Dansen op het massagraf in Halabja voor de ‘goede zaak’?

Dansen op het massagraf in Halabja voor de ‘goede zaak’?

woensdag 20 maart 2013 23:43
Spread the love

Tien jaar terugspoelen. 20 maart 2003 is zo’n dag waarvan je je hele leven herinnert waar je was en met wie. De campagne tegen de invasie in Irak had miljoenen mensen op de been gebracht, maar President George Bush Jr. trok zich er niets van aan. Je bent vóór ons of tégen ons, je bent met ons tegen ‘het Kwaad’ of je bent mét ‘het Kwaad’, herhaalde hij tot er een misselijke woede in je opstak. Nog zelden hadden we het manicheïsme in zulke sterke termen uit de luidsprekers horen loeien. Maar wat ik in die tijd helaas ook leerde, was dat manicheïsme besmettelijk is.

De laatste dag die zo in mijn geheugen gegrift stond, was 11 september 2001. Het was in mijn huisje in de bergen in ‘diep Chili’, ver van het eerste dorp en winkeltje, ver van de ‘beschaving’. We hadden net voor het eerst satelliettelevisie, een geweldige luxe. Een paar buren, eenvoudige kleine boeren, kwamen langs. Het was de dag van Pinochets staatsgreep achttien jaar eerder met ieder jaar weer, ook op buitenlandse zenders, de beelden van de vliegtuigen van de luchtmacht die het Moneda-paleis aanvielen in 1973 en van het jaarlijkse schreeuwen en knokken tussen linkse en rechtse betogers in Santiago. Ik zette de televisie aan. Net op tijd om het tweede vliegtuig in de torens in New York te zien boren.  Zappen tussen CNN Spaans, BBC World, Fox News tot we begrepen wat er gebeurd was.“Je zult zien, nu komt de merda”, zei ik. “Nu krijgen zij ook eens de merda”, ‘verbeterde’ buurman Victorino. Victorino, die evenals bijna alle Chileense kleine boeren – behalve de zeer rechtse – sinds 1973 geen woord meer kwijt wilde over politiek. Hun motto was: zwijg of de merda begint weer opnieuw. Jij weet niet wat het is, voegden ze eraan toe als ik er strikt tussen vier muren toch over begon. Maar hen daarom voor politieke ignoramussen houden was de gebruikelijke misrekening van paternalistische linkse activisten.

Op 20 maart 2003 keek ik met mijn jongste zoon, die onderzoek deed over landhervorming, naar televisie in Graaff Reinet in de Karoo in Zuid-Afrika. Hij stond op en liep met gebalde vuisten rond, ik dacht dat hij ging huilen van woede terwijl de Amerikaanse vliegtuigen en tanks donderden over het scherm. Toen zette hij de televisie af: “Kom, we gaan naar buiten.” Hetzelfde gebaar als de Chileense boeren als er iets over de staatsgreep of de dictatuur van Pinochet op televisie kwam. Het was de eerste keer, zowel voor mijn zoon als voor mij, dat we rondreisden in een Zuid-Afrika en een Zuidelijk Afrikaanse regio zonder oorlog. In zijn jeugd hadden we in Mozambique gewoond, een land in oorlog toen, een land dat hij lief had maar waar hij als  kind angst en vernieling had leren kennen en honger om ons heen gezien. En kinderen van zijn leeftijd die als vluchtelingen zonder ouders door de hoofdstad dwaalden, soms in kartonnen dozen onder het afdak van ons huis kwamen slapen en dan weer verdwenen. En natuurlijk de clandestiene oorlog van het ANC, die hem zo heldhaftig leek maar tegelijk onveiligheid, onzekerheid en het opbreken van ons gezin betekende. Ik had hem en zijn broers indertijd omwille van hun veiligheid naar hun vader in Europa moeten sturen. Ik had geen moeder meer, had hij me de dag voor het uitbreken van de oorlog in Irak nog bitter gezegd. Nee, dat was geen verwijt, zei hij. Maar de pijn hield al twintig jaar aan.

Oorlog… .

Dat is alweer tien jaar geleden. Maar het is ook 25 jaar geleden dat 5000 Koerden door Saddam Hoessein vergast werden in Halabja. In het eerste van een reeks artikelen op De Wereld Morgen zette het Koerdisch Instituut in Brussel vorige week de situatie uiteen in die tijd van oorlog tussen Iran en Irak . Het artikel onderstreept de rol van het Westen dat de zaak van de mensenrechten en dictaturen, de zaak van leven en dood van burgers pleegt te gebruiken als een schijnwerper die het aan en uit knipt naargelang  het hen schikt. Tot dusver niets nieuws. Tot ik aan deze paragraaf kwam: “Om de erfenis van Halabja helemaal met de voeten te treden viste George W. Bush de slachting in 2003 opnieuw op, ditmaal met Saddam als dader, als argument voor een inval in Irak. Een paar misnoegde CIA-officieren dansten mee op het graf van de 5.000 gesneuvelden door, in een poging een persoonlijk afrekening te innen, in enkele krantenartikelen te blijven volhouden dat het Iran was dat de gasaanval beval.”

Schok, herinnering. Ik clickte op ‘krantenartikelen’ en kwam aan bij een artikel in de New York Times van 31 januari 2003 door een gewezen hoge CIA-man, Stephen Pelletiere. De schrijver schoof inderdaad de schuld op Iran, zij het op de kronkelige manier eigen aan zekere inlichtingendiensten door zogenaamd het tipje van de sluier van top secret rapporten op te lichten al zeggend dat niemand van iets zeker kan zijn,. En opeens deze zin:  “This much about the gassing at Halabja we undoubtedly know: it came about in the course of a battle between Iraqis and Iranians. Iraq used chemical weapons to try to kill Iranians who had seized the town, which is in northern Iraq not far from the Iranian border. The Kurdish civilians who died had the misfortune to be caught up in that exchange. But they were not Iraq’s main target.

Met een plof bevond ik me terug in een vergadering in april 2003 na mijn terugkomst in België van de Zuid-Afrikaanse reis. Rond de tafel een tiental mensen. De lopende zaken zijn afgewerkt en onvermijdelijk gaat de aandacht naar de oorlog in Irak. De vergadering wordt voorgezeten door een bekende linkse persoonlijkheid die ik al vele jaren bewonder. Tot deze dag…  Hij heeft een scoop! Saddam Hoessein blijkt niet schuldig te zijn aan die massamoord op de Koerden indertijd, zegt hij, dat was alweer zwartmakerij door Bush om de oorlog te rechtvaardigen; in feite bevonden die arme Koerden zich tussen de twee legers… Ik kijk hem ongelovig aan. Een massamoord onder kruisvuur zoals dat heet? Bedoel je dat? Een jammerlijk vergissinkje? Ondanks alle geloofwaardige bronnen die al jaren geleden bewezen dat het Saddam was? Wil je Saddam Hoessein witwassen omdat dat je denkt dat dat goed is voor de campagne tegen de oorlog? Realiseer je je wel wat je zegt? Hij zwijgt en komt er nooit op terug.

Mijn waardering voor de man sloeg om tot onder het nulpunt. Je voelt je verweesd op zo’n moment. Je begint na te denken, ook over jezelf. Je slaapt slecht, wil eens en voor altijd duidelijkheid. Waarom zou je Saddam Hoessein in het kleed des onschulds willen steken? Hadden we niet al meer dan genoeg argumenten tegen de oorlog zonder onze kritiek op Saddam en zijn Baath-regime, met hun eindeloze schendingen van de mensenrechten, onder stoelen of banken te steken? Maar nee, de vijand van onze vijand moet onze vriend zijn. Daar mag je geen kritiek op uiten want dat is huilen met de wolven. Volgens die denkkronkel  zou kritiek op Saddam de campagne tegen de oorlog ontkrachten. De ‘scoop’ was daarom zeer welkom. Want linkse activisten kunnen veel door de vingers zien, vooral als men er, hoe mistig dan ook, de hand van de CIA en ‘hét imperialisme’ in meent te ontwaren, maar de massamoord op de Koerden in Halabja ging zelfs voor complottenzotten te ver. Met die hinderpaal uit de weg, kon men lastige vragen wegwuiven. Vragen die men in feite zelf opriep door Saddam als de ‘goede kant’ te willen zien tegenover het Grote Kwaad van het ‘Empire’ – of desnoods als het arme slachtoffer. Door in perfecte omkering van het discours van George Bush, maar evenals hij, alles in zwart en wit, als een strijd van het Licht tegen de Duisternis te willen afschilderen. Een dergelijke denkwereld gaat mijn begrip te boven. Ze heeft iets middeleeuws religieus en daar komt het manicheïsme dan ook vandaan.   

Tot ik het artikel van het Koerdisch Centrum las, wist ik niet waar die ‘informatie’ over het kruisvuur vandaan kwam. Vandaar de schok toen ik op de link clickte: ze kwam van de ‘moeder’ der verdachte bronnen, de duivel zelf: de CIA. Wist onze boodschapper van de ‘scoop’ dat? Circuleerde dat artikel? Had hij het gelezen? Ik weet het niet. Maar ik weet wel dat je met een dergelijke bron allerlei vragen moet stellen. Ging het soms niet om ‘misnoegde CIA-officieren’, zoals het Koerdisch Centrum schreef, maar om een van die kronkelige desinformatie-campagnes om tegenstanders – in dit geval van de oorlog in Irak en het Amerikaans imperialisme – ongeloofwaardig te maken?  (Of om een volgende oorlog voor te bereiden, of welk motief dan ook.) Want met witwassen van dictators maakt men zich ongeloofwaardig in wijdere kringen. Dat is precies de Kop van Jut waar rechts al decennia lang op slaat: de hardnekkige ontkenning door een zeker links van de misdaden van Stalin en het Sovjetsysteem ondanks een groeiende bewijslast. In ieder geval moet je wel behoorlijk verblind zijn door het ‘de vijand van mijn vijand is mijn vriend’-denken om een dergelijk stuk informatie zo gretig aan te pakken omdat het in je straatje past. Ondanks alle informatie van de Koerden zelf en god weet hoeveel andere veel betrouwbaardere bronnen dan CIA-spelletjes. En moet je het vooral niet nauw nemen met de ethiek: dansen op het massagraf van duizenden vergaste Koerden voor de ‘goede zaak’?

Het probleem is dat dit geval misschien wel extreem, maar verre van uniek is. Zo hemelden sommigen de goede kanten van Kadhafi op en bedekten al zijn gebreken onder de mantel der liefde, alsof men met een meer genuanceerde mening over de man niet tegen de ‘regime change’ à la de VS en de NATO kon zijn. Idem nu voor Bashar el Assad en zijn Baath regime. Er zijn sinds de franse interventie ook ‘linksen’ die de rebellen in Noord-Mali ‘patriotten’ noemen… (Je kunt met de eisen voor autonomie van de Toearegs sympatiseren, maar daarom nog niet ‘patriottisch’ noemen dat ze, gebruik makend van de wanorde in de Sahel met name sinds de oorlog in Libië en zeer goed bewust van het gevaar van de jihadisten en allerlei gewapende maffias in de regio, hun Libische wapens opnamen en de al zwakke Staat en instellingen van Mali de doodslag toedienden. En bovendien zelf voorspelbaar het onderspit delfden.)  Zoals men in die kringen ook geen nuance en zeker geen kritiek verdraagt als het ware vrienden van links betreft zoals Cuba (alles komt door de blokkade…) of Hugo Chavez.

Ik ben tegen de traditionele verdeeldheid en ruzies binnen links. Maar ik vind het zeer moeilijk om samen te werken met mensen die alles in zwart of wit willen zien, engel of duivel, manicheïsten. Zoals het geval van Halabja toont, glijd je daarmee veel te gemakkelijk buiten de perken niet alleen van de politiek, maar van de ethiek. Politici van verschillende landen die Saddam Hoessein niet als iets anders dan een – bloedige – dictator zagen, gingen toch met hem praten om te proberen hem over te halen om af te treden en daarmee Bush de propagandawapens uit de handen te slaan en de oorlog misschien te voorkomen. (Saddam weigerde.) Een team van de Afrikaanse Unie die voor democratie is en zeer wisselende ervaringen en genuanceerde meningen had over Kadhafi (hoewel hij een van de oprichters en een grote donor van de AU was, wisten de andere leden hem naar de politieke marge te duwen toen hij té dictatoriale neigingen kreeg en zijn wil wilde opleggen) ging naar Tripoli en haalde Kadhafi over om met de opstandelingen te onderhandelen – en zich daarbij liefst persoonlijk terug te trekken. (De NATO-partners staken daar een stokje voor.) Dat zijn voorbeelden van politiek. Manicheïsme, polarisatie en zwart-wit denken dienen alleen machtszieke imperialisten als George Bush en andere ijzervreters, niet de progressieve wereld.  

Laten we die les leren uit de opgewonden dagen van ons verzet tegen de oorlog in Irak en de duizenden vergaste kinderen, vrouwen en mannen in Halabja samen met de andere 180.000 Koerdische slachtoffers met eerbied en in solidariteit herdenken.

20 maart 2013

take down
the paywall
steun ons nu!