De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

De ideeënstrijd in Frankrijk: postkolonialisme, intersectionalisme, identiteitsdenken… Over Michel Wieviorka, islamogauchisme en wetenschappelijk onderzoek, deel 2

De ideeënstrijd in Frankrijk: postkolonialisme, intersectionalisme, identiteitsdenken… Over Michel Wieviorka, islamogauchisme en wetenschappelijk onderzoek, deel 2

zondag 23 mei 2021 06:12
Spread the love

 

Michel Wieviorka

Niet het veronderstelde islamogauchisme is het probleem aan de Franse universiteiten, zegt de socioloog Michel Wieviorka, maar de neergang van het wetenschappelijk debat. Er is een schadelijk klimaat ontstaan waarin onderzoekers elkaar gaan zien als vijanden die met haat, verdachtmakingen en beschuldigingen moeten worden bestreden via de media en waarin de academische vrijheid niet meer telt. Lessen worden verstoord, lezingen geschrapt, sprekers geweerd, onderwerpen bestreden, begrippen taboe verklaard…

 

Vanuit rechtse hoek wordt op hetzelfde moment iets gelijkaardigs geponeerd. Gelijktijdig met het essay waarin Michel Wieviorka zijn diagnose brengt, publiceerde de essayiste en journaliste van Le Figaro Eugénie Bastié ‘La guerre des idées. Enquête au coeur de l’intelligentsia française’.  Aan het slot van haar boek stelt zij: “(…) wij beleven de terugkeer van de geëngageerde intellectueel en de mooie droom (de utopie?) van een publieke ruimte waarin lichtjes verschillende opinies beleefd de confrontatie zouden aangaan is veranderd in een arena waarin ongenadig strijd wordt gevoerd tussen resoluut antagonistische standpunten. Het debat heeft plaats gemaakt voor de strijd. Met als erge resultaten: de terugkeer van de banvloek, de ideologische diskwalificatie, de weigering van pluralisme. En met als goede resultaten: de passie voor het dispuut, de indruk dat ideeën weer de wereld kunnen veranderen, en het einde van bepaalde taboes.” (a.w. 279-280)

 

Maar Eugénie Bastié, die voor haar boek gepraat heeft met de rechtervleugel van de Franse intelligentsia, wijt de problemen aan links. “Wie heeft systematisch de instellingen gedeconstrueerd, het begrip autoriteit ondermijnd? Wie heeft beweerd dat ‘de waarheid’ niet bestaat en dat er alleen maar subjectiviteit is? Wie heeft, achter de meest banale uitspraken verborgen machtsstructuren gezocht? Wie heeft de meest eenvoudige evidenties ontmanteld in naam van de strijd tegen het vooroordeel? Er bestaat geen realiteit, er is alleen maar taal, er zijn geen feiten, er zijn alleen maar interpretaties, het realisme is reactionair: dat is wat al veertig jaar aan de westerse universiteiten onderwezen wordt. (…) Door de waarheid te relativeren, door er een antieke metafoor van te maken aan de universiteiten, heeft postmodern links het terrein voorbereid en het ontstaan van monsters mogelijk gemaakt die het nu niet meer kan bestrijden.” (a.w. 281)

 

Dat is allemaal nogal generaliserend, vaag, simpel en reactionair. De afkeer van een kritische benadering van instellingen, autoriteiten en denkschema’s druipt eraf. Voor Bastié is de vraag niet of de kritiek klopt, of de gebruikte onderzoeksmethodes en argumentaties correct zijn? Die vraag wordt vervangen door de verwerping van de vraagstellingen: je hoort dat allemaal niet te doen!

 

Verschuivingen in het wetenschappelijk onderzoek over racisme

 

Hoeveel interessanter is dan het veel dunnere boek van Wieviorka, die de concrete evolutie van de sociale wetenschappen gedurende de voorbije decennia schetst en genuanceerd ingaat op de omstreden thema’s en daarbij het bruikbare en het ontspoorde probeert te onderscheiden. Om te beginnen bespreekt hij het racismedebat. Oorspronkelijk was racisme een biologisch gefundeerd begrip: het sloeg op kleur van huid en ogen, op haarsoort, op vorm van hoofd en bouw van lichaam enz. De daarop gebouwde indeling van mensen kon gebruikt worden voor discriminatie en uitbuiting. Daar tegenin ontwikkelde zich een racismekritiek die de koppeling van biologische kenmerken aan intelligentie, beschaving en ondergeschiktheid of superioriteit bestreed.

 

Maar op het einde van de jaren zestig doen er zich in de VS twee belangrijke ontwikkelingen voor, die met vertraging (en met een tussenstop in het VK) Frankrijk zullen bereiken en het intellectuele debat zullen veranderen. Vanuit de Amerikaanse strijd voor burgerrechten voor de zwarten ontwikkelt zich het concept van ‘institutioneel’ racisme (Stokely Carmichael en Charles Hamilton, Black Power, 1967), dat ook indirect racisme, systemisch racisme of staatsracisme zal genoemd worden. Ook waar er officieel geen racisme bestaat en waar mensen racisme afwijzen, blijken er immers vooroordelen en sociale mechanismen aan het werk die racistische discriminatie creëren of instandhouden. (1)

 

Op het einde van de jaren zeventig komt daar in de VS nog iets bij, eerst vanuit de politieke psychologie: het concept van cultureel racisme. Zwarten zijn anders, onaangepast, niet assimileerbaar en onbruikbaar in het sociale leven. Ze willen liever niet werken, geloven niet in de Amerikaanse mythe dat je jezelf kan opwerken, vormen een bedreiging voor de moraal en de cultuur van de natie. In tegenstelling tot de eerste ontwikkeling, die er lang over deed om Frankrijk te veroveren, vond de tweede snel weerklank. Ze viel binnen een aanwezige tegenstelling, die tussen het republikeinse “universalisme” (alleen over individuele burgers praten en die verdedigen) en het “democratische” standpunt dat minderheden als groep moeten worden gezien, gerespecteerd en verdedigd.

 

Maar ondanks deze tweedeling in de visie, was de antiracistische (waaronder ook antisemitische) actie gebaseerd op een gemeenschappelijke basis, beide strekkingen behoorden tot hetzelfde kamp. Ook in de wetenschap was er, over alle theoretische meningsverschillen heen, een gemeenschappelijke basis van discussie, ontmoeting, zowel internationaal als nationaal. Over het algemeen stond het wetenschappelijk onderzoek in contact met de politiek en had het banden met organisaties en instellingen die het racisme bestreden.

 

Vandaag is het intellectuele landschap van het onderzoek naar racisme en antisemitisme grondig veranderd en blijkt het heel moeilijk communicatie en systematische en open gedachtenwisseling tussen onderzoekers te realiseren. (Om die te verbeteren werd in 2018 het PIRA opgericht, een internationaal platform op dit terrein.(2) ) In dat landschap is er geen duidelijke structuur van groepen die bepaalde paradigma’s volgen, maar wel een netwerk waarmee Wieviorka het moeilijk vindt om te communiceren of samen na te denken: de postkoloniale of dekoloniale denkwereld. Twee verschillende stromingen die nu zowat versmelten, maar een verschillende oorsprong en inspiratie hebben. Het dekolonialisme ontstond in Latijns-Amerika en had veel aandacht voor het koloniale wereldsysteem, de kapitalistische overheersing en uitbuiting en de rol van het “ras” daarin. Het postkolonialisme, meer geworteld in de Angelsaksische wereld, was vooral gericht op de cultuur.

 

Racisme en racialisering

 

Deze stromingen leidden tot een verschuiving in het taalgebruik: naast het klassieke begrip “racisme” kwam de term “racisering” of “racialisering” op: het maatschappelijk proces waarmee mensen een ras wordt toegekend met bepaalde, vaak zeer negatieve consequenties. Dit begrip was al door de Franse onderzoekster Colette Guillaumin voorgesteld in 1972, maar werd pas veel later gangbaar, door de invloed van de VS, waar het populair was.

 

Binnen de de- of postkoloniale denkwereld is er een strekking die het ras als het belangrijkste begrip en probleem ziet, en zich onderscheidt van de intersectionalisten, een strekking die de cumulatie van discriminaties het belangrijkst acht. Als je zwart bent, en vrouw en lesbisch, zit je op een snijpunt van achterstellingen, en dat is het grote probleem. Een stroming als de PIR (Parti des indigènes de la République) daarentegen ziet het “ras” als het centrale probleem en richt zich daarop.

 

Terwijl het concept “ras” in de jaren tachtig maar weinig aandacht kreeg in het wetenschappelijk onderzoek, geldt het vandaag meer en meer als een pertinent begrip. Maar de racialisatietheorieën worden ook zwaar bekritiseerd vanuit een bepaalde republikeinse hoek, die ze verdenkt van racisme, o.a. anti-blank racisme.

 

Het begrip intersectionaliteit heeft Wieviorka al uitvoeriger besproken in zijn vorige boek (Pour une démocratie de combat, 2020, 107-119). Hij acht het nuttig, maar vindt de politieke en militante toepassingen ervan verbijsterend, “telkens als die ertoe leiden dat het slachtoffer dat verschillende discriminaties cumuleert tot een historisch voorbeeld van de toekomstige emancipatie van de mensheid gemaakt wordt, een soort postkoloniale vervanging van wat het arbeidersproletariaat was in de communistische verbeeldingswereld.

En wat met het antisemitisme?

 

 

In het oeuvre van Wieviorka is het onderzoek van het antisemitisme een belangrijk onderdeel van het onderzoek van het racisme. Hoe zit dat in de postkoloniale milieus? “De postkoloniale, identitaire en intersectionalistische denkwereld en wat daar omheen hangt vertonen het beeld van engagement dat maar zelden de drager is van een actieve mobilisatie over of tegen het antisemitisme. De steun voor de Palestijnse zaak, het verzet tegen de politiek van de Israëlische regering en in sommige groeperingen, zoals de Parti des Indigènes de la République (PIR), de ontkenning van het bestaansrecht van de staat Israël creëren een kloof naar de mogelijkheid van een gemeenschappelijke strijd die expliciet racisme en antisemitisme omvat. Onder de spelers die zich beroepen op deze denkwereld zijn de meest extreme niet altijd vrij van Jodenhaat in het algemeen; kijk naar het PIR. De kwestie van het anti-zwarte racisme wordt er doorgaans naast de haat tegenover moslims of immigranten uit de arabisch-islamitische wereld geplaatst, maar kan er ook ver van verwijderd zijn. Het PIR concentreert zich op de “inboorlingen” en dat zijn vooral de afstammelingen van de Maghrebijnse immigratie.”

 

“Ook al is het zo dat de groepen die op de eerste plaats tegen de islamofobie strijden of tegen de discriminatie van de ‘geracialiseerden’ zich meestal niet engageren in de strijd tegen het antisemitisme, toch zijn er uitzonderingen, zoals het collectief Lignes de crète, of enkele universitairen zoals Tal Bruttmann, die de twee strijdpunten weten te combineren.” (3)

 

(Wordt vervolgd)

  1. Het gebruik van het begrip “institutioneel racisme” wordt Wieviorka verweten in de laag-bij-de-grondse Tribune van Taguieff e.a. in Marianne: Wieviorka “heeft regelmatig het multiculturalisme verdedigd tegen het republikeinse universalisme, en ook (…) het polemische begrip van ‘institutioneel racisme’, dat onder de naam ‘systemisch racisme’ vandaag ravages aanricht, voordat hij deed alsof hij zich bedacht had door in 2017 het daarvan afgeleide begrip ‘staatsracisme’ te veroordelen (…)” Hoe het begrip systemisch racisme ravages kan aanrichten wordt niet verduidelijkt, en dat systemisch racisme en staatsracisme niet zonder meer synoniemen zijn is evident.
  2. https://www.fmsh.fr/fr/recherche/30674
  3. https://www.lignes-de-cretes.org/   en https://www.facebook.com/Lignes-de-Cr%C3%AAtes-400565207088480/

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!