Opinie -

De informalisering van de rechtstaat: ook “stoute” asielzoekers hebben rechten

Er is in dit land, en elders, al geruime tijd een beweging aan de gang die zeer verontrustend is omdat ze een aantal zeer grote en belangrijke beginselen van een open en verlichte samenleving ondermijnt. Die beweging is de informalisering van de rechtstaat, en het hoofdkenmerk ervan is dat men morele oordelen over gedrag laat overwegen op onvervreemdbare rechten binnen een rechtsorde.

maandag 22 februari 2016 09:54
Spread the love

Samengevat komt deze beweging erop neer dat men pleit voor een tweestromenland in de rechtsorde, waarbij het onderscheid tussen beide stromen op grond van uitgesproken subjectieve en ideologische criteria wordt gemaakt. Brave mensen krijgen rechten, stoute mensen verdienen die niet.

De hoeksteen van een rechtsstaat zoals de onze (een seculiere staat, voor alle duidelijkheid) is nochtans het absolute en onvoorwaardelijke karakter van rechten: ook al ben je ‘s werelds grootste schurk, dan nog heb je recht op een eerlijk onderzoek en een faire behandeling door de wet. En ook al schreeuwt de goegemeente om bloedwraak, dan nog zal een rechter de doodstraf niet uitspreken, want ze is afgeschaft. Dit eenvoudige beginsel – de gelijkheid van alle mensen voor de wet – ligt mee aan de basis van de moderne democratie. Het beginsel zorgde ervoor dat prins, paus of pauper allemaal even strafbaar werden voor het zelfde vergrijp, allemaal een even grondig en onbevooroordeeld onderzoek zouden krijgen, en allemaal dezelfde strafmaat konden krijgen wanneer de strafbare feiten bewezen waren. Het is dit beginsel dat onze samenlevingen seculier maakte.

Het beginsel moet rigoureus worden toegepast: ook de grootste schoft is onschuldig tot wanneer een rechtbank hem schuldig bevindt inzake een wetsovertreding (niet omdat de rechter hem een schoft vindt), en die rechtbank kan dat slechts doen wanneer die schoft alle rechten van de verdediging heeft genoten en de rechterlijke macht zelf alle opgelegde procedures zorgvuldig heeft toegepast.

We maken ons geregeld erg boos wanneer een crimineel vrijuit gaat omwille van procedurefouten. Moreel klopt dat niet, maar juridisch wel: slordigheid of willekeur horen nu eenmaal niet thuis in het recht, want recht is een bijzonder ernstige zaak. Als de overheid zich niet houdt aan de regels, dan moet die overheid aanvaarden dat een schuldige vrijuit gaat – eigen schuld dikke bult. Want dat is nog altijd te verkiezen boven het veroordelen van een onschuldige met behulp van geïmproviseerde procedures of gefabriceerd bewijsmateriaal. Met dat soort spanning moeten we nu eenmaal leven: de wet gehoorzaamt niet aan onze luimen, vooroordelen en fobieën, ze moet die luimen, vooroordelen en fobieën precies temperen.

‘Too big for jail’

Er zijn minstens drie domeinen waarin we vandaag zien dat dit beginsel met de grootste vanzelfsprekendheid in woord en daad uitgehold wordt.

Er is, ten eerste, de  fiscale fraude waarin personen en bedrijven die bijzonder grote bedragen frauduleus uit de greep van de fiscus hebben gehouden een deal kunnen maken met de overheid, en op die manier een strafprocedure (en strafblad) kunnen vermijden. Hoe groter de fraude, hoe vaker men dit soort deals ziet en hoe relatief lager de afkoopsom blijkt. Miljardenfraude is afkoopbaar voor een goeie honderd miljoen – een schamel handvol procenten van het verschuldigde bedrag.

De gelijkheid van prins, paus en pauper is hier duidelijk doorbroken, en een strafbaar vergrijp wordt weggetoverd, vaak omdat het gaat om “too big for jail” criminelen. Frauderende bedrijven hanteren daarbij nogal eens het argument dat ze tewerkstelling scheppen als drukkingsmiddel om de overheid gunstig te stemmen – een moreel argument – en ze vinden vaak genoeg gehoor.

Een tweede domein zijn de GAS-boetes. Hierover schreef ik eerder al een paar stukken, en ik hoef de argumenten niet uitgebreid te herhalen. We zien met dit systeem dat zaken die geen misdrijf zijn maar wel als “storend gedrag” worden bestempeld bestraft kunnen worden zonder dat de gebruikelijke rechtsgang wordt gevolgd en dus zonder dat de gestrafte de gebruikelijke rechten geniet. Het is een vorm van parallelle justitie die zich baseert op instant morele oordelen over “goed” of “fout” gedrag – een informalisering van jewelste van de rechtsorde. Het onderscheid tussen wat strafbaar en niet strafbaar wordt niet langer bepaald door wetten, maar wel door wat ik, jij of eender wie “niet kunnen” vindt. Subjectiviteit troef.

Het derde domein waarin we datzelfde fenomeen zien is dat van de migranten, vluchtelingen en asielzoekers, en hierop wil ik even dieper ingaan.

Geen kleinigheid

Vooreerst: het migrantendebat in dit land is al een kwarteeuw een uitgesproken moreel debat, waarbij met name de moslims het vaak moeten ontgelden. Gedragsmatige details zoals het dragen van een hoofddoek of het spreken van een andere taal onder mekaar werden eindeloos gemoraliseerd en verheven tot kwesties die onze samenleving aan het wankelen zouden kunnen brengen. Structurele maatregelen die de achterstandspositie van allochtone groepen zouden corrigeren werden uitgesteld omwille van dit soort moraliserende beuzelarijen.

En racisme werd slechts met grote omzichtigheid aangepakt, omdat “onze” mensen uiteraard om begrijpelijke redenen afwijzend stonden tegenover die onaangepaste vreemdelingen. Meer nog, politici ontdekten een politiek-retorische scoringsmachine wanneer ze racistische uitlatingen konden voorstellen als “de zaken durven zeggen zoals ze zijn”, de “parler vrai” die een “debat moest mogelijk maken” en die “taboes moest doorbreken” (linkse taboes, vanzelfsprekend). En uiteraard was elke anekdote goed genoeg om er het beste moraliserende kruit op te verschieten.

De beeldvorming over de vluchtelingencrisis van 2015 is deels een breuk met de structuren van dit lange debat, terwijl het er deels ook gewoon bij aansluit. Zeker de rechterzijde – Staatssecretaris Francken laat zich daarbij niet onbetuigd – wijst op de “rotte appels” die zich in de mand der vluchtelingen schuilhouden, en de chronologische samenhang van de exodus uit het Midden-Oosten met terreuraanslagen in Parijs gooit nog olie op het vuur.

De grote media produceren een niet-aflatende stroom van berichten die de dreiging bevestigen die uitgaat van die vluchtelingen: er zijn de echte of vermeende mensensmokkelaars, er was de massa-aanranding in Keulen, gevallen van verkrachting en geweldpleging, van diefstal, van vechtpartijen in opvangcentra, en zo meer. Francken komt telkens straf tussenbeide: wie zich niet aan onze waarden en normen houdt, die gaat eruit. Migratie en veiligheid staan weer netjes op een rij, en moralisering voorziet in het brugje tussen beide.

De verplichte cursus “omgaan met vrouwen” voor asielzoekers is in dit verband een prima voorbeeld. Vermits de opvang van vluchtelingen “solidariteit” vereist, en vermits men die solidariteit nu liever voorstelt als een organisch en subjectief gegeven, eerder dan als de wettelijke verplichting die ze in essentie is, luidt de boodschap dat vluchtelingen onze medewerking moeten verdienen door zich te gedragen als brave burgers. Doen ze dat niet, dan flikkeren we ze eruit.(1)

Er wordt dan ook opgeroepen (onder andere door De Wever en Vande Lanotte) om de Conventie van Genève “te actualiseren”, een aantal EU-lidstaten wenst enkel christelijke vluchtelingen op te nemen, men roept op om de grenzen te sluiten en hekken of muren te bouwen, en burgemeesters en gouverneurs in dit land roepen op om de vluchtelingen te laten stikken. Het regent dan ook klachten van mensenrechtenorganisaties over de aanpak en de opvang van de vluchtelingen in allerlei Europese landen. Immers, zowat alles waartoe men oproept is in strijd met internationale rechtsregels en verdragen die door alle EU-lidstaten zijn geratificeerd, die dus ongeacht de plaatselijke politieke windrichting uitgevoerd moeten worden, en die behoren tot het arsenaal van de internationaal geldende basisrechten van elke mens. Wie ze afneemt van een ander moet ook verdragen dat hij/zij ze zelf verbeurt. Het rommelen aan deze regels is dan ook geen kleinigheid.

‘Realisme’

Op 20 februari 2016 plaatste de voormalige voorman van “Rood”, Erik De Bruyn, een bericht op zijn Facebookpagina, dat als volgt begon:(2)

“De orthodoxen ter linkerzijde zullen mij wel weer een racist vinden. Of zelfs een ‘Pegida-trol’. Maar ik vind het totaal niet kunnen dat een groepje Afghaanse boeren in een asielcentrum een Syrisch meisje viseren omdat ze geen hoofddoek draagt.”

De tekst ging in op een incident dat breed uitgemeten was in de pers, waarbij een groep Afghaanse vluchtelingen slaags was geraakt met een groep Syrische vluchtelingen in het opvangcentrum van Leopoldsburg, naar verluidt omdat de Afghanen zich hadden beklaagd over het feit dat een Syrisch meisje geen hoofddoek droeg. De Bruyn vindt dat “niet kunnen”. Hij vervolgt:

“Die mensen komen hier geen veiligheid of vrede zoeken. Het allerbelangrijkste in hun leven zijn blijkbaar de bedorven religieuze principes in hun hoofd, en ze zijn bereid om daarvoor te vechten. In dat geval horen ze thuis in één of andere Afghaanse moddervallei.”

Eén van de conclusies die hij trekt uit de gebeurtenissen luidt dan ook:

“de ene asielzoeker is de andere niet. Theo Francken heeft mijns inziens gelijk als hij zegt dat geen zin heeft om asielzoekers per nationaliteit gescheiden te houden. Als die mensen enkel kunnen aarden bij hun volksgenoten of zelfs enkel onder een bepaalde sekte van hun volksgenoten dan zullen ze nooit aarden in onze samenleving en verknoeien ze het voor mensen die hier oprecht asiel aanvragen. Wie geen respect heeft voor een seculiere samenleving moet ook geen asiel aanvragen bij een seculiere samenleving.”

 Vanzelfsprekend is deze oproep geen “racisme” (enkel misschien, zoals De Bruyn aangeeft, in de ogen van “orthodoxen ter linkerzijde”). Neen, het is realisme dat de linkerzijde moet helpen wat “minder wereldvreemd” te staan tegenover deze kwesties. En dit om goede politieke redenen:

“ik ben het beu om de Europese publieke opinie verder te laten verrechtsen door een handjevol strak in de religieuze leer staande boeren, en ik doe nog maar eens een oproep aan de ‘kameraden’ van Groen, Rood en PVDA om hun standpunten terzake eens wat minder wereldvreemd te maken. Zoniet kan rechts de voortschrijdende irritatie over dit soort toestanden blijven gebruiken als breekijzer om onze sociale verworvenheden te ondermijnen.”

Dus, om de rechterzijde de adem te ontnemen moeten we dat soort “strak in de religieuze leer staande boeren” hier buiten houden. Ze kunnen immers blijkbaar “enkel aarden bij hun volksgenoten”, hebben “geen respect voor een seculiere samenleving” en zoeken hier per slot van rekening “geen veiligheid en vrede”. (De Bruyn blijkt dat allemaal met grote zekerheid te weten, al geeft hij ons geen inzicht in zijn bron van kennis hierover). Laat ze dus maar in hun “Afghaanse moddervallei”.

Het was opvallend hoeveel bijval deze uitspraken kregen in de Facebook-reacties.

Willekeur

Ik pik de tekst van Erik De Bruyn op, niet omdat die op zich zo bijzonder is en nog minder omdat ik De Bruyn persoonlijk wil kruisigen. Ik heb ‘m gekozen om aan te geven hoe ver de pensée unique al is opgeschoven naar standpunten die men onmogelijk kan aanvaarden vanuit een besef van het belang van de rechtsorde als hoeksteen van een seculiere samenleving.

Ook wie absoluut niéts meer heeft, blijft onvervreemdbare rechten behouden, want ze zijn absoluut en onvoorwaardelijk en vloeien voort uit het eenvoudige gegeven dat men nog altijd mens is, ook al heeft men er bitter weinig kenmerken van. De tekst van De Bruyn is gewoon een goed voorbeeld van de zorgwekkende tendens die ik hier beschrijf.

Immers, De Bruyn pleit er kennelijk voor om mensen met wie hij niet akkoord gaat, of niet aangenaam vindt, het recht op asiel te ontnemen – ze huldigen immers “bedorven religieuze principes” en “zijn bereid daarvoor te vechten”. Het aanhangen van “bedorven religieuze principes” is naar mijn weten geen strafbaar feit: het is een moreel oordeel dat voortvloeit uit De Bruyns eigen houding tegenover religie (“ik heb geen respect voor (bij)geloof. Ik tolereer het enkel”). Het is dus volkomen subjectief. Even subjectief is het criterium “respect hebben voor een seculiere samenleving”, dat wordt aangewend om te bepalen of men al dan niet màg asiel zoeken in zo’n seculiere samenleving. Via welke objectief meetbare elementen gaan we de hoeveelheid “respect” vastleggen bij asielaanvragers? En met welke parameters gaan we checken of hun religieuze principes “bedorven” zijn, dat het hier gaat om “boeren” die “strak in de religieuze leer staan”? Hoe gaan we trouwens dat onderscheid bepalen – in alle ernst en objectiviteit – tussen dat soort “boeren” die het niet echt menen en de “oprechtheid” van “mensen die hier oprecht asiel aanvragen”?

De Bruyn volgt hier een lijn die vele jaren terug werd uitgezet door de rechterzijde – ik gaf ze eerder aan – en die een informeel onderscheid inbouwt tussen zij die onze solidariteit verdienen en zij die dat niet doen. The deserving versus non-deserving heet het in het jargon van wat onder de neocons van George W. Bush bekend werd als “compassionate conservatism”: een systeem waarin de “goede” burgers, en zij alleen, bepalen wie mag meerijden op de trein van de welvaart en voorspoed, de vrede en veiligheid en het burgerschap. De voorwaarden daarvoor zijn onbepaald en onbeperkt: ze zijn volkomen subjectief en dus rekbaar, toepasbaar op individuen zowel als op enorme groepen mensen (zoals Moslims), en bovendien à la tête du client toepasbaar. Men hoeft in het geheel niet consequent of rechtlijnig te zijn in hun toepassing, want de rechtsorde is gewoon vervangen door de willekeur van zij die de lakens uitdelen. Absolutisme van de elites, met andere woorden. En ook wat vroeger de “progressieve zijde” heette doet er vlijtig aan mee.

Die willekeur, daar wil men onder progressieven al wel eens voorzichtig rond fietsen door allerhande pseudo-objectieve criteria in te roepen. Luckas Vander Taelen heeft het graag over onze waarden en normen (net als Bart De Wever, Theo Francken en Filip De Winter overigens), al is het al heel lang wachten op een sluitend lijstje daarvan; en Etienne Vermeersch ziet de fundamentele teneur van de Koran en de ‘achterlijkheid van de moslimwereld’ als bepalende criteria (net als vader en zoon Van Rooy, Geert Wilders en Filip De Winter overigens). De Bruyn zoekt het in een wat onduidelijk onderscheid tussen Afghanistan en Syrië-Irak:

“Syrië en Irak zijn niet gelijk aan Afghanistan. In de eerste twee landen is een uitgesproken oorlog aan de gang tussen obscurantisme en moderniteit. In Syrië wordt het regime geviseerd door de reactionaire islam, niet omdat het een dictatuur is maar omdat het een seculier regime is. En door het westen omdat het een staatsgeleide economie is.”

We nemen aan dat Afghanistan anders is dan Syrië en Irak (maar wachten op bijzonderheden), en dit is voldoende voor De Bruyn om de Afghaanse “boeren” als groep het recht op asielaanvraag te ontzeggen in onze “seculiere samenleving”, ook al eist nét het seculiere karakter van onze samenleving precies het tegenovergestelde. Want men is de term “seculier” gaan begrijpen als “atheïstisch” – waar het niets mee te maken heeft – en is vergeten dat de term precies die open en verlichte rechtsorde aanduidt.

Outer en heerd

Nodeloos te zeggen dat onze bevoegde Staatssecretaris zich met graagte in dit debat mengt. Hij liet weten dat het ontoelaatbaar is dat de Afghanen in kwestie een Syrisch meisje onder druk zetten om een hoofddoek te dragen. Ontoelaatbaar? Het valt misschien in de categorie van slechte manieren, maar wat Francken hier beschrijft is geen misdrijf. Het is een zaak van privé-overtuigingen die, als er geen vechtpartij op was gevolgd, op geen enkele wijze te bestraffen zou zijn. Hij kan het wel “ontoelaatbaar” vinden, maar voor de wet is het volmaakt toelaatbaar. En maar goed ook, want mensen hebben in dit land nog altijd recht op onfrisse, foute en onbetamelijke meningen – en ik reken Francken tot degenen die ze vlot en genereus produceren.

Francken, we zijn dit gewend geraakt, is van mening dat ook deze individuele vrijheid selectief moet aangewend worden. Immers:

“Dat ze hun plan maar trekken, als ze denken dat het noodzakelijk is om een meisje onder druk te zetten, hun wetten te komen stellen en amok te maken”, zegt hij. “Waarom zouden wij daar dan zoveel geld insteken? Dat moet je mij eens uitleggen.”

En hij wil dus onderzoeken of asielzoekers die “zich misdragen” – hoe? en volgens welke criteria? – van alle opvang kunnen uitgesloten worden. Het antwoord ligt voor de hand: zijn juridische adviseurs zullen hem dat met grote stelligheid afraden omdat er geen rechtsgronden voor bestaan. Maar ja, onze Staatssecretaris leeft nu eenmaal in een wereld waarin hij één beleid voert in woorden en een heel ander moet voeren in daden. In zijn discours gaat hij stelselmatig de weg op van de ontoelaatbare informalisering van de rechtsstaat en werpt hij zich op als de zedenmeester des volks die naar eigen inzicht beslist wie mag blijven en wie niet. En zoals we merken bij De Bruyn slaat dat liedje bijzonder goed aan. De Allerhoogste zij geprezen dat er nog zoiets als een wettelijk kader is, en dat met name Francken zich moet houden aan juridische regels die vér boven zijn Vlaamse outer en heerd beslist en beheerd worden.

Slagveld

We worden dus bedolven onder dit soort informaliseringen van zaken die geen enkele informalisering verdragen. We hebben het over “radicalisering”, bijvoorbeeld, en doen alsof die term een simpele en eenduidige beschrijver is van een feitelijke, waarneembare toestand. Terwijl de term een gradatie uitdrukt, en dus meteen de vraag naar een nulpunt stelt, en bovendien een evaluatieve term is – een morele code voor “fout”.

We horen onze beleidsmensen in de media praten over zaken “die niet door de beugel kunnen”, ook al zijn ze perfect legaal en horen ze, in de originele versie van democratie, tot de private levenssfeer waarop de beugel van de overheid niet mag toegepast worden. En voor dat soort zaken zoekt men dan alternatieve vormen van sanctie – de GASboetes kennen we al, en Francken stuurt asielzoekers wegens wangedrag naar gesloten centra of wil hen, zoals we zagen, elk recht op opvang ontzeggen. Want strengheid, eerder dan gerechtigheid, is blijkbaar de kern van ons rechtsbestel geworden.

Men moet goed beseffen wat men daarmee aan erosie blootstelt. Het is die rechtsorde die een niveau van veiligheid schept voor elk van ons, waarbij onze politieke vijanden, wanneer ze de macht in handen hebben, ons niet onbeperkt kunnen lastig vallen en schade berokkenen. Het is dus die rechtsorde die het “politieke” niveau in een samenleving als de onze beperkt tot meningsverschillen die als meningsverschil moeten beslecht worden en niet als vergrijp. Het is precies de afwezigheid van die rechtsorde die mensen op de vlucht jaagt en die hen asiel doet aanvragen elders in de wereld, waar die orde nog geldt. Het verwijt dat we nu bijna dagelijks horen uit de mond van vluchtelingen, dat wij die orde schenden, is dus onverdraaglijk voor elke burger die het goed meent met z’n samenleving. Want als vluchtelingen zich in een samenleving als de onze niet langer veilig voelen betekent dat, dat ook wij zelf niet langer veilig zijn.

Ik vind het dan ook “niet kunnen” dat men daarmee zo lichtzinnig omspringt, emotionele oprispingen verheft tot politieke visie, vooroordelen tot realisme, en geen enkele zin vertoont om hierover even rustig na te denken. Ik hoop dat men mijn gezeur hierover vergeeft: de rechtsstaat is stilaan een slagveld aan het worden, en er moet meer volk op dat slagveld staan om de waarde ervan te verdedigen.

%%%%%

[PS. Heb ik hiermee nu iets goedgepraat, een taboe verklaard, de kop in het zand gestoken of wat men ook aan “orthodox links” wenst te verwijten? Ik denk het niet. Want een moordenaar of verkrachter heeft nog altijd asielrecht, ook al zal hij terzelfder tijd voor een strafrechter moeten verschijnen. Er zijn dus rechtsmiddelen genoeg om elke wetsovertreding te vervolgen zonder dat men aanvullende sancties uitspreekt, en er bestaat in een rechtsstaat geen enkele rechtvaardiging voor het straffen van onschuldigen. In de twee gevallen begaat men het tegendeel van gerechtigheid: discriminatie. Het laten gelden van rechten is iets geheel anders dan “straffeloosheid”: het betekent dat de straf via de geijkte en legitieme wegen wordt toebedeeld. Wie law and order wil zal zich door mij dan ook niet tekort gedaan weten. Ik heb, denk ik, eerder een verzwegen probleem aangekaart, een taboe eigenlijk: dat de manieren waarop men al een kwarteeuw omgaat met het zogeheten “migrantenprobleem” de kern van dat probleem vormen, en dat men daar echt, dringend, moet over nadenken.]

Voetnoten

(1) Die moralisering – ik geef dit even mee – behoort tot de kern van de N-VA ideologie, is door Bart De Wever uitvoerig besproken, en sluit aan bij de traditie van de anti-Verlichting, waarin niet wetten maar morele waarden en normen de mate van burgerschap (en de daaraan gekoppeld rechten) bepalen.

(2) De tekst op de Facebook-pagina (20/2/2016) van Erik De Bruyn, in extenso, luidt als volgt.

De orthodoxen ter linkerzijde zullen mij wel weer een racist vinden. Of zelfs een ‘Pegida-trol’. Maar ik vind het totaal niet kunnen dat een groepje Afghaanse boeren in een asielcentrum een Syrisch meisje viseren omdat ze geen hoofddoek draagt. Die mensen komen hier geen veiligheid of vrede zoeken. Het allerbelangrijkste in hun leven zijn blijkbaar de bedorven religieuze principes in hun hoofd, en ze zijn bereid om daarvoor te vechten. In dat geval horen ze thuis in één of andere Afghaanse moddervallei. Waarmee ik trouwens ook niet alle Afghanen over één kam wil scheren. De Afghaanse poetsman op mijn werk vertelde me bijvoorbeeld dat er enkele maanden geleden in Kaboel een miljoenenbetoging was tegen religieus sectarisme en tegen het onvermogen van de regering om daar iets tegen te doen. De Afghaanse regering kwam er bijna door ten val.

Ik trek uit de gebeurtenissen verschillende conclusies.

Ten eerste: Syrië en Irak zijn niet gelijk aan Afghanistan. In de eerste twee landen is een uitgesproken oorlog aan de gang tussen obscurantisme en moderniteit. In Syrië wordt het regime geviseerd door de reactionaire islam, niet omdat het een dictatuur is maar omdat het een seculier regime is. En door het westen omdat het een staatsgeleide economie is.

Ten tweede: de ene asielzoeker is de andere niet. Theo Francken heeft mijns inziens gelijk als hij zegt dat geen zin heeft om asielzoekers per nationaliteit gescheiden te houden. Als die mensen enkel kunnen aarden bij hun volksgenoten of zelfs enkel onder een bepaalde sekte van hun volksgenoten dan zullen ze nooit aarden in onze samenleving en verknoeien ze het voor mensen die hier oprecht asiel aanvragen. Wie geen respect heeft voor een seculiere samenleving moet ook geen asiel aanvragen bij een seculiere samenleving. 

Ten derde: het al dan niet dragen van een hoofddoek is in bepaalde moslimmiddens geen vrijblijvende zaak maar een verplichting. Ik pleit voor het recht om een hoofddoek of desnoods een spaghettivergiet of wat dan ook op je hoofd te zetten (behalve voor de klas of aan het loket van een openbare dienst) maar ik verdedig even sterk het recht om er géén te dragen. 

Ten vierde: ik ben het beu om de Europese publieke opinie verder te laten verrechtsen door een handjevol strak in de religieuze leer staande boeren, en ik doe nog maar eens een oproep aan de ‘kameraden’ van Groen, Rood en PVDA om hun standpunten terzake eens wat minder wereldvreemd te maken. Zoniet kan rechts de voortschrijdende irritatie over dit soort toestanden blijven gebruiken als breekijzer om onze sociale verworvenheden te ondermijnen. 

Ten vijfde: ik heb geen respect voor (bij)geloof. Ik tolereer het enkel.

Het debat is geopend.

take down
the paywall
steun ons nu!