Nieuws, Samenleving, Cultuur, België, Joris Note, Paul Verhaeghe, De neoliberale waanzin -

Column – In het kort

De neoliberale waanzin van Paul Verhaeghe (VUBPRESS) is een erg lezenswaardig en overdenkenswaardig boekje, en ik deel de mening die door de titel wordt uitgedrukt. Toch viel het me wat tegen, maar waarom?

donderdag 12 april 2012 10:20
Spread the love

Na een algemeen gedeelte toont Verhaeghe hoe de neoliberale logica is doorgedrongen in sectoren waar ze hoegenaamd ‘niet thuishoort: wetenschap, zorg, onderwijs’, en wat daarvan de gevolgen zijn voor onze identiteit. Ik ga grotendeels mee met dat betoog, maar sommige dingen zitten me niet lekker. Het uitgangspunt is de vraag waarom zovele mensen zich slecht voelen in deze maatschappij, en bij het begin verwerpt Verhaeghe twee verklaringen die volgens hem hetzelfde impliceren: ‘vroeger was het beter’. Maar verderop lijkt hij zelf, ongewild, dicht bij zo’n opvatting te komen.

Bladzijde 30: ‘Net zoals zorg was onderwijs vroeger vooral een roeping waarvoor men koos op grond van een ideaal’; vandaar dat erover getwist werd tussen ‘politieke en religieuze overheden, want elk wou er zijn ideaal mensbeeld in kwijt’. Over welk ‘vroeger’ gaat het hier? Het moet voor mijn tijd geweest zijn. Ik zat op een college tot 1967, studeerde af als germanist in 1971, en stond in 1978-1984 zelf in het onderwijs. Even afgezien van de instituten (die inderdaad een mensbeeld propageerden): onder de vele degelijke leerkrachten in die periodes waren er uitstekende, en sommige waren geroepenen of idealisten… maar het ging toch om een minderheid. Dat is niet per se een verwijt. Hoeveel mensen (onderwijzers, ‘regenten’) gingen niet lesgeven omdat dat voor hun sociale milieu zowat het hoogst/enig bereikbare was? Hoeveel licentiaten (talen, geschiedenis, aardrijkskunde…) gingen niet in het onderwijs omdat hun diploma nauwelijks andere beroepsmogelijkheden bood?

Vlak daarna lezen we hoe de twintigste eeuw geleerd heeft ‘dat elke dictatuur het onderwijs aangrijpt om kinderen ideeën op te dringen die voor een pak ellende zorgen en die de ontplooiing tot kritische en zelfstandig denkende mensen heel erg belemmeren, met als laatste duidelijk voorbeeld het communistische Oost-Duitsland’. Geen haar op mijn hoofd dat de DDR wil verdedigen, maar is het wel bewezen dat voormalige Oost-Duitsers van pakweg mijn generatie in de regel minder zelfstandig denken dan West-Europeanen van dezelfde leeftijd? Mogelijk.

In elk geval werden wij evengoed ideologisch ‘geïndoctrineerd’ als onze tegenhangers in de DDR en als jongeren van vandaag, zij het op een heel andere manier; Verhaeghe ontkent dat ook niet, geloof ik (zie de ‘mensbeelden’ hierboven), maar waarvoor is het DDR-voorbeeld dan nodig? (Hij noemt communisme en fascisme herhaaldelijk in één adem.) Het was niet zonder reden dat wij begin jaren zeventig handboeken uitvlooiden op hun plusminus verborgen politieke inhoud, of dat Vuile Mong (1974) de school een apenkot noemde, en – serieuzer – dat Louis Althusser in een veelgelezen artikel (1970) de school tot de ‘ideologische staatsapparaten’ rekende.

Nog iets, p. 42. Volgens Verhaeghe had je ‘vroeger’ een ‘dynamisch spanningsveld’ tussen maatschappij en burger; in ruil voor bescherming en diensten volgde de burger ‘de wetten van de maatschappij’. Die wetten zijn ‘de formele vormgeving van een overkoepelende gemeenschapsethiek […]. Een neoliberaal bestel veegt die gemeenschapsethiek van tafel’. Laat deze visie op de wetten niet, simplistisch en apolitiek, het klassenkarakter van de staat buiten beschouwing?

Zijn mijn marginale opmerkingen (dit is geen recensie!) méér dan vitterijen? Ik denk dat Verhaeghes benadering van de neoliberale ellende enigszins oppervlakkig blijft omdat hij ter vergelijking alleen kan verwijzen naar het verleden, dat hij wel niet verheerlijkt maar evenmin scherp genoeg analyseert; ik vraag me af of dat verleden zo fundamenteel anders was. En de toekomst? Aan het slot staat: ‘We hebben een nieuwe verlichting nodig, correcter, een terugkeer naar de eigenlijke verlichting, waarin […] passie gecombineerd wordt met de rede en met empathie in functie van een duurzaam beleid.’ Dat is toch wel vaag. Misschien dat Verhaeghe niet diep genoeg kan graven omdat hij het kapitalisme als zodanig (waarvan het neoliberalisme een gedaante is) niet echt in vraag stelt, en dus ook geen perspectief biedt op een wezenlijk andere samenleving.

Ja, ik zou dit uitvoeriger moeten uitwerken, zou er verder over moeten nadenken.

***

Eerherstel voor een groot, miskend denker! ‘De wereldeconomie staat in brand en niemand lijkt in staat haar te blussen. […] Te midden van die chaos verkruimelen de grote verhalen, worden ze slogans, holle kreten. Net daarom is het belangrijk om terug te grijpen naar denkers die onze wereld hebben gevormd, zoals Milton Friedman. […] Ten onrechte wordt Friedman opgevoerd als de immorele vader van het wilde kapitalisme. […] Zijn klassiek geworden analyse van de Grote Depressie van de jaren dertig vormt een inspiratiebron bij het aanpakken van de huidige crisis.’ Zo kondigt De Bezige Bij Antwerpen een in juni te verschijnen boek aan van Johan Van Overtveldt, Red de vrije markt: De terugkeer van Milton Friedman. ‘Voor al wie de crisis echt wil begrijpen en bezweren’, reserveer alvast uw exemplaar. Om ons nog morsiger te doen watertanden wordt de grote Geert Noels geciteerd, die over de grote Van Overtveldt zegt: ‘Een van de weinige Vlaamse economen die internationaal aanzien genieten.’

***

De CEO vertelt de vakbonden dat zijn bonus dit jaar aanzienlijk kleiner zal zijn. ‘Toegegeven, ik heb vorig jaar erg veel gestolen, maar eerlijk, dit jaar steel ik veel minder. Willen jullie nu weer met mij praten?’

***

Kort geleden (30-3) besteedde De Standaard der Letteren aandacht aan de 150ste verjaardag van Victor Hugo’s roman Les Misérables. Twee volle pagina’s, vrijblijvende wetenswaardigheden en anekdotiek, de musical… maar niets over de tekst van de roman – zó letterlijk mag je de titel ‘Letteren’ niet nemen! Trouwens, zegt Peter Jacobs: ‘Dat de uitgesponnen originele versie nog veel gelezen wordt, valt te betwijfelen.’

Wel, dat durf ik te betwijfelen. Les Misérables mag nog zo dik zijn, voor zover ik kan nagaan is het momenteel verkrijgbaar in vier (vier!) onverkorte, meerdelige Franse pocketuitgaven (Livre de Poche, Garnier-Flammarion, Folio, Pocket); daarnaast is er nog de Pléiade-editie, en een boekdeel in de Oeuvres complètes van uitgeverij Laffont. En ook Franstalige landen hebben bibliotheken.

Wat de Standaard-redacteur wilde zeggen was misschien ongeveer dit: weinig Nederlandstaligen lezen dat boek, begrijpelijk genoeg, want zo’n ‘uitgesponnen’ ding is toch echt niets voor deze tijd; trouwens, ik heb het wellicht zelf niet gelezen, en ik schrijf dit maar omdat ons geletterde bijvoegsel nu eenmaal leuk en vrijblijvend volgeleuterd moet worden.

Wat zo’n redacteur níet interesseert is: de maatschappelijke en historische betekenis van het boek, de mate waarin bepaalde aspecten vandaag nog relevant kunnen zijn, de diepgaandheid of oppervlakkigheid van Hugo’s visie, enzovoort. Komaan zeg, wij schrijven niet voor intellectuelen!

take down
the paywall
steun ons nu!