De Hongerige Stad van Carolyn Steel (foto boekcover uitgeverij Nai)
Nieuws, Wereld, Milieu, Samenleving, Recensie, Duurzaamheid, Ecologische economie, Carolyn Steel, De hongerige stad, Voedselproductie -

‘De Hongerige Stad’: pleidooi voor een ‘cultuur van het eten’

Op 15 februari verscheen het eerste deel van deze tekst over het boek 'De Hongerige Stad' van de Britse Carolyn Steel die dinsdag een lezing geeft in het STUK in Leuven. In dit tweede deel leggen we graag enkele extra inzichten uit het boek op de keukentafel.

maandag 18 februari 2013 15:30
Spread the love

1. De gemeenschappelijke grond

Er is de laatste tijd heel wat te doen rond de ‘commons‘: een term die slaat op datgene wat mensen samen beheren, relatief los van markt en staat. Terecht wordt het beschouwd als een belangrijk alternatief voor de opbouw van een duurzame samenleving.[i]

Hierbij wordt dikwijls teruggegrepen naar historische voorbeelden, en dan in het bijzonder wat er in Engeland gebeurde met de gemeenschappelijke landbouwgronden. Carolyn Steel toont in haar boek dat de geschiedenis complexer is dan we denken. In het klassieke schema gingen deze commons, weliswaar in een feodaal kader, verloren doordat ze ‘omheind’ werden, zeg maar geprivatiseerd.

Dit gebeurde inderdaad in het Engeland van de 17[de] eeuw en wel onder stimulans van het parlement. Steel geeft aan dat deze veranderingen verbonden waren met de noodzaak om de uitdijende stadsbevolking te voeden. Hieruit zou je een eenvoudig verhaal kunnen putten van privatisering door (neo)liberalen die arme boeren van hun grond beroven. Voor een stuk klopt dit.

Maar Steel vertelt ook hoe in delen van Italië al in de 13[de] eeuw een eind werd gesteld aan het feodale lijfeigenschap. Omdat veel Italiaanse comuni het nut van maximale landbouwopbrengsten inzagen, stelden ze de lijfeigenen in vrijheid zodat ze zich konden vestigen als kleine boeren met eigen grond, die werden aangespoord om het land productiever te maken. In 1257 liet Bologna zesduizend lijfeigenen in één keer vrij, in ruil voor jaarlijks de helft van hun oogst.

Of hoe het kapitalisme in verschillende delen van Europa in verschillende tijden op verscheiden wijze het licht zag. De gezamenlijke vaststelling is wel dat het feodale systeem enkel in staat was om net een plattelandsbevolking te voeden, en geen groeiende steden.

2. Veerkracht verdwijnt

In een wereld vol verandering krijgt niet toevallig het concept veerkracht meer en meer aandacht. Het slaat op het vermogen van een systeem om haar functies te behouden als er schokken optreden. Het lijkt zo evident dat we er niet meer bij stil staan: we kunnen als mens niet zo lang zonder voedsel, dus is een veerkrachtig voedselsysteem belangrijk.

Maar voorlopig doet het huidige voedselsysteem, in handen van een beperkte groep multinationals, juist het omgekeerde. Nog nooit waren we zo afhankelijk van wereldwijde voedseldistributiesystemen waarvan de private eigenaars niet geïnteresseerd zijn in veerkracht.

Een eerste cruciale factor die dit systeem draaiende houdt, zijn de internationale transportkosten. Die worden kunstmatig laag gehouden. De dag dat dit niet meer lukt (peak oil, een militair conflict in het Midden-Oosten, …) zal de voedselvoorziening een serieuze duw krijgen.

Een tweede cruciale factor om de veerkracht van het voedselsysteem te bewaren, is zorg dragen voor de diversiteit op niveau van soorten, variëteiten en genen. Maar de monocultuur op het veld en in de supermarktrekken doet juist het omgekeerde. Terwijl we allemaal hetzelfde in de supermarkt kopen, verdwijnt de grote biodiversiteit aan lokale landrassen met rasse schreden: ongeveer dertig procent van de 4500 levende soorten landbouwdieren is met uitsterven bedreigd. Voor landbouwgewassen ziet de toestand er niet beter uit.

Zo geeft Steel bijvoorbeeld het relaas van de dominante bananensoort die men overal ter wereld teelde, voordat ze werd weggevaagd door een schimmelziekte. De bananenteeltindustrie kon enkel gered kon worden omdat er een wilde banaan werd ontdekt in India die resistent bleek tegen de ziekte!

Deze gegevens uit De Hongerige Stad staan niet op zich. Wie er bijvoorbeeld het rapport Global Biodiversity Outlook 3 uit 2010 op naslaat, vindt hetzelfde weinig opbeurende nieuws. Zo is in China het aantal lokale rijstvariëteiten dat verbouwd wordt gedaald van 46.000 in de jaren 1950 tot iets meer dan 1.000 in 2006.[ii]

3. Markt en supermarkt

Steel schrijft dat supermarkten en steden eigenlijk niet goed samen gaan. Gezien het feit dat de rol van historische stadscentra in het openbare leven voornamelijk die was van het kopen en verkopen van voedsel, zijn supermarkten niet alleen tegenstrijdig met het idee van de hoofdwinkelstraat, maar ook met het hele concept van wat een stad is.

Voor Steel is de supermarkt van vandaag een onpersoonlijk tankstation: pitstops in dienst van de ratrace van het leven. Supermarkten ondersteunen persoonlijke leefstijlen, geen maatschappelijk gedrag. En alles wat te maken heeft met het kweken en bereiden van voedsel is uit het openbaar leven in de stad verdwenen. In vergelijking met heel wat steden die we kennen uit verre reizen lijken de Europese steden leeg en de straten verlaten, we leven nog in een leeg omhulsel.

Nochtans zijn onze middeleeuwse steden gegroeid in functie van de toevoer van voedsel naar de centraal gelegen marktplaatsen. Heel veel markten bevinden zich dan ook al eeuwen op dezelfde plek. Zelf was ik bijvoorbeeld verwonderd toen ik ontdekte dat de Vrijdagmarkt in Gent al zeker sinds de 15[de] eeuw een marktplaats is, en dat vandaag dus nog altijd is. En als je dan nadenkt over de herkomst van namen van pleinen en gebouwen als de Groentenmarkt, de Korenmarkt, het Vleeshuis, het Korenmetershuis, enz. dan besef je pas hoezeer de ontwikkeling van de stad bepaald werd door voedsel.

In Deel I schreef ik al dat Steel het onderscheid tussen Londen en Parijs in de verf zet. En ook op vlak van markten is er weer het opvallende verschil tussen Londen en Parijs. In het pre-industriële Parijs werd de precaire voedselbevoorrading nog verergerd door het feit dat bijna de gehele hoofdstad vanuit één enkele centrale markt van voedsel werd voorzien: De Hallen. In Londen waren er over de hele stad verspreid markten, met elk hun eigen aanbod van levensmiddelen. De Hallen weerspiegelden de rationeel opgezette, gecentraliseerde voedselvoorziening van Parijs zo eigen aan de Franse kijk op staatsordening.

De centrale rol van markten verdween met de komst van de spoorwegen, wat meteen de intrede van de winkelstraat betekende. Later, in de tweede helft van de negentiende eeuw, introduceerde een zekere Thomas Lipton het concept reclame in de Britse levensmiddelensector, en met succes, zoals menig theedrinker weet.

De innovaties volgen elkaar nadien snel op. In 1916 opende de eerste zelfbedieningswinkel in de VS, wat al snel navolging kreeg. En met de opkomst van de auto, in combinatie met huishoudenkeukens uitgerust met koelkasten, komen we dicht bij het winkelapparaat zoals we het vandaag kennen.

Voor Steel komt stadsvernieuwing met supermarkten overeen met stadsvernieling omdat ze het sociale en materiële weefsel van de steden veranderen en daarmee het karakter van stedelijkheid zelf. Straten en pleinen voorzien in iets wat supermarkten nooit kunnen: een gezamenlijke ruimte waarmee mensen zich identificeren en waar zij een belang in hebben.

In navolging van Augé stelt Steel dat het gedeelde ruimten zijn: zowel in gebruik als in eigendom vormen ze de basis van het stedelijke publieke domein. Markten in de stad zijn in feite onmisbaar voor het stedelijk leven. En in een stad als Barcelona weten ze dat: daarom is het supermarkten bij wet verboden om verse voedingswaren op de begane grond te verkopen, zodat ze niet kunnen concurreren met de 43 markten in de stad. Wie van de toeristen had dat al door?

Steel besluit haar beschouwing over markt en supermarkt scherp: de strijd om voedsel gaat niet alleen om wat we eten, maar over de samenleving zelf. Het openbare leven is het maatschappelijke bindmiddel van steden en de openbare ruimte is daarvan de fysieke uitdrukking. Willen we in de toekomst in een supermarktstad leven of niet, die kwestie hebben we zelf in handen.

4. Aan tafel

Wie al een keer in de Verenigde Staten is geweest weet het: ook tussen Westerse landen zijn er grote verschillen op vlak van tafelmanieren. Langs de andere kant leven we ook in een geïndividualiseerde samenleving waar collectieve eetrituelen grotendeels verdwenen zijn. Zo is er het verdwijnen van de periode van vasten die werd vervangen door het persoonlijke lijnen.

Volgens Steel lijkt het wel alsof dit speciaal bedacht is om ons in een ellendig, op eten gefixeerd isolement te storten: heel wat anders dan de louterende ervaring van het geritualiseerde, gemeenschappelijke vasten. De grote waarde van eten vroeger, toen honger nog een reële ervaring was, maakte van eten een zeer bewust proces en elke maaltijd gaf aanleiding tot dankzegging.

Nu snacken, knabbelen en zwelgen we de hele dag door, vaak op onszelf en zonder dat we ons ervan bewust zijn. Als voedselrituelen een diepe boodschap met zich meedragen, zoals wat het betekent om mens te zijn, bevinden we in ons in penibele tijden, aldus Steel.

Dat een gedeelde maaltijd het samenzijn sterk uitdrukt, vinden we trouwens terug in het woord compagnon, afgeleid van het Latijn (cum, samen + panis, brood): met iemand met wie we eten delen, voelen we ons verbonden. Gezamenlijke maaltijden hebben de grote kracht om banden tussen mensen te smeden.

En als we over eten spreken, moeten we het natuurlijk ook over fastfood hebben en de daarbij horende ketens. De eerste hamburgerketen zag in 1921 het licht onder de naam White Castle en benadrukte veilig eten onder de vorm van hygiëne, zichtbaarheid en voorspelbaarheid.

Deze formule werd later overgenomen door de man achter McDonalds, Ray Kroc. Zijn geheime wapen was de analyse van bevolkingscijfers en ruimte. Richtte hij zich eerst op arbeidersgezinnen met kinderen, dan mikte hij vanaf de jaren ’70 op nieuwe doelgroepen in de binnenstad, die werden omschreven als ‘ronddolende impulseters die niet erg merkvast waren’. McDonalds telt ondertussen 30.000 restaurants over heel de wereld…

Steel verklaart het succes van fastfood doordat ze de relatie met eten hebben veranderd: fastfoodketens geven ons het veilige gevoel dat we met velen zijn, dat we niet alleen zijn als we eten. Het is voedsel dat belooft je vriend te zijn, terwijl het meest tragische natuurlijk is dat het een zoeken is naar een vervulling die nooit komt.

Het geeft geen blijvende verzadiging maar werkt integendeel verslavend. Het zijn suiker- en caloriebommen die onze lichamelijke huishouding grondig verstoren. En omdat fastfood los staat van elke maatschappelijke bedding, verwijdert het de laatste rem op onze neiging om ons als het maar even kan als labradors te gedragen. Waarbij we meer en meer brol tot ons nemen.

Mensen die verzot zijn op fastfood behandelen als stoute schoolkinderen is volgens de auteur echter niet de oplossing. Obesitas is de lichamelijke manifestatie van onze losgeslagen, geïndustrialiseerde voedselcultuur, een cultuur waarin voedsel niet wordt gewaardeerd en niet wordt begrepen. We moeten dus heel onze voedselcultuur herzien. We moeten weer een band krijgen met de cultuur van voedsel en een nieuw besef krijgen van wat voedsel is.

5. Het bestek terug in handen nemen

De cruciale vraag is dan ook hoe we werk kunnen maken van ecosteden die op basis van heilzame kringlopen de balans herstellen tussen economie, welzijn en milieu. Hierbij moet de duurzame inrichting hand in hand gaan met ecologische levensstijlen. Wat ben je bijvoorbeeld met een duurzaam ingerichte stad als de bewoners ervan (te) goedkoop voedsel van elders blijven kopen?

Geen naïeve vraag als je weet dat de levering van voedsel aan Europese steden instaat voor zo’n 30 procent van hun totale ecologische voetafdruk. Groene steden zullen dus ook de wijze waarop ze gevoed worden moeten herzien. En dat is geen geringe opgave in een mondiale economie waarin de voedselvoorziening een sterk geconcentreerd, gevestigd, bijna autonoom netwerk is.

In haar zoektocht naar antwoorden verwijst Steel naar de utopische traditie. Niet dat we dergelijke utopieën letterlijk moeten nemen, maar er valt wel wat uit te leren. Zo benadrukken ze het belang van het collectieve: gemeenschapsgeld invoeren, plaatsen om samen eten, enzovoort. Tevens zijn het geïntegreerde denkoefeningen, interdisciplinair, met oog voor samenhang. En ze waarschuwen ons voor de gevaren van kortzichtigheid, grootheidswaanzin en monocultuur.

Steel volgt de utopisten echter niet in hun veronderstelling dat grote vragen, zoals steden die oproepen, om grote antwoorden vragen. Soms moet je vragen in kleinere stukken opdelen, of ze op een andere manier stellen. En bij die kleine antwoorden kan elk van ons zijn of haar rol spelen.

Zo hebben politici onze stem nodig, zoals supermarkten klanten nodig hebben. Zij hebben alleen maar macht omdat wij die aan hen geven. Wij kunnen hun manier van denken en hun handelen veranderen door ons eigen denken een handelen te veranderen.

Een van die kleine antwoorden is de sterk opkomende stadslandbouw. Het vormt een deeloplossing voor de voedselvoorziening van de mensheid. Een echt ecologische stad is echter onmogelijk zolang je geen invloed hebt op de relatie met de periferie op regionaal en op mondiaal vlak.

En tot slot: heel het pleidooi van Steel voor een ‘cultuur van het eten’ dat ik ten volle ondersteun heeft niets te maken met een conservatief ‘terug naar vroeger’ pleidooi of een statische kijk op voedsel. Zo vertelt Steel als tussendoortje het verhaal van de tomaat. Als we de reclames voor pizza en spaghettisaus moet geloven, is de tomaat de steunpilaar van de Italiaanse keuken. De realiteit is dat de tomaat in 1650 uit Peru geïmporteerd als sierplant en pas in de negentiende eeuw deel is gaan uitmaken van het dagelijkse menu.

Het verleden is een rijk gedocumenteerd receptenboek, maar we moeten er zelf ons toekomstgericht menu uit distilleren.

Carolyn Steel geeft dinsdag 19 februari ’13 om 20u een lezing in Kunstencentrum STUK, Leuven, op initiatief van Voedselteams vzw, STUK, Oikos, Netwerk Duurzaam Leuven, Vredeseilanden, Velt en Masereelfonds Leuven

i Wie meer wil lezen over de Commons: denktank Oikos publiceerde de Nederlandstalige versie van een inleidende publicatie van de Böll Foundation. Meer info op: http://www.oikos.be/denktank/publicaties/220-de-commons-als-toekomstmodel.html.

ii http://www.cbd.int/doc/publications/gbo/gbo3-final-en.pdf

take down
the paywall
steun ons nu!