(google heruitvinding van ruimte en tijd)

De heruitvinding van ruimte en tijd

maandag 8 juli 2013 15:04
Spread the love

Voor Memo, Abingo en Philip

Het was al diep in de nacht toen ik mij genoodzaakt zag te proberen een joekel van een vraag te beantwoorden. Het was het moment om, na een avondje stappen met enkele jonge architecten, studenten van het Berlage Institute in Rotterdam waar ik lesgaf in die tijd, alvorens te gaan slapen – ik zou bij hen overnachten – nog een laatste in te schenken en op te steken. Iemand – ik denk dat het Memo, de Mexicaan, was – gooide het ultieme probleem in het midden, de oervraag die architecten zich stellen wanneer ze aan het eind van hun Latijn zijn: ‘What is space?’… Ik begon te lachen. Wat is ruimte? Tja. Mijn nogal instinctieve antwoord was: ‘Wij weten niet wat ruimte is. Misschien moeten we de ruimte opnieuw uitvinden’. Hier volgt een reconstructie op basis van mijn notities van wat ik al improviserend bij elkaar heb gesprokkeld. Een seminar over ruimte en tijd in de kleine uurtjes.

Ik begon over een tentoonstelling die ik eeuwen geleden gezien had in Parijs: Ma. Temps/espace au Japon. Het traditionele concept over ruimte in Japan gaat uit van maar twee dimensies. De derde dimensie is tijd: alleen wanneer je beweegt, wordt het tweedimensionale gezichtsveld ruimte. Deze eenheid van tijd en ruimte werd aangegeven met het concept Ma. De tijd van beweging creëert ruimte. Ruimte op zichzelf genomen bestaat niet. Zelfs al klinkt het vreemd, het is tamelijk gemakkelijk te begrijpen: het is vanzelfsprekend dat, wanneer we een ruimte zien, we een visueel veld zien, bestaande uit twee dimensies, een tableau. De diepteperceptie die onze beide ogen ons verschaffen kan een ruimte en de fysieke lichamen daarin niet volledig weergeven. Er ontstaat een vertekening, een vervorming. Deze vertekening noemen we perspectief. “Perspectief” werd uitgevonden om dit vertekende blikveld in de schilderkunst over te brengen, en de visuele vertekening die verbonden is met de tweedimensionaliteit van ons visuele veld in een vast punt, een gezichtspunt, hebben wij naar die uitvinding genoemd. Wij ervaren deze vertekening als een natuurlijk gegeven, maar als we een object van dichtbij waarnemen, zoals een voet, dan weten we dat we, wat proportie betreft, de rest van het lichaam te klein zien.

Zo beschouwd biedt de opvatting van ruimte als twee dimensies plus tijd, als een oppervlak dat verandert in de tijd, als een opeenvolging van opnames, van beelden, deze, laten we zeggen ‘cinematische’ benadering van ruimte, een schat aan mogelijkheden. Het levert onvoorstelbare invalshoeken op. Zoals deze, om mee te beginnen: ‘perspectief is een gebrek aan tijd’. Dat vonden we grappig. De typische misvormingen van het perspectief zijn een gevolg van het gebrek aan tijd om rond het object in de ruimte te bewegen, de tijd die nodig is voor een natuurgetrouw beeld. Dat verklaart waarom fotografie architectuur niet op een bevredigende manier kan weergeven: niet omdat het de fotografie aan ruimte ontbreekt, maar aan tijd. Ook dat vonden we een geestig en interessant inzicht.

Is deze verhouding van ruimte en tijd symmetrisch te noemen? Brengt de tijd niet alleen ruimte voort, maar de ruimte ook tijd? Misschien wel. Alle tijdsbesef wordt weergegeven in termen van ruimtelijke intervallen, of nog sterker uitgedrukt: elke observatie van tijd is gebaseerd op ruimtelijke afstanden. Het is niet mogelijk aan tijd te denken zonder het idee van een soort van afstand tussen twee punten, kortom, zonder het idee van ruimte. Het moest volgens mij, zei ik toen die avond, mogelijk zijn een tekst te schrijven over ruimte en af te ronden met tijd, en daarnaast een over het thema tijd en die te besluiten met ruimte. Het zou een en dezelfde tekst zijn. Een keer op en neergaand van A tot Z, en dan in tegengestelde richting, van Z tot A. Misschien is dit wel zo’n tekst.

Alle reizen in de ruimte zijn reizen in de tijd. Alle reizen in de tijd zijn reizen in de ruimte. Het reizen in de tijd is meer dan een tijdzone passeren, hoewel dat op zich al een hele onderneming is, met de fameuze jetlag tot gevolg. Het ‘echte’ tijdreizen houdt de mensen al onheuglijk lang bezig. Het meest bekend zijn de tijdmachines uit de sciencefiction, met daar tegenover, meer diepgaand, de tijdreizen van de sjamanen. De sjamaan heeft toegang tot een andere tijd en ruimte. En het is wezenlijk van een andere orde dan het geloof in een andere wereld, in de hemel, of in het hiernamaals. Tijdreizen is van het hier en nu, niet van daarboven, de hogere gewesten, gene zijde of de eeuwige jachtvelden. Maar toch staat die andere tijdruimte daarmee in verbinding. Ja, het was laat geworden en we hadden het een en ander gedronken en gerookt, en iedereen weet dat de roes op zich al een voorgeborchte van het sjamanisme is.

De Dreamtime, ‘de droomtijd’ van de aboriginals en de Maori’s, zo ging mijn gemijmer verder, is de tijd van het tijdreizen. Het is een andere, heilige tijd, van rituelen, mythen en extases. De tijd van de voorouders, de tijd van de openbaringen en van de magie. In de droomtijd herhalen de natuurvolkeren de eerste gebaren van de eerste mensen, en schrijven zich in in het functioneren van de kosmos, de cirkel der seizoenen. Maar deze totaal andere, mythische, sjamanistische tijdruimte correspondeert merkwaardigerwijs met de tijd van onze dromen. In onze dromen doen we allen aan tijdreizen. Tijdens een dutje in de metro, heb je, tussen twee metrostations in, een episode uit een vreemde roman beleefd. Maar de droom vervliet en we vergeten, het ontgaat ons dat we voortdurend aan tijdreizen doen.

Het samendrukken van tijd en ruimte door de informatietechnologie en mobiliteitsmaatschappij is de nieuwste variant van tijdsreizen. Zonder beslag op de tijd, reizen we door de ruimte (supersonisch snel per vliegtuig, op het wereldwijde web tegen electronische snelheid). En omgekeerd: zonder beslag op de ruimte, reizen we door de tijd in cyberspace. Deze samendrukking van ruimte en tijd, ‘the space time compression’ zoals David Harvey het noemde, weegt steeds zwaarder op ons: het levensritme versnelt, het wordt alsmaar drukker. Daarom misschien hebben sommigen meer slaap nodig, meer en meer droomtijd? (Dat was een knipoogje naar Abingo, de Chinese van het gezelschap, die erom bekend stond heel lang te slapen). Of misschien is het daarom dat zoveel mensen slaapwandelen of zich overgeven aan de hersenloosheid van televisie, cybergames of internetporno. Dat is ook een manier van omgaan met de versnelling van onze media: de narcose. De overstimulering van onze hersenpan door de computer als elektronische extensie van onze denkkracht, leidt tot nood aan hersenloosheid. De narcose van Narcissus noemde McLuhan het: het is omdat we onze media niet herkennen als verlengstukken van onszelf dat we erdoor gebiologeerd zijn en er de slaaf van worden. [zie daarover: ‘De terugkeer van de toverlei’ op deze blog].

Volgens Kant waren tijd en ruimte a priori categorieën, ingebouwd in het subject: wat wij waarnemen plaatsen we onmiddellijk in tijd en ruimte, want wat we waarnemen zijn strikt genomen enkel losse flodders: visuele stimuli, geluiden, geuren, tactiele gewaarwordingen, enzovoort, niet tijd en ruimte als zodanig. Die zitten dus aan de kant van het subject en niet aan de kant van het object. Kant beweerde vervolgens dat we een regulatieve idee van de wereld moeten hebben om de a priori categorieën van tijd en ruimte te grondvesten, teneinde deze, als het ware, in een context te plaatsen. We kunnen geen empirische kennis van de wereld als zodanig hebben (de wereld in zijn geheel is onzichtbaar, is een idee). We moeten daarom over deze idee beschikken om wijs te worden uit onze percepties die we a priori in tijd en ruimte hebben gesitueerd. Wat voorvalt, moet toch ergens gebeuren. Dit ergens is zonder betekenis indien niet op een of andere manier onderdeel van een groter ergens. Hoe kunnen wij dit ergens bevatten, als het niet opgenomen is door een groter ergens? Dat allesonvattende ergens noemt Kant: de wereld. Philippe, de Zuid-Afrikaan, bracht de volgende knotsgekke vraag in te berde: voorzag Kant het GPS-systeem? Daar had ik geen antwoord op. Echter, het idee van de ‘wereld’ – voor Kant was dit een globale filosofische omschrijving voor het universum en alles erin – is onbevattelijker dan ooit. Hoe meer we van het universum te weten komen, des te ontzagwekkender en vreemder het wordt. Philip riep uit: ‘Een GPS voor het universum, graag!’

Misschien is zelfs het universum Ma: twee dimensies plus tijd. We kunnen uitsluitend twee dimensionale visies van het universum hebben, de tijd ontbreekt om een werkelijk beeld te krijgen, we kunnen alleen een ‘perspectivistisch’ universum kennen. Alle perspectieven op het universum zullen wellicht niet toereikend zijn, om de tijdruimte van het universum in kaart te brengen. Teveel dimensies. Of nog: de eeuwigheid van de tijd in het universum vermenigvuldigt de twee dimensies van de ruimte tot in het oneindige. Ja, of dit nog hout snijdt, valt moeilijk te zeggen. Zoals ik al zei, het was laat geworden en we hadden flink wat gedronken en gerookt. Wel hadden we genoten van deze filosofische excursie die een feestelijke nacht passend afsloot. Het voelde aan alsof wij samen even op tijdreis waren geweest.

(uit het Engels vertaald door Odette Dijt)

take down
the paywall
steun ons nu!