Nieuws, België, Algemene staking, Analyse -

De diepere krachten achter het vakbonds-bashen

"De tijdgeest, eerder dan de economische crisis en het beleid dat erop volgt, kan wel eens de grootste tegenstrever zijn van de vakbonden", schrijft professor Jan Blommaert.

zaterdag 28 januari 2012 12:35
Spread the love

Ik hoorde deze namiddag een zoveelste schandalige interview met een vakbondsman op Radio 1- de ACV-voorzitter Marc Leemans. Die moest zich tegenover een strenge interviewster achtereenvolgens verantwoorden voor (1) het feit dat de staking niet lijkt aan te slaan want dat er ook niet-stakenden zullen zijn (wel wel); (2) het feit dat de staking gebeurt terwijl er een overleg is opgestart met de regering en de werkgevers (wel wel); (3) het feit dat het ACV niets te zeggen lijkt te hebben over het ABVV (wel wel), en (4) het feit dat het ACV een geloofwaardigheidsprobleem heeft sinds de Dexia-crisis (wel wel).
Eerder vandaag hoorde ik al over Voka-hoofdmannen die pamfletten aan vakbondslokalen uitdelen (wel wel), en las ik golven van staking-bashing op een politiek forum.

Wel wel. Er is sinds november kennelijk een offensief bezig – het zoveelste, maar alweer erger en brutaler – tegen de vakbonden, en het draait rond enkele motieven: (a) de economische kost van de staking op een moment dat we ons dat niet kunnen veroorloven, en (b) het recht op werken van zij die niet wensen mee te staken.

Het belang van economische schade

Dat eerste is al behoorlijk behandeld. De economische kost is precies het doel van de staking als middel in de sociale strijd. Het is een signaal aan de werkgever: ‘vandaag maak jij geen winst via onze arbeid’, en zoals we weten is arbeid het enige middel dat de werknemer heeft om eisen kracht bij te zetten en onrust te uiten.

Als Van Quickenborne, VBO of Voka daar dus mee afkomen, dan produceren ze een platitude: UITERAARD is er een economische kost aan de staking, en hoe hoger die kost, hoe meer geslaagd de staking. De finaliteit van stakingen is immers onderhandelen: de tegenpartij aanzetten tot onderhandelingen, en meer nog, tot een bepaalde attitude in die onderhandelingen. Want er kan dan wel ‘overleg’ zijn, maar als dat overleg enkel bestaat uit luisteren naar wat de overheid en de werkgevers dicteren, dan is overleg geen voldoende middel om tot een oplossing te komen.

Ik hoop dan ook uit de grond van mijn hart dat er maandag enorme economische schade is. Dàt, eerder dan het aantal stakerskoppen die men allicht zal tellen, is de barometer voor het succes van de staking. Het is te hopen dat er vele honderden miljoenen aan winsten niét verdiend worden die dag en dat de staking écht economisch pijn doet.

Als Voka zegt dat ze zich geen stakingen kunnen veroorloven in de huidige conjunctuur, dan hoop ik dat ze het menen, want dan hebben ze maar één keuze: onderhandelen en zoeken naar alternatieven voor de huidige maatregelen (die, zoals we weten, bij lange niet ver genoeg gaan voor Voka).

Voor Van Quickenborne zal het een signaal zijn dat hij als minister het overleg moet voeren zoals het moet gevoerd worden: voor de maatregelen, niet erna, en niet als een sessie ‘luister eens naar mij’ maar als een echte onderhandeling.

Het kostte hem amper enkele dagen om de pensioenhervormingen op te stellen en door het parlement te jagen, maar bijna een maand om een eerste aftastende vergadering te hebben met de vakbonden. Die jongen moet een lesje leren, een lesje in democratie. Forse economische schade is daarom duidelijk het enige middel om het huidige crisisbeleid enigzins te democratiseren.

De werkgevers willen geen staking omdat ze ‘de economie moeten aanzwengelen’ zodat er ‘welvaart en welzijn geschapen wordt’. Voor wie? En wanneer? En gaan we dat doen door middel van de maatregelen die ons nu vanuit Europa worden opgedrongen? Wie eenvoudige vragen stelt bij dat soort uitspraken merkt snel dat ze vers en krokant gebakken lucht zijn.

De 360° werknemer

Het tweede argument is interessanter. De tsunami van tweets van werklustigen wijst op een heel duidelijke maatschappelijke tendens, één die men echter zelden of nooit onder de aandacht brengt.

Die tendens is de zeer verregaande individualisering van de arbeidsmarkt, met het ontstaan van wat men inmiddels de ‘360° werknemer’ is gaan noemen: een werknemer wiens gehele persoon en persoonlijkheid wordt gecheckt, gewogen, gecontroleerd en gemonitord in het arbeidsproces via een (de pan uit swingende) industrie van psychologen en coaches.

Men is geen lid meer van een sociale klasse, een etnische groep, een arbeidscategorie of sector, zelfs een gender-groep. Men is een soeverein ‘individu’ dat, door middel van zijn/haar volstrekt unieke bekwaamheden, een (loop)baan heeft en via diezelfde kwaliteiten in dienst zal blijven of niet, een mooie bedrijfswagen zal krijgen of niet, onkostenvergoedingen zal krijgen of niet, zal doormarcheren naar het middenkader of niet, en ga zo maar voort.

In dat proces speelt letterlijk àlles een rol: hoe men eruit ziet, hoe men zich kleedt, hoe men praat, hoe men omgaat met collega’s, de hobby’s, consumptiepatronen en fascinaties die men heeft (food!!), hoe men het doet op Facebook, hoe vaak men moet roken of plassen tijdens de werkuren, of men een slechte adem heeft of niet – àlles kan een reden zijn voor inspectie en ‘assessment’: “voel jij je hier nog wel gelukkig?” “je lijkt een beetje down de laatste tijd”, “Er zijn klachten over jou dat je koppig en niet flexibel genoeg bent”, en zo voort. En àlles kan een reden zijn tot opwaartse mobiliteit – promotie, salarisverhoging – of neerwaartse mobiliteit – ontslag of carrière-stagnatie.

Lees de katernen in de krant: men zoekt niet enkel naar ‘iemand met een A1 diploma electromechanica’ of ‘ervaring in de logistiek’, maar meer nog naar een ‘soepel’, ‘vlot’, ‘spontaan’, ‘dynamisch’ en ‘ambitieus’ persoon, iemand die ‘houdt van teamwork’ en ‘flexibel en creatief’ denkt, die ‘van uitdagingen houdt’ en ‘zijn/haar grenzen wil verleggen’.

Niemand lijkt nog op zoek te zijn naar iemand die zich neerlegt bij de bevelen van de baas, bereid is tot overwerken zonder vergoeding, z’n werk mee naar huis wil nemen of z’n relatie omwille van z’n werk naar de haaien wil helpen. Neen: men zoekt naar de schoonste, beste, slimste en tofste MENS, niet meer naar een WERKNEMER.

Het is Big Brother, Komen Eten en Temptation Island, maar dan op de arbeidsmarkt. En net zoals in Big Brother, Komen Eten en Temptation Island is het onderliggende mechanisme er één van oneindige concurrentie: alles wat je bent en voorstelt, speelt een rol in het beschouwen van je arbeidsprestaties; alles kan dan ook een element worden van concurrentie met anderen. Je boekt evenveel omzet en winst als Carine, maar jouw adem is soms wat minder aangenaam om ruiken (want, foei, je rookt), je verzorgt je niet, je bent minder vlot in het team, je bent wat van je punch aan het verliezen en zo meer.

Die 360° werknemer is het ideaal van de Flexicurity-arbeidsmarkt, waarin we volkomen flexibel moeten zijn en op elk moment competitief moeten zijn op de arbeidsmarkt, via permanente bij- en herscholingen (‘life long learning’), en via een absolute zorg voor je zelf – je héle zelf. Het is een arbeidsmarkt waarin elke collectieve dimensie is vervangen door een absolute nadruk op individuele kwaliteiten en eigenschappen, en waarin de werknemer dus alleen de strijd met de arbeidsmarkt moet aangaan.

De perfecte loonslaaf

Men onderschat hoe diep dit model van de 360° werknemer al is doorgedrongen in de samenleving. Zeker in de jongere generatie is ze penetrant aanwezig – de mensen die nog mooi zijn, nog 10 kilometer kunnen lopen zonder cardiovasculaire risico’s, nog geen kinderen hebben en dus nacht- en weekendwerk geen obstakel vinden, vers van school komen en dus prima up-to-date skills en competenties hebben, en nog eens vlot omspringen met de smartphone en met Facebook ook.

Meer nog, het is deze individuele focus in het discours van de arbeidsmarkt die hen gretig en hongerig maakt, en ambitieus – wie wil er immers niet geboekt staan als creatief, vlot, dynamisch, energiek, spontaan, goed-in-de-groep en zo meer? Succes in de job wordt zo het bewijs dat men de menselijke perfectie benadert – een zo dominant succes dat alle menselijke zwakheden erdoor weggevlakt worden.

Voor die mensen is het collectieve karakter van een vakbond het tegendeel van wat ze zelf beschouwen als de kern van hun leven in de arbeidsmarkt. Vakbonden ontnemen hen die unieke individualiteit die ze als het recept zien voor professioneel succes, en bovendien: vakbonden vertégenwoordigen hen, en dat wil zeggen: ze doen dingen die ik eigenlijk zelf beter kan. Neen, ik ben geen deel van een categorie (‘bedienden’, metaalarbeiders’), ik ben uniek en ik ben sterk en slim genoeg om mijn eigen boontjes te doppen. Ik red mezelf wel uit deze crisis, ik heb Marc Leemans niet nodig – dank U.

Ik denk dat we de huidige golf van vakbonds-bashing niet los kunnen zien van deze diepere trend in de samenleving. We kunnen die trend verstaan als een klassiek geval van vals bewustzijn – de flexibele, dynamische en energieke werknemer is in essentie de perfecte loonslaaf die men kan uitbuiten tot in de kleinste vezel van zijn/haar wezen, precies omdat professioneel succes zo sterk verweven wordt met persoonlijk succes. De psychologisering van arbeid maakt professioneel falen tot een persoonlijk trauma, en slagen tot een persoonlijke triomf. Wie dit gelooft is in staat tot de grootste vormen van zelfvernedering en doorstaat enorme hoeveelheden druk, beledigingen en andere vormen van oppressie.

Typisch vals bewustzijn. Maar die trend is er en speelt wel degelijk een rol. Je leest uitingen ervan dag in dag uit op fora waar men de staking van commentaren voorziet, op Twitter en Facebook. Want één ding hebben deze flexibele, dynamische en creatieve mensen gemeen: ze nemen geen blad voor de mond en ze zijn zeer overtuigd dat hun wereldbeeld perfect klopt (want kijk: ik rijd met een BMW van het werk! En kijk, ik ben al over de kop van een oudere collega gesprongen!).

En de vakbonden?

De vakbonden staan dus niet enkel onder druk vanwege de overheid, de werkgevers en de grote media. Ze staan ook onder druk vanuit structurele veranderingen in de arbeidsmarkt. Ze hebben zich de afgelopen maanden beraden over de uitbreiding van het arsenaal aan actiemiddelen. De staking lijkt versleten als actiemiddel, ook al is en blijft het het meest effectieve (en allicht het énige effectieve) actiemiddel. Maar het is goed dat ze nadenken over een ruimer geheel aan actievormen en vormen van sensibilisering.

Die tendens naar indvidualisering en psychologisering op de arbeidsmarkt is wellicht een thema waarrond ze stevig zullen moeten mobiliseren. De visie op de arbeidsverhoudingen die de vakbonden aanhangen en die hun raison d’être zijn, wordt hoe langer hoe minder begrepen en moet dus dringend opnieuw ‘onderwezen’ worden.

Ze wordt overwoekerd door een heel nieuwe ideologie van de arbeidsmarkt, een ideologie die naadloos aansluit bij een hele reeks andere tendensen in onze samenleving, van nieuw consumptiegedrag tot en met het vormen en uiten van publieke standpunten op fora en in andere media. Die tijdgeest, eerder dan de economische crisis en het beleid dat erop volgt, kan wel eens de grootste tegenstrever zijn van de vakbonden.

De afgelopen paar maanden is gebleken dat vakbonden een staking nog moeilijk kunnen doen aansluiten bij een belangrijk deel van de publieke opinie. Ik denk dat er nog een moeilijker probleem klaar ligt: hoe leg je het belang van collectieve organisaties in de arbeidsmarkt uit, tegen een oprukkende nieuwe cultuur die precies dat aspect ontkent, en het vervangt door een – volkomen illusoir – beeld van de vrije, soevereine, jonge en ambitieuze mens die van niemand kletskoek aanneemt? Dan van zichzelf?

take down
the paywall
steun ons nu!