Vraag en aanbod?
Essay, Nieuws, Samenleving, België, Economie, Marokko, Diensten, Liften, Verspilling, Informeel, Kapitaalvernietiging -

De herwaardering van informele diensten

Mensen zijn zich er niet meer van bewust dat ze eenvoudig diensten kunnen leveren of dat ze bepaalde diensten eenvoudig kunnen vragen. Daan Oostveen betoogt dat dit een enorme kapitaalvernietiging impliceert en hij pleit dan ook voor een nieuwe gevoeligheid voor informele diensten.

maandag 14 mei 2012 19:20
Spread the love

De medina van Fès is een Middeleeuwse Marokkaanse ommuurde binnenstad, waar de tijd lijkt stil te staan. Vishandelaars, slagers, groentekramen, bakkers; in het labyrint van de medina, prijst iedereen zijn koopwaar aan en krioelen de klanten als mieren door de smalle straten. Deze micro-economie lijkt uit een andere tijd te stammen. Mijn gids, een zwijgzame Berber genaamd Busha, kent de straatjes op zijn duimpje. Terwijl we een portiek passeren waar deeg wordt gekneed pakt hij een plank met deegbollen op en neemt ‘m mee op zijn schouder. Dertig meter verder zet hij de plank weer neer bij een bakkerij waar het brood gebakken zal worden. Deze dienst duurt al met al nog geen minuut en kost Busha geen enkele moeite. De dienst wordt zonder, of met slechts minimale communicatie geleverd en Busha krijgt er geen enkel beloning voor – of toch niet voor zover ik dat heb kunnen waarnemen.

Ik spreek mijn verbazing hierover uit bij Busha. Zonder al teveel exotisch enthousiasme, vraag ik hem waarom hij zomaar de plank met deegbollen mee neemt en zeg ik hem dat bij ons nooit zo iets zou voorkomen. Busha haalt zijn schouders op en mompelt een of andere spreuk.

Volgens mij zijn we het in de moderne wereld verleerd om dit soort diensten te leveren, zomaar, omdat het kan, zonder economisch transactie. De informele dienst – zoals ik alle diensten noem waar geen economische transactie nodig is – wordt naar mijn mening ondergewaardeerd. Mensen die een informele dienst zouden kunnen leveren zijn de gevoeligheid verloren om het moment waarop ze dit kunnen doen te herkennen. Aan de andere kant zien mensen die een dienst zouden kunnen ontvangen dit ook niet meer, of ze durven de dienst niet meer te vragen. In het Grieks heet het juiste moment waarop gehandeld kan worden, kairos. De onderwaardering van de informele diensteneconomie is dus een gevolg van het feit dat mensen deze kairos niet meer herkennen.

Daarbij ontbreekt er ook een zin voor het onverwachte. Mensen willen dat alles voorspelbaar is. Het verlenen of ontvangen van een dienst op een onverwacht moment – het kairos – leidt tot onzekerheid over de afloop. Zal degene aan wie ik een dienst lever mij niet aanklagen als ik iets verkeerd doe? Zal degene van wie ik de dienst ontvang mij niet bedriegen? Informele diensten worden niet meer geleverd, omdat mensen geen vertrouwen meer hebben in elkaar.

Het leveren van informele diensten heeft echter een enorm positief potentieel. Om te beginnen natuurlijk economisch: als we de verspilling kunnen voorkomen neemt onze welvaart gigantisch toe. We werken aan het sluiten van de kringloop. Wat we produceren wordt ook geconsumeerd. We benutten op deze manier de volheid van het economisch potentieel.

Maar er is meer. Het aanbieden en accepteren van informele diensten heeft iets ‘gevaarlijks’. Dit ‘gevaarlijke’ is precies de reden dat we er tegenwoordig onze schouders bij ophalen dat er bijna geen informele diensten meer worden geleverd. Toch is juist een risico dat we ermee lopen de schoonheid ervan. In het uitwisselen van diensten zullen we namelijk nieuwe mensen ontmoeten. Niet in een onpersoonlijke economische transactie die leidt tot vervreemding, zoals kassiers en kassiersters vaak nauwelijks nog de moeite nemen je aan te kijken. Maar in een spanning tussen twee mensen die elkaar wederzijds moeten vertrouwen: de één, omdat hij of zij een minimale opoffering moet doen, de ander omdat hij of zij moet vertrouwen dat de ander het beste met hem of haar voor heeft.

Ook doorbreken we ermee de verschillen tussen mensen. Groepen mensen raken tegen elkaar opgezet als ze niet met elkaar communiceren. Tijdens het leveren van informele diensten, raken mensen verplicht met elkaar te praten waardoor er begrip kan ontstaan en waarachtige ontmoetingen. Deze ontmoetingen zijn van cruciaal belang om een menselijke samenleving op macroniveau te bewerkstelligen.

Er ontstaat zo ook een oplossing voor het wegvallen van het gemeenschapsgevoel in de postmoderne individualistische samenleving. Het zijn dan ook niet het gebrek aan normen en waarden die het probleem zijn van onze tijd, maar het gebrek aan informele dienstverlening. Waar mensen vroeger wel diensten boden aan leden van de eigen gemeenschap, maar niet aan vreemden, levert nu niemand diensten aan wie dan ook, omdat de gemeenschappen zijn weggevallen. Conservatieve politici willen deze gemeenschap in ere herstellen. Ik pleit voor een progressief gemeenschapsgevoel, waar de gemeenschap niet meer wordt gedefinieerd door ‘wij’ tegenover de ‘ander’, maar waarmee je diensten wil leveren aan een vreemde anonieme ‘gast’.

Volgens Levinas ontstaat de ethiek wanneer een ander aan ons appelleert door zijn of haar verschijning in onze werkelijkheid. In tegenstelling tot de oorspronkelijke ethiek, waarin er sprake is van een gelijkheid tussen ik en de ander, wordt de ethische relatie door Levinas juist gekarakteriseerd als een fundamentele ongelijkheid. De ander is radicaal anders dan ik. Ik zal de ander nooit kunnen begrijpen. Maar omdat de ander in mijn wereld verschijnt, zal ik de ander altijd willen reduceren tot mijn eigen wereld. Die neiging moet ik volgens Levinas nu juist onderdrukken. We moeten elkaar ontmoeten van aangezicht tot aangezicht, zonder verder te komen tot een dieper begrip. Ik kan niet verder gaan dan de ander te ontvangen als gast in mijn wereld, en hem of haar warmte en geborgenheid aan te bieden.

Zo moet onze houding ook zijn wat betreft het leveren van informele diensten. We moeten de dienst belangeloos leveren, omdat we zo kunnen ontmoeten. We moeten de dienst leveren, omdat wij het aanbod hebben en de vraag zich aandient. Het negeren van de vraag is het vernietigen van de ander. Persoonlijk belang hechten in het leveren van de dienst leidt dan weer tot een reducering van de ander tot ons eigen begrip en dus tot onszelf, waardoor de ander eveneens geannihileerd wordt.

Dagelijks worden er miljoenen diensten ‘aangeboden’, maar niet ingelost. We spreken hier over een massale kapitaalvernietiging. We leven in een wegwerpmaatschappij van diensten. We zien de diensten niet eens meer die worden aangeboden. Deze verspilling van energie is wat mij betreft absoluut verwerpelijk. Dat er dagelijks miljoenen legen autozitjes over de wegen van Europa rijden, zonder passagiers, terwijl mensen nog altijd geld moeten betalen voor treinkaartjes en in de file staan, en terwijl de CO2-uitstoot blijft toenemen is zonder enige twijfel een wantoestand. Dat niemand dit zelfs nog maar opmerkt of erg lijkt te vinden maakt het er niet beter op.

Onze welvaart leidt tot een gigantische verspilling van zeer eenvoudig, gratis te leveren diensten. Een voorbeeld dat recent nog aandacht kreeg is de gigantische verspilling van voedsel. Dagelijks gooien we met zijn alle ongeveer evenveel perfect consumeerbaar voedsel weg als dat we binnen krijgen. Deze verspilling is volstrekt decadent en zelfs asociaal. Het zijn dit soort zaken die leiden tot maatschappelijke vervreemding.

Deze verspilling van voedsel vindt op vrijwel elke niveau plaats, van productie, over distributie tot het weggooien van etensresten door de consument. Dat distributiecentra, zoals supermarkten, voedsel (moeten) weggooien is natuurlijk het meest problematisch. Aangezien supermarkten aangeklaagd kunnen worden indien hun het voedsel dat ze aanbieden tot voedselvergiftiging leidt, wordt het weggegooide eten in de containers bespoten met gifstoffen, om diefstal te voorkomen en dit enkel omdat de houdbaarheidsdatum is overschreden.

We zouden eens moeten afstappen van onze obsessie voor veiligheid en de juridische gevolgen die het nemen van risico’s met zich mee brengt. De rijen voor de voedselbanken groeien in deze tijden van crisis en recessie dagelijks. Waarom zou de voedselbank niet voor iedereen een manier kunnen zijn om aan hun eten te komen: gewoon gratis, omdat supermarkten van de producten afmoeten? Ook hier is de oorzaak weer een gebrek aan gevoeligheid om oplossingen te willen zien, die zeer eenvoudig zijn.

Het leveren van informele diensten wordt vaak zelfs ronduit geweigerd. In cafés en restaurants is het meestal niet mogelijk om eenvoudigweg een glas water van de kraan te krijgen, vaak zelfs na aandringen. Indien je een krantenwinkel binnenloopt om enkel de koppen te lezen of gewoon om eens een tijdschrift open te slaan, word je wel eens scheef aangekeken, zeker als je een jongere bent die wellicht niet bereid is iets te kopen.

Het leveren van sommige informele diensten beschouwen we als een voorbeeld van ‘wel opgevoed’ zijn. Zo is het gebruikelijk dat jongere personen opstaan voor ouderen in een volle bus en kan het galant zijn een dame te helpen haar koffer in het bovenste rek van een trein te leggen. Christendemocraten betreuren de teloorgang van ‘normen en waarden’ die ervoor zorgen dat deze informele diensten niet meer vanzelfsprekend geleverd worden en dat het leveren ervan de heer zelfs nog op hoongelach kan komen te staan van vrijgevochten feministe. Zij lijken dan ook de evidente verdedigers van de informele dienst.

In Marokko wordt het als asociaal beschouwd om alleen te eten. Indien je op reis gaat en eten mee neemt, wordt er van je verondersteld dat je eten aanbiedt aan de mensen die in je buurt zitten. Het is evident dat zelfs dit minimale sociale contact meer dan voldoende is om vertrouwensbanden te scheppen die de maatschappelijke cohesie bevorderen. Het ‘comme-il-faut’ is in veel culturen dus op de hand van de informele diensteneconomie, maar door het wegvallen van de waarde van gezag en traditie, lijkt daarmee helaas ook de gevoeligheid voor het aanbieden van diensten verloren te zijn gegaan. Dit is doodzonde.

Een van de belangrijkste voorbeelden waarop mijn analyse van toepassing is, is het autoverkeer. Onze snelwegen raken dagelijks verstopt door de miljoenen auto’s die in files staan op weg van A naar B. Zeer merkwaardig is daarbij dat in een groot deel van de gevallen drie van de vier zetels leeg zijn, wat we tegenwoordig schouderophalend accepteren als normale dagelijkse kapitaalvernietiging. Initiatieven zoals carpoolen en websites die bestuurder aan bijrijder koppelen ten spijt, lijkt de automobilist volstrekt passief als het gaat om het aanbieden van een makkelijk te verlenen dienst, namelijk het meenemen van andere mensen die ook van A naar B moeten.

Waar enkele decennia geleden liften nog zeer gebruikelijk was, lijkt het fenomeen tegenwoordig vrijwel uitgestorven. Hoewel automobilisten vaak nog bereid zijn lifters mee te nemen – zeker indien ze persoonlijk aangesproken worden op tankstations -, zijn er eigenlijk nog weinig mensen die liften zien als een valabele optie om te reizen. Daardoor groeit een generatie op die in de toekomst ook niet meer bereid zal zijn lifters mee te nemen, waardoor het fenomeen langzaamaan bijna zal uitsterven.

Liften heeft echter onnoemlijk veel voordelen en eerder beperkte nadelen. Doordat liften niet goed gefaciliteerd wordt, wordt het echter ontmoedigd. Liften is bij uitstek een manier om nieuwe mensen te leren kennen, of op z’n minst kort in contact te komen met de leef- en denkwereld van een toevallige passant. De bestuurder heeft afleiding tijdens zijn veelal saaie tocht over snelwegen, die hij of zij niet zelden dagelijks af moet leggen. De ecologische en economische meerwaarde van liften is evident.

De nadelen zitten vooral in de risico’s die verbonden zijn met het kwetsbaar opstellen van jezelf in de publieke ruimte. Zowel de bestuurder neemt een risico door onbekende lifters mee te nemen, maar ook lifters zelf kunnen bij bestuurders terecht komen die kwaad in de zin hebben. Voor veel ouders is dit dan ook de reden om het liften aan hun kinderen resoluut af te raden. Statistisch gezien lijken de gevaren echter eerder gering – zelfs voor meisjes. De autosnelweg is sowieso een gevaarlijke plek, ook als je door je ouders wordt vervoerd. Het goedbedoelde pedagogische advies lijkt mij daarmee misplaatst. Een ander risico is natuurlijk het gevaar dat je loopt in bermen, op tolwegingangen etc., die niet bedoeld en vaak zelfs verboden zijn voor voetgangers. Hier kan echter makkelijk een oplossing voor worden gevonden.

Liften zou veel beter gefaciliteerd moeten worden, door een netwerk in te richten van liftpunten bij de opritten naar de snelwegen in steden. Het openbaar vervoersnetwerk zou lifters tot op deze plekken moeten brengen. Aan bestuurders zou gesignaleerd moeten worden dat ze lifters kunnen oppikken en aan hen moet de mogelijkheid geboden worden af te remmen en te stoppen. Op de snelwegen zelf zou dit ook kunnen worden ingericht bij de grote tankstations, hoewel lifters het vaak verkiezen assertief te zijn en zelf op ronddwarrelende bestuurders af te stappen, in plaats van de duim op te steken aan de oprit naar de snelweg.

Een ander voorbeeld waar een grotere gevoeligheid voor de mogelijkheid tot het leveren van informele diensten niet zou misstaan, is het gegeven dat veel mensen er een tweede woning op nahouden. Hoewel sommige mensen geneigd zijn hun tweede vakantiehuis te verhuren, blijft deze structurele leegstand iets wrangs hebben in het licht van arme gezinnen die amper rond kunnen komen om de huur te betalen voor appartementen van vaak slechte kwaliteit. Kraken zou dan ook een veel normalere rol moeten spelen in onze samenleving, waarbij de autoriteiten krakers eerder steunen om lege panden tijdelijk te bewonen, dan ontmoedigen.

De oorzaak van het gebrek aan informele dienstverlening ligt zowel bij linkse, christendemocratische als rechtse politiek. Op de eerste plaats neemt linkse politiek altijd een staatsmonopolie op solidariteit. Door complexe en vaak bureaucratische systemen van economische herverdeling, verdwijnt een solidariteitsgevoel van onderop. Links claimt onze medemenselijkheid en centraliseert de uitoefening ervan. De individuele mensen vervreemden zo van het leveren van belangeloze diensten. Door de abstractie van de solidariteit verleren mensen het om zelf solidair te zijn.

Christendemocratische politici hechten zeer veel waarde aan informele dienstverlening. Wat dat betreft kunnen we veel van ze leren. Niettemin pleiten zij ervoor dat deze informele diensten voornamelijk aan onze naasten worden geleverd; op de eerste plaats binnen het gezin, op de tweede plaats aan onze buren, op de derde plaats de leden van de parochie en dan stopt de solidariteit vaak wel zo’n beetje. Vreemde elementen verdienen het niet direct te delen in de gunsten van de Heer, zeker niet als zij zich niet tot deze Heer bekennen. De christelijke dienstverlening is niet onvoorwaardelijk, hoewel wordt geclaimd van wel. De christendemocratie legt dan ook teveel nadruk op de symmetrie van de ethische relatie  – kernachtig verwoord in de gouden spreuk “wat u niet wil dat u geschied, doe dat ook een ander niet” of, in de meer relevante omkering “geef een ander, wat u zelf ook zou willen ontvangen.” Zoals we hebben gezien wijst Levinas juist op de asymmetrie van de ethische relatie. De christendemocratie heeft hier niet altijd het juiste begrip van.

Een evidente schuldige aan de teloorgang van de informele diensteneconomie is natuurlijk de rechtse politiek. Op de eerste plaats omdat zij eigenlijk nergens met hun economische vingers vanaf kunnen blijven en menselijke transactie willen uitdrukken in financiële waarde. Met een razend tempo wordt bijvoorbeeld de zorgverlening volledig opgenomen in de markt en het economische systeem, terwijl dit altijd object was van belangeloze dienstverlening. Doordat gemeenschappen uit elkaar vallen en mensen niet bereid zijn vreemden te helpen, moet alles nu berekend worden door commerciële ziektekostenverzekeraars en is een bed al snel te duur.

Op de tweede plaats heeft rechtse politiek een fundamenteel wantrouwen ten opzichte van de aard van andere mensen. Dit heeft geleid tot een sterke legalisering van de menselijke verhoudingen, waarbij elke transactie door verzekeringen, contracten, no-claims etc. wordt dichtgespijkerd, totdat er van natuurlijke spontaniteit geen sprake meer is. Rechts hecht ook teveel waarde aan bezit. Privé eigendom is heilig, waarbij het gerechtigd is de vruchten van het bezit niet te plukken. Wie een appelboom bezit, mag de appels op zijn erf laten verrotten, ook als zijn buren honger lijden. Een van de pedagogische basiswaarden, kunnen delen, wordt hiermee totaal genegeerd.

Ik verzet me dan ook sterk tegen het bezitsfetisjisme dat dit soort politiek verdedigt. “Ik heb ervoor gewerkt, dus het huis is van mij.” Maar waarom denken we daar eigenlijk een claim op te kunnen maken? Wat is eigendom überhaupt? Als eigendom betekent dat je een bezit niet gebruikt, maar anderen die het nodig hebben ontzegt dit te gebruiken, dan is dit niet het soort eigendom waar ik voor sta. Het getuigt van een minachting van de mensen die het beter hebben voor de mensen die het slechter getroffen hebben. Zelfs al zou het rechtse argument dat iedereen zijn eigen geluk moet verdienen kloppen, waarom zou je dan niet laten delen in je verworven geluk?

Het onpersoonlijke geweld in onze samenleving wordt veroorzaakt door vervreemding. Deze vervreemding is het gevolg van de totale formalisering van de economische verhoudingen tussen mensen. Elke menselijke uitwisseling van energie wordt als het ware geëconomiseerd. In het ultiem libertaire Utopia zal de ouder na achttien jaar aan zijn kind een kostenberekening voorleggen, die het tijdens zijn werkende carrière kan afbetalen, als schuldinlossing voor ontvangen diensten van de ouders. De politierepressie die het gevolg is van het geweld in een zich vervreemdende samenleving vergroot de vervreemding alleen nog maar, waardoor de maatschappij in een vicieuze cirkel terecht komt.

Ik pleit dan ook voor een informalisering van diensten en een gevoeligheid om diensten te verlenen die eenvoudig te verlenen zijn. Indien informele diensten worden geleverd, zorgen ze al heel snel voor een soort Pay It Forward-effect, waarbij een ‘goede daad’ automatisch zal worden opgevolgd door de ontvanger ervan. Door de verwondering die je ervaart bij een onverwachte gunst van een dienstendonateur die zijn kairos heeft gegrepen, kan ook je eigen gevoeligheid weer worden aangescherpt. Een soort van karmisch principe kan zo de trein van de informele diensten op gang zetten, indien ze eenmaal wordt ingezet.

Ik pleit voor een hernieuwde gevoeligheid voor elkaar en voor de rijkdom die ons omringt. De economie van de schaarste moet plaats maken voor een economie van de overvloed. De welvaart in de Westerse wereld is een welvaart die nog nooit in de geschiedenis zo hoog is geweest en nog lijken we het gevoel te hebben maar middelmatig te presteren, dat we méér moeten hebben en blijven groeien. Ik pleit voor een economie van het ‘genoeg’, waarin we eerst eens wel beschouwen wat we hebben en dit verdelen, voordat we als mieren nieuwe dingen gaan produceren. Binnen de kortste tijd zal blijken dat het tekort zich enkel bevond in ons bewustzijn en niet in de wereld zelf.

take down
the paywall
steun ons nu!