet duidelijk.

Open sollicitatie

Dat opperde ook de Alden-Biesengroep, een delegatie van de sector die op vraag van Jambon vijf dagen lang bijeenkwam om over de principenota te reflecteren. Meer zelfs, in haar rapport schreef de groep onomwonden dat ‘de perceptie bestaat dat (de kerninstellingen) zijn ontstaan onder politieke druk: als antwoord op een vraag van de stadstheaters naar meer financiële duurzaamheid’2. Ter herinnering: vorig jaar solliciteerden KVS, NTGent en Toneelhuis openlijk voor een erkenning als Vlaamse Kunstinstelling in een opiniestuk in De Morgen (29 maart 2019).

“In hoeverre kun je principes en criteria evalueren voor een initiatief waarvan het beleid zelf de doelstellingen niet krijgt uitgelegd?”

Jambon maakt zich allicht sterk dat hij via de Alden-Biesengroep de sector ‘betrokken’ heeft bij het ontwerp van het nieuwe Kunstendecreet. Maar in hoeverre kun je principes en criteria evalueren voor een initiatief waarvan het beleid zelf de doelstellingen niet krijgt uitgelegd? Zolang daar geen visie over is, kan de sector nog een aantal keer op retraite gaan; een bevredigend antwoord zal er niet komen.

Daar is ook geen tijd voor. Met het oog op de nieuwe structurele ronde, die al met een jaar werd uitgesteld, dringt de tijd voor het nieuwe Kunstendecreet. Die moordende timing en het overhaaste gebricoleer waarmee grote wijzigingen aan het subsidiesysteem worden doorgevoerd, versterkt het gevoel dat het nieuwe Decreet een schaamlapje is voor beloftes die eerder al onder tafel werden gemaakt.

Geen solidariteit

Ondertussen raakt ‘het probleem van de Kerninstellingen’ niet opgelost, met alle gevolgen van dien. Op korte termijn laten we ons als ‘sector’ uit elkaar spelen door de politiek. Als iedereen zo gekant is tegen de oprichting van een nieuwe categorie, waarom zit er dan elke week een delegatie die Kerninstelling wil worden op het kabinet? Als sector zijn we zeer goed in het opzijzetten van onze principes zodra er centen in het spel zijn. Hier komen de kleine zelfstandigen met individuele belangetjes in het spel. Laten we eerlijk zijn: een Groot Gemeenschappelijk Doel, of solidariteit, is niet wat ons drijft. We kruidenieren voor het voortbestaan van onze organisaties en werknemers. Af en toe raken die belangen elkaar, maar meestal niet.

“Als sector zijn we zeer goed in het opzijzetten van onze principes zodra er centen in het spel zijn. Hier komen de kleine zelfstandigen met individuele belangetjes in het spel.”

Op lange termijn doemt een veel groter probleem op: de Kerninstellingen staan garant voor heel wat meer politieke inmenging, onder andere door controle via de beheersovereenkomsten en politieke raden van bestuur. Het ‘succes van de Vlaamse podiumkunsten’ is deels te danken aan de grote (inhoudelijke) autonomie die het Vlaamse en Brusselse kunstenveld in de loop der jaren heeft gehad én aan een opeenvolging van degelijke Kunstendecreten die een groot draagvlak hadden in de sector. Het maakt ons kunstenveld tot een van de meest internationale, open, wendbare en creatieve ter wereld, zelfs met alle mankementen en gaten die er nu in het beleid zitten. Zijn we echt bereid om dat op te geven voor een paar jaar extra financiële zekerheid? Wat is er trouwens mis met een stevige portie zelfkritiek om de vijf jaar?

‘Survival of the richest’

Bovendien rijst de vraag of de Kerninstellingen niet de facto nieuwe Kunstinstellingen zullen worden. Zullen de extra kavels niet snel transformeren in een ‘gated community’, een nieuw artificieel eiland waar eigen regels en wetten gelden en waar solidariteit met de rest van het veld toch net iets anders betekent, zoals we tijdens de voorbije besparingsrondes hebben gezien? Het ecosysteem van ons kunstenlandschap zal alleen maar meer uit balans raken, en nu al is duidelijk wie daarvan de dupe zal zijn: de grote groep middelgrote, kleine en piepkleine organisaties die allemaal een belangrijke rol spelen in de ondersteuning van kunstenaars.

Martha Balthazar en Khalid Koujili El Yakoubi wezen in hun State of the Youth (2020) treffend op de effecten van een doorgeslagen survival of the richest: ‘Een reus neemt onmenselijk veel plek in en heeft geen idee wat hij vertrapt. Als we in deze survival of the fittest, wat eigenlijk survival of the richest is, niet willen dat enkel de reuzen overblijven moeten we ons als kunstenaars en als instellingen ongelofelijk bewust zijn van hoe en wie we plek geven en hoeveel plek we wensen in te nemen.’3 Het zou niet misstaan als motto van het nieuwe Decreet.

 

Notes:

 

Logo

 

 

 

 

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!