Zoals het op de zij liggen van zijn gemergeld lichaam
iets heeft van een dood veulen dat slaapt in het gras,
stilletjes droomt van een leven buiten de wei en dan sterft,
zo legt deze man zich neer en slaapt.
Al buigen duizend ogen over hem neer,
in kranten, op de buis of op het net.
Er is niemand die hem als bruid
over de drempel draagt.
Hij is uit zijn lijf gestegen.
Staart naar dagen.
Krast op de muur,
van rechts naar links.
Strepen in groepen van vier.
De vijfde gaat er liggend door.
Als spijkerschrift, een telraam,
monotoon tot de vierde streep,
de strohalm, die boog en knakte,
heeft een vale kleur.