De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

De diepere betekenis van de beelden van Lieven d’Haese
Leuven, Beeldende kunst, Galerie Walravens, Diepere Betekenis -

De diepere betekenis van de beelden van Lieven d’Haese

dinsdag 26 november 2013 22:30
Spread the love

De liefelijke bronzen figuren van Lieven d’Haese fascineren. Maar wat hebben ze ons te zeggen? De figuren van de beeldhouwer die in een galerie in Leuven verzameld staan, zij spreken aan. Ze lijken wel bedoeld als een zacht tegengif tegen een paar problematische trekken die de levenssstijl en mentaliteit vandaag kenmerken: introverte, individualistische, verzuurde, soms ronduit cynische trekken die onze hedendaagse maatschappij helaas blijven kenmerken. De meeste van de (jonge) personages hebben een verstilde glimlach op de lippen. De kopjes verwijzen duidelijk naar Afrika, met hun vriendelijke warmte, dikke lippen, grote ogen, korte (kroes)haar, ze zijn meestal gecombineerd met een dynamische lichaamshouding. d’Haese is in Congo geboren. Vanuit mijn omgang met mensen uit Nigeria en Kameroen, onder meer in de Engelstalige parochie van de universiteit van Leuven, UPIC, ben ik vertrouwd met de ingetogen en soms bruisende levensenergie, de sociale gerichtheid, de openheid voor de andere mens, die Afrikanen van onder de Sahara nog altijd cultiveren. Het is een cliché, maar ondanks/dankzij de armoede op materieel vlak, staan Afrikanen op een meer open manier in het leven. Ze plukken elke dag. Als er iemand een theater opzet in een dorp, leven de toeschouwers heel expressief mee, ook al weten ze dat ze de volgende dag misschien niets te eten zullen hebben. Dat is het geheim van de Afrikaan. Alice Walker, de schrijfster van het boek “The color purple” dat door Steven Spielberg is verfilmd, heeft daarover een roman geschreven met als titel “Possessing the secret of joy”.

Die typische openheid en levensvreugde van de zwarte mens komen we dadelijk ook tegen in het werk van d’Haese: enkele van zijn figuurtjes staan met de armen wijd open, als een kind dat een vlaag sterke wind of de stralen van een heerlijke zon op zijn lichaam laat inwerken. Een vriend uit West-Afrika, Mohamed, wees er in een discussie op dat wij Belgen lijden aan een gebrek aan “exposure”- blootstelling. Zeker in een stad als Leuven, waar veel intellectuelen leven, verbonden aan de universiteit, is er weinig openheid in de publieke ruimte. Intellectuelen zijn vaak introvert. Een doctoraatsstudent uit Sierra  Leone, lid van UPIC, father John, merkte tot zijn ontzetting op dat zijn professoren en de assistenten zijn groet niet beantwoorden als hun pad kruiste in de gangen van het faculteitsgebouw. Hij stelde op lucide manier ook dat ons land wel twee populaties lijkt te kennen: deze in de zomermaanden, die veel vrolijker en opener is, en deze van het winterhalfjaar. Dat sluit aan bij het verhaal dat ik van Obiora vernam, een student afvalbeheer uit Nigeria: op de eerste dag dat hij in ons land aankwam, had hij wel honderd mensen toegeknikt bij wijze van groet in de stad, en slechts een  handvol mensen had zijn groet beantwoord; hij voelde zich leeg en droef.

Beeldhouwer d’Haese spreekt dus intuïtief en via en omweg over een van de grootse actuele thema’s van onze tijd: de vereenzaming, de doorgeschoten individualisering, het gebrek aan solidariteit, aan openheid naar ontmoeting. De oprichter van de Ark-gemeenschappen, die wereldwijd de kans geven aan gezonde mensen om vrijwillig samen te leven met mensen met een mentale beperking, merkte onlangs in het weekblad Tertio op: “Mensen zijn bang van elkaar, en daardoor komt het vaak niet meer tot ontmoeting”. Hier herkennen we de kritiek van onze eigen Vlaamse psycholoog Paul Verhaeghe en van psychiater-professor Dirk De Wachter. In hun respectieve boeken “Identiteit” en “Borderline Times. Het einde van de  normaliteit” merken zij op dat de mens in onze streken vaak slechts over een zwak ontwikkelde, slecht gewortelde identiteit beschikt en dat er sociale angsten zijn gaan heersen. Dat lijkt een van de redenen dat mensen elkaar in Leuven niet alleen op straat maar ook in de parken en in de buitenwijken, niet meer aankijken, elkaar niet meer groeten. De figuurtjes van de beeldhouwer staan boven die kleingeestigheid, die sociale armoede. Ze stralen warmte, vertrouwen en vriendelijkheid uit. Je zou zo een gesprek met hen willen beginnen, of samen gaan zwemmen of eten. De mannetjes en vrouwtjes stralen ook kinderlijke onschuld uit, en speelsheid. Het grootste en meest indrukwekkende beeld is dat van een jongen die met een vliegtuigje van papier vooruit rent, op een grote wereldbol. Hier zien we de kracht en de hoop van Afrika uitgebeeld: levenslustig droomt de jonge generatie van deelname aan het wereldtoneel. Het vliegtuigje verwijst naar de mooie speeltuigen die Afrikanen in vele landen in elkaar steken met restjes afval, een mooi voorbeeld van de optimistische levenskracht en de creativiteit van die arme bevolkingen. Het papieren speeltuig verwijst ook naar het wonder van het vliegtuig, dat sinds twee generaties mensen van overal op de planeet met elkaar in contact brengt, en nieuwe kansen op leven in een verafgelegen land brengt. Tegelijk blijkt de kunstenaar in dit beeld niet blind voor het illusoire gehalte van deze “kinderdromen”: de grote bronzen wereldbol komt kwetsbaar over, de droom van de jongeling zal het moeilijk hebben om zich waar te maken: het geheel is immers op een kleine, kwetsbare sokkel geplaatst. Als we dit zien denken we spontaan aan de vele jonge Afrikaantjes die er van dromen een voetballercarrière uit te bouwen in Europa. Velen dromen die droom, slechts een kleine minderheid zal hem in werkelijkheid kunnen omzetten.

Wat lezen we nog aan diepere betekenis in de beelden van d’Haese? De kunstenaar heeft duidelijk de verschillen in de mentaliteit, de instelling van de Afrikaan en de Europeaan in zich opgenomen. In ons land kruipen mensen vaak in hun schelp, ze zijn bang geworden voor sociale interactie. In Knack van 2 oktober merkt Jos Gheysels terecht op: “We zijn interactief tussen de muren, hyperactief voor het beeldscherm, passief of angstig daarbuiten”. In de jaren negentig kwam er nog gedreven kritiek op het opkomende fenomeen van “Cocooning” van toenmalig premier Luc Dehaene. Vandaag is die kritiek verstomd, maar zeker niet omdat het zich terugtrekken in het eigen huis, het eigen gezin, de eigen kleine kring is afgenomen. Het is de regel geworden. Het is goed dat een kunstenaar zich op deze levensbelangrijke kwesties bezint, ons handvaten aanreikt om tot zelfbewustzijn te komen, en zoals in dit geval, ons medicijn levert om onze eenzaamheid en kilte weer van een glimlach, van menselijke warmte te voorzien. “Als we ons alleen met onszelf bezig houden en daarnaast prozac slikken, dan zijn we niet goed bezig” zo laat Greet Pippijn, actief in de Transitiebeweging, optekenen in Tertio. De confrontatie met de zwarte, of het nu in levende lijve is of met de beeldjes van Lieven d’Haese, laat toe op een intuïtief niveau na te voelen, na te denken over de maatschappij waarin wij leven. Zij nodigen uit woorden te vinden bij het denken over de verschillen van onze cultuur met de laatste overgebleven inheemse culturen. De beeldhouwer geeft aan dat er mengvormen ontstaan: sommige van zijn zwartjes zien er minder stralend uit, hebben een meer ingetogen blik, gesloten ogen; zij komen piepen uit… een levensgrote schelp. Inderdaad, de zwarten die al jaren bij ons te gast zijn, hebben noodgedwongen hun typische openheid en extravertie moeten aanpassen. De uitdrukking zegt “Een glimlach uitsturen kost je niets”. Dat is waar in termen van geld, maar vriendelijkheid uitstralen in de publieke ruimte, en er geen terugkrijgen, is niet vol te houden. Ons hart geeft zich leeg. We zijn als burgers van vandaag verplicht mee te drijven met de stroom. We worden allen schelpbewoners.

Enkele figuurtjes van de beeldhouwer staan zoals gezegd met open armen menselijke warmte en levenslust uit te stralen. In die zin doen ze denken aan Jezus. Volgens de toonaangevende Duitse monnik, therapeut en auteur Anselm Grün is dat de manier waarop we Jezus, met open armen op het kruis, mogen interpreteren. Hij staat op vriendelijke wijze open voor mensen, tot over de dood heen.

Het is opvallend dat de beeldhouwer geen beeldengroepen afbeeld, er is nooit echte interactie tussen de warme, intrigerende figuurtjes, die zijn ontdaan van hun kroeshaar en op die manier verwijzen naar de boeddhistische monniken uit het Verre Oosten, bezitters van vrede en wijsheid. De man bracht zijn jeugd in Afrika door, maar is intussen blijkbaar geëvolueerd naar West-Europese normen, waar individualisering in de neoliberale consumptiemaatschappij de toon aangeeft.

We lezen dus in het beeldhouwwerk van Lieven d’Haese veel impliciete betekenis over de tijd en de plaats waar we leven, en over de contrasten met de mens in het (w)arme Afrika. Het zijn beeldjes die wat warmte in huis kunnen brengen, en stof tot inspiratie.

Stefaan Hublou

Historicus, publicist, voormalig leraar kunstgeschiedenis

Uw reacties zijn welkom op stefaanhublou@yahoo.com

De beelden zijn te bekijken en te koop tot eind december in galerie Walravens, Tiensestraat 94, Leuven.

 

*Tekst geschreven in overeenkomst met galerijhouder Walravens in november 2013.

Op 1 januari 2020 is de recensie meer dan 2600 keer gelezen.

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!