Nieuws, Politiek, België -

De G1000: een boeiende oefening in democratische dialoog

De G1000 is vooral een hoopgevend signaal van bezorgde burgers, vindt Dirk Holemans. Op vraag van DeWereldMorgen.be - we herinneren ons zijn pleidooi voor een dialogische democratie uit 1999 - levert hij graag zijn bijdrage aan het debat.

maandag 7 november 2011 13:05
Spread the love

De Belgische democratie zit in het slop. Terwijl een waaier aan fundamentele problemen een structurele aanpak vereisen, slagen de verkozenen er niet in om een regering te vormen. Deze situatie voedt zonder twijfel antipolitieke sentimenten.

In deze situatie is het verfrissend dat burgers uit de culturele en academische wereld een initiatief nemen om uit de politieke impasse te geraken. De G1000 is dan ook in de eerste plaats een hoopgevend signaal van burgers die zich willen engageren voor hun samenleving, die bezorgd zijn over de kwaliteit van de democratie waarin ze leven. Enkel daarom al verdienen ze onze steun. Ze stimuleren het debat over de kwaliteit van onze democratie. En aan dit debat lever ik met deze tekst graag een bijdrage. Een aantal van de punten die ik kort aanhaal vindt de lezer beter uitgewerkt terug in mijn essay ‘Ecologie en Burgerschap. Pleidooi voor een dialogische democratie’ (Holemans, 1999).

Een relevante want structurele analyse

De kracht van het ‘Manifest van de G1000’ ligt in haar structurele analyse. Deze argumenteert dat het model van de vertegenwoordigende democratie zoals die in de 19de eeuw vorm kreeg, niet meer aangepast is aan de uitdagingen van de 21ste eeuw. Ze wordt dan ook beter vervangen door een nieuw model van deliberative democracy (in het manifest vertaald als ‘overlegdemocratie’, zelf verkies ik de term dialogische democratie). Hierbij worden burgers uitgenodigd om actief mee te beraadslagen over de toekomst van hun samenleving.

De dialogische democratie schaft de representatieve democratie niet af, maar hervormt ze op allerlei vlakken en laat zo toe haar beperkingen te overstijgen. Ze mobiliseert de kennis en ideeën van burgers en vergroot zo het draagvlak voor belangrijke maatregelen. Ze doet in feite wat justitie als sinds lang doet voor heel belangrijke beslissingen: een oordeel over de zwaarste misdrijven gebeurt in onze rechtstraat niet door een gemandateerde (in dit geval een rechter) maar kan enkel door een volksjury na beraadslaging.

De analyse blijft sterk verbonden met de aanleiding

Ik ben het eens met de initiatiefnemers als ze in hun manifest schrijven dat de representatieve democratie op haar grenzen is gestoten. Alleen blijven ze in hun analyse te veel hangen bij de concrete aanleiding: nationale politici die na verkiezingen in een land er niet in slagen om een regering te vormen.

De blik is dan ook te veel gefocust op de Wetstraat. De internationale context ontbreekt alsook de teloorgang door de globalisering van de macht van de nationale politiek (of deze nu uitgeoefend wordt door parlementsleden in een representatieve democratie of door parlementsleden én geëngageerde burgers in een dialogische democratie die louter vormt krijgt binnen een natiestaat).

Concreet worden in het manifest vijf oorzaken aangeduid voor de teloorgang van de representatieve democratie. Ten eerste is er de dominantie van de media, die de politici geen seconde meer rust gunt. Tevens zit elke politicus gevangen in het cocon van de particratie die hem of haar alle vrijheid ontneemt. Daarnaast heeft het wegvallen van het traditionele middenveld er toe geleid dat de verzuchtingen van de mensen aan de basis niet langer op gestructureerde wijze worden doorgegeven aan de politiek. Ten vierde zijn er de nieuwe technologische mogelijkheden zoals web 2.0. die zorgen voor totaal nieuwe vormen van communicatie. Hierbij hoort de mondige burger die het niet meer pikt om slechts om de vier jaar zijn stem te mogen laten horen. Samengevat: in een opgefokte mediamaatschappij vol perslekken en getwitter  is er geen ruimte meer voor politici om in alle rust degelijke akkoorden voor de toekomst uit te werken.

Deze analyse past perfect bij de vele mislukte onderhandelingspogingen die we ondertussen de revue zagen passeren. Maar ze biedt geen voldoende rijk beeld van de crisis waarin de representatieve democratie sinds enkele decennia is terechtgekomen.
Het manifest van de G1000 blijft bij de basishypothese van de 19de eeuwse natiestaat en haar representatieve democratie: er bestaat een perfect symmetrische relatie tussen de bevolking op een bepaald grondgebied en haar bestuurders. Bestuurders worden enkel verkozen door de bevolking. Hun beslissingen worden verondersteld enkel het leven van de bevolking op het eigen grondgebied te beïnvloeden.

Er is weinig aandacht voor de gevolgen van het nationale handelen buiten de landsgrenzen (bv. in de Derde Wereld). Deze afwenteling van verantwoordelijkheid heeft ook haar spiegelbeeld: de bevolking van een land ondergaat allerlei gevolgen van beslissingen die niet door hun eigen democratische regering zijn genomen (waarom zouden we ons anders in België druk maken over Griekenland of Italië, om over de rol van Frankrijk in Fortis of Dexia maar te zwijgen).

Meer algemeen gesteld: de tijd-ruimtekenmerken van de nationale representatieve democratie staan haaks op de karakteristieken van heel wat hedendaagse maatschappelijke uitdagingen. Of het nu ecologische problemen zijn zoals klimaatwijzigingen of sociale fenomenen als migratie, ze spelen zich af in een andere ruimte en tijdsschaal dan deze waarin de nationale democratie functioneert. Deze grootste uitdagingen waar voor we staan, zijn grensoverschrijdend en hebben een lange termijn impact die de doorsnee politieke horizon ver overschrijdt.

Als er een nieuwe versie zou komen van het G1000 manifest, lijkt het belangrijk dat deze elementen in de analyse worden opgenomen. Hetzelfde geldt voor het gegeven van het verdampen van de macht van natiestaten. Want stel dat de G1000 slaagt in haar opzet, en door goede inzichten en creatieve ideeën de vorming van een regering bespoedigt, is deze dan in staat de belangrijkste problemen het hoofd te bieden?

Het thema komt indirect aan bod in de 25 thema’s waarvan er drie zullen worden behandeld op de burgertop op 11 november (zoals in het thema van de regulering van de financiële sector) maar ze kan eigenlijk niet ontbreken in een analyse van de tekortkomingen van de representatieve democratie van de natiestaat: het door het volk verkozen parlement en de door deze laatste gelegitimeerde regering heeft geen of onvoldoende zeggingschap meer over cruciale domeinen in de samenleving.

Door dertig jaar dominantie van het neoliberale denken, door privatisering, liberalisering en deregulering is heel veel macht verschoven naar supranationale instellingen (zoals het IMF), multinationals (de Arcelor Mittal’s), mediaconcerns, ratingbureaus, onderzoekslaboratoria, … Een kernvraag van de democratie van de toekomst, ook die van de dialogische democratie, is hoe we al deze machtscentra gaan democratiseren, terug onder de democratisch controle brengen van de burger.

Uiteraard kan de G1000 al deze uitdagingen en thema’s niet behandelen, maar als je in een manifest schrijft dat “we vandaag stoten op de grenzen van de representatieve democratie”, dan is het goed deze grenzen zo adequaat mogelijk te omschrijven. Elke reflectie over de toekomst van de democratie zal een antwoord moeten geven over hoe we deze machtscentra gaan democratiseren. Het kan bijvoorbeeld boeiend zijn om een tweede G1000 te organiseren die expliciet gaat over hoe België zich moet schikken naar allerlei niet-democratische instanties, en hoe we daar democratisch weerwerk gaan tegen bieden.

Een naïeve tweedeling politicus/burger

Wat tevens opvalt in het manifest, is de zwart-wit benadering van de politicus versus de burger.  De politicus wordt omschreven als iemand die nu rusteloos poogt te blijven functioneren in de waan van de dag (iets waartoe de mediamaatschappij hem  verplicht).Hierbij wordt een naïef beeld opgehangen van de politicus van honderd jaar terug: die had volgens het manifest tenminste nog echt macht en kon vier jaar ongestoord doen waarvoor hij was verkozen. Alsof er in die tijd geen (industriële) belangen speelden, en in de partijen zich geen interne machtstrijden of kuiperijen voordeden.

Tegelijk worden de huidige burgers al te rooskleurig voorgesteld: deze hoeven niet herverkozen te worden of te luisteren naar partijdiscipline dus zijn ze ‘vrij’. Daarom zijn ze beter in staat om ‘onpartijdige’ keuzes te maken. Opnieuw een te naïeve visie, en dit op twee vlakken.

Ten eerste is het natuurlijk niet zo dat burgers geen particuliere belangen in het debat inbrengen.
Ten tweede, zoals ik ook in mijn essay Ecologie en burgerschap al aan de orde stelde: bestaat de autonome burger wel? Of zou het kunnen dat onze identiteitsvorming in belangrijke mate beïnvloed wordt door de consumptiemaatschappij met haar 24uurs publiciteitsmachine waarin we opgroeien? Of meer provocatief: zijn we wel consequent in ons denken en handelen? Maken we als burgers soms niet deel uit van de problemen die we aan de kaak willen stellen? Iedereen laakt de files maar wie wil er minder auto rijden?

Samengevat: laten we de rol van de politicus niet weg relativeren, net zomin als we de burger kritiekloos moeten ophemelen.

G1000: een boeiend experiment waarvan we kunnen leren

Ook met deze opmerkingen blijft de G1000 een belangrijk initiatief. Want zoals het manifest juist aanstipt, bestaat er in ons land een enorme koudwatervrees om experimenten op vlak van dialogische democratie op te zetten. Net deze maand besliste bijvoorbeeld het Vlaams Parlement om haar Instituut voor Technologie en Samenleving (IST) af te schaffen. En laat dit nu net zowat het enige Vlaamse instituut zijn dat het voorbije decennium de nodige expertise opbouwde op vlak van het organiseren van experimenten op vlak van deliberative democracy (zoals burgerjury’s).

Het is trouwens jammer dat de initiatiefnemers van de G1000 enkel verwijzen naar buitenlandse voorbeelden op vlak van dialogische democratie. Het had juist voorbeelden van het IST kunnen gebruiken, net als de initiatieven die de Koning Boudewijnstichting al jaren neemt op dit vlak. Nu wordt België terecht omschreven als een woestijn op vlak van democratische vernieuwing maar schenkt men geen aandacht aan de zeldzame en dus kostbare oases.

Omdat de representatieve democratie tekortschiet, hebben we nood aan een democratische experimenteerruimte en sociale leerprocessen. Ik hoop dan ook dat de G1000 de start is van tal van gelijkaardige experimenten op vele plekken in ons land, over tal van verschillende thema’s. Want zo wordt duidelijk wat de meerwaarde is van mensen te erkennen in hun capaciteiten als burger. En door over elk initiatief in alle openheid te discussiëren, kan de kwaliteit ervan alleen maar stijgen. Wel is het cruciaal om telkens de deelnemers op voorhand te informeren in welk proces ze instappen, en wat er (al dan niet) met de resultaten van hun werkzaamheden zal gebeuren.

De G1000 is niet apolitiek, maar is onduidelijk over hoe ze omgaat met verschillende maatschappijvisies

Eerder werd op DeWereldMorgen de kritiek geuit op de G1000 dat deze apolitiek zou zijn. Verwijzend naar Chantal Mouffe werd gesteld dat politiek bestaat uit de strijd tussen verschillende maatschappijvisies. De deliberative democracy zou deze verdoezelen door de idee te wekken dat burgers (of ze nu links of rechts zijn) tot consensus kunnen komen over alle thema’s.

Deze kritiek is wat betreft het principe van de dialogische democratie onterecht: ook hier gaat het over dialoogruimten waar burgers kennis nemen van elkaars verschillende visie, de mogelijkheid bestaat om elkaar beter te begrijpen en eventueel om van mening te veranderen, maar een dwang tot consensusvorming is niet aanwezig.

De initiatiefnemers zijn zelf in deze kwestie onduidelijk. In het manifest wordt verwezen naar onderzoek dat stelt dat burgers in staat zijn tot het vinden van rationele compromissen. Dat is iets anders dan wat Francesca Vanthielen in een recent interview (DS Magazine 5/11) stelt. Zij schuift wel de consensus naar voor als het evidente resultaat van burgers in dialoog en bekritiseert de huidige politiek vanuit een apolitieke visie: “We zijn een particratie geworden, waarin politici zich moeten houden aan hun partijprogramma. Dat is jammer, want veel dossiers zouden beter partij-overschrijdend worden behandeld, omdat ze niets te maken hebben met polarisaties als arm of rijk, links of rechts, /…/ Als je niet partijgebonden bent, … echt start met de wil om een rechtvaardige oplossing te zoeken, dan ontstaat er vaak een dynamiek van tegemoetkomingen en creativiteit.”

Het is jammer dat de verrijking van de democratie waar de G1000 voor staat, in dergelijke communicatie gepaard gaat met een antihouding ten aanzien van de partijpolitiek. Want ondertussen zijn er bijvoorbeeld nog steeds duizenden burgers in ons land die zich quasi belangeloos inzetten in de gemeente- en ocmw-raden van hun gemeenten. En de as links-rechts afdoen als een overbodige polarisatie is niet onschuldig. Juist de rechtse, neoliberale krachten hebben België uitgekleed als democratische structuur (die Vanthielen zo graag nieuw leven wil inblazen).

Let de lag wat lager en geef het een eerlijke kans

Je zou kunnen stellen dat de G1000 burgertop een beetje het slachtoffer dreigt te worden van de verwachtingen die de initiatiefnemers zelf creëerden. Hierbij gaan ze voorbij aan wat een project op vlak van democratische participatie altijd is: een initiatief dat zich situeert in een specifieke context, waarbij proces en inhoud niet los van elkaar kunnen worden gezien. Ik ben ervan overtuigd dat de G1000 een mooi experiment wordt op vlak van dialogische democratie, maar door als ambitie te stellen dat de 1000 burgers kunnen wat de politici niet meer kunnen (snel overeenkomst bereiken over een akkoord), wordt de lat te hoog gelegd en wordt het initiatief kwetsbaar voor critici die het niet genegen zijn.

Hierbij is het nuttig te weten dat participatie tal van positieve kenmerken in zich draagt, maar dat afhankelijk van de opzet telkens een andere specifieke positieve surplus wordt gecreëerd. Om enkele van de positieve functies op te sommen die participatie via deliberatieve processen kan vervullen:
– door burgers te betrekken bij beleidsvraagstukken ontstaat er betrokkenheid bij het beleid en kan er draagvlak groeien voor beleidsvoorstellen;
– participatie is een oefenschool in burgerschap en werkt gemeenschapsvormend: het denken in functie van gemeenschappelijke doelstellingen creëert vormen van verbondenheid tussen burgers;
– het laat toe de expertise, inzichten en creatieve ideeën van burgers te mobiliseren wat leidt tot beter geïnformeerde keuzes;
– het geeft inzicht in de concrete verlangens en angsten die leven bij mensen.

Met deze kennis in het achterhoofd kijk ik uit naar de resultaten van de G1000. Hopelijk krijgen we niet alleen de formele resultaten te horen, maar worden we ook in kennis gesteld van hoe de dag verlopen is, wat de ervaringen zijn geweest van onze volkse vertegenwoordigers voor één dag.

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!