Ertsenopkoper in Kivu, Congo

 

Reportage, Nieuws, Wereld, Afrika, Economie, Congo, Mijnbouw, Tmd, Coltan -

Coltanspeculanten boren Congo in de grond

Er zijn wel meer tegenstanders van besmette mineralen uit Congo waar kinder- of slavenarbeid mee gemoeid is. Maar niet allemaal hebben ze het goed voor met Congo. Een onderzoek van Raf Custers naar de echte agenda van lobbyisten en mijnbedrijven.

dinsdag 11 mei 2010 11:21
Spread the love

Op 8 december 2009 neemt een zekere Ron MacDonald bij de OESO in Parijs deel aan een werkvergadering. MacDonald meldt zich aan als International Policy Advisor van een Canadees mijnbouwbedrijf. De vergadering gaat over investeringen in de mijnbouw en over hoe ‘besmette’ mineralen uit de ertsenhandel kunnen worden geweerd. Congo staat niet uitdrukkelijk op de agenda van de meeting. MacDonald stuurt de brainstorming evenwel in die richting, met een tussenkomst die lang niet door iedereen wordt gesmaakt. Hij eist, noch min noch meer, dat tegen de export van mineralen uit Congo een embargo wordt ingesteld. Het lot van de Congolezen kan MacDonald gestolen worden, hij zit daar enkel en alleen voor het belang van de firma die hem inhuurde.
 
Ook de OESO, de organisatie van de rijkste Westerse landen, bekommert zich om de ertsenhandel. Daarin gaan ‘vuile’ of ‘besmette’ ertsen om; méér dan één ontwikkelingsorganisatie klaagt dat deze ertsen in alledaagse elektronische toestellen worden verwerkt. Ze worden ‘besmet’ genoemd omdat ze in mensonterende omstandigheden zijn gewonnen. Bij voorbeeld in mijnen die door rebellen worden uitgebaat of waar er ook kinderen als slaven werken. Het gaat dan vooral over tantalum, het mineraal waarmee ook schakelcomponenten voor gsm’s worden gemaakt, en over tinerts (of cassiteriet). Die twee ertsen worden onder meer in het Oosten van Congo geproduceerd. Oost-Congo is vanaf 1994 geteisterd door opeenvolgende oorlogen en blijft onstabiel. Om te zorgen dat er geen vuile ertsen meer in het commerciële circuit geraken, wil de OESO de Due Diligence bevorderen.[1a] Handelaars of consumenten van ertsen moeten dan actief uitzoeken of hun grondstoffen wel uit ‘cleane’ mijnen komen die legaal en normaal worden uitgebaat.
 
Bij de OESO vertegenwoordigt MacDonald de firma Commerce Resources, een mijnbedrijf uit Vancouver. Voor zover we konden nagaan, heeft Commerce geen enkel mijnbelang in Congo. In 2008 en 2009 kwam Commerce op geen enkele lijst van mijneigendommen in Oost-Congo voor. Aan de meeting bij de OESO nemen ook bedrijven deel die in Congo vooral tin aankopen. Zij zijn naar verluidt niet met de boodschap van MacDonald opgezet. In hun ogen ondermijnt de Canadees hun business en zit Commerce op één lijn met twee zwaargewichten in de tantalum-business, namelijk Cabot en Talison, waarop we verderop terugkomen. Andere deelnemers kennen Commerce niet, zij vragen zich af wie de Witte Ridder met de Zwarte Boodschap is?

MacDonald reageert niet op onze vragen om informatie. We achterhalen nochtans dat MacDonald geen mijnexpert is maar een lobbyist. Hij staat aan het hoofd van een marketingbedrijf, Cansource Marketing, en via die firma heeft hij zich door Commerce Resources laten inhuren. In september 2009 betaalt Commerce Resources aan Cansource Marketing een vergoeding voor bewezen diensten uit. MacDonald en zijn partner Mark Buggio ontvangen een pakket van 8750 aandelen van Commerce Resources’ notering op de Venture Exchange van de beurs van Toronto. MacDonalds en Buggio worden zo mede-aandeelhouder van Commerce Resources.
 
Commerce Resources heeft zoals gezegd géén plannen in Congo, maar in Canada wil het twee mijnen opstarten: het Eldor-project in de provincie Quebec en het Blue River-project in de provincie British Columbia. In Eldor, een domein van bijna 19.000 hectaren groot, heeft Commerce onder meer tantalum-afzettingen gevonden. Commerce is de ertsaders sinds 2008 in kaart aan het brengen. Ook in Blue River, een concessie van circa 1000 km2, ligt volgens Commerce een tantalum-afzetting. Wie Commerce’s inzet voor Congo wil begrijpen, hoeft niet veel verder te zoeken. Commerce Resources heeft geld nodig, om zijn projecten in Eldor en Blue River te financieren. Het probeert investeerders aan te trekken via de beurzen van Toronto en Frankfurt, waar het telkens een notering heeft. Om deze investeerders warm te maken, volgt Commerce een dubbele taktiek. Het presenteert Eldor en Blue River als veelbelovende, ‘propere’ en veilige mijnen. En, het maakt stelselmatig Congo zwart.

Politieke lobby

De campagne van Commerce duurt al langer. Maar ze komt nu pas echt op dreef. Aanvankelijk krijgt Congo er enkel in de schrijfsels van Commerce van langs. In een brochure van februari 2009 over Blue River schrijft Commerce Resources: “mijnbouw in dat deel van de wereld (Afrika, rc) gebeurt vaak illegaal en wordt geassocieerd met extreme schendingen van de mensenrechten en het is bekend dat opbrengsten van de verkoop van Afrikaans coltan dienen om militair en tribaal geweld te steunen”.[1]
Op zijn website bespeelt Commerce de gevoelige snaar van het natuursentiment. Congo wordt in één adem vernoemd met buurland Rwanda dat ook erg tot de verbeelding spreekt. Dan zegt de tekst: “Burgeroorlog, de plundering van nationale parken en de export ten behoeve van de financiering van milities, maken dat de internationale tantalumorganisatie haar leden stellig afraadt om ertsen te kopen in gebieden waar zowel het welzijn van de mensen als het wild worden bedreigd”.[2] De conclusie ligt voor de hand: kopers moeten zich bij “ethischer bronnen zoals Blue River” bevoorraden waar stabiele wetten de mensenrechten en het milieu beschermen. Zelfs als de kopers daarvoor een hogere prijs moeten betalen.[3]
 
Intussen heeft Commerce Resources aansluiting gevonden bij een Noord-Amerikaanse lobby tegen Congo. De harde kern van die lobby komt voort uit het politieke establishment van de VS. Het Enough Project is daarin erg actief. De mede-oprichter van Enough, John Prendergast, wordt nu als mensenrechtenactivist bestempeld. Maar onder president Clinton leidde hij het African Affairs-bureau bij de National Security Council en was hij Special Advisor bij het VS-ministerie van Buitenlandse Zaken. Enough mikt op de Amerikaanse publieke opinie. Het werft nu actief steun voor twee wetsvoorstellen, de Congo Conflict Minerals Act in de Amerikaanse Senaat en de Conflict Minerals Trade Act in het Huis van Afgevaardigden.[4] Deze voorstellen maken het voor Amerikaanse bedrijven wel erg ingewikkeld om zogenaamde ‘conflictmineralen’ uit Congo te kopen.[5] Als deze voorstellen wet worden, komt er een feitelijk VS-embargo tegen ertsen uit Congo. In de praktijk maakt het Enough Project al in het publiek het proces van bedrijven die tantalum uit Congo zouden verwerken, zoals de firma Niotan in Nevada.[5b]
 
Commerce Resources sympathiseert niet alleen met deze lobby, de firma maakt er ook reclame voor. Op 21 april 2010 linkt Commerce in een boodschap op Facebook naar Enough. De lobbygroep is zich dan juist tien dagen lang voor de Conflict Minerals Trade Act aan het inspannen. De inspanningen lonen. Op 23 april meldt een zekere Shaun Ledding via Facebook aan Commerce Resources : “The interest in sourcing raw metals such as tantalum from conflict free areas is growing”. Ledding blijkt één van de vijf directeuren van Commerce te zijn.

Commerce introduceert de pro-embargo-lobby ook in de zakenwereld. Begin april 2010 vindt in de Crowne Plaza in Los Angeles de Rare Metals Summit plaats, een vakbeurs voor producenten en handelaars. Commerce is de hoofdsponsors van deze beurs. De firma kan dus haar stempel op het verloop drukken. Ze laat haar eigen directeurs optreden als sprekers in diverse werkgroepen. En ze dropt een zeker Ron MacDonald in het panel van de werkgroep ‘Sustainable Mining’. Maar dit keer zit MacDonald daar nièt in zijn hoedanigheid van Policy Advisor van Commerce, maar als President van … CanSource International. En wie flankeert MacDonald in het panel? Een zekere David Sullivan van … Enough. In de nood kent men zijn vrienden. Hun beider boodschap slaat aan. Via Twitter meldt Commerce Resources dat niet nader genoemde “US officials” zich zorgen maken. Ze gaan voor de strategische voorraden van de VS geen tantalum uit Congo kopen. “New clean supply needed”, zo besluit de Tweet.

Crisis in de sector

Moest er nu maar één bedrijf uit puur eigenbelang tegen Congo aan het stoken zijn. Maar er zijn er meer. Volgens Enough Project krijgt het Congreslid James McDermott steun van verscheidene fabrikanten van elektronica.[6] Over welke bedrijven het gaat, is niet duidelijk. Maar op de keper beschouwd hebben alle grote tantalum-spelers belang bij het afsluiten van de aanvoer uit Congo. In januari 2010 schrijft een Australische krant dat de firma Talison “de strijd tegen bloedtantalum” aanvoert. “De elektronicabedrijven en andere eindgebruikers kunnen nu tantalum aankopen bij ethische en verantwoordelijke leveranciers. En de macht van de consumenten kan deze zaak vooruithelpen”, zegt topman David Miller van Talison.[7] Wat een hypocrisie.

Verhoog de prijs: snij aanbod weg

Talison is potentieel de grootste producent van tantalum ter wereld. Maar in 2008 gooide het bedrijf zijn Wodgina-mijn dicht om verscheidene redenen: met de economische crisis stuikte de vraag naar tantalum op de wereldmarkt in elkaar, de elektronische industrie drukte de kosten en dat deed de vraag naar goedkoop tantalum uit Congo toenemen. Daar kon Talison kon niet tegen op. Waarom voert Talison zogenaamd actie voor ethisch tantalum? Het antwoord is simpel. Al in 2008 kloeg Talison dat – terwijl de prijzen van koper, goud, nikkel en tin sinds jaren aan het stijgen waren – de prijs van tantalum nagenoeg stabiel bleef. Talison zegt Wodgina te zullen heropenen. “Maar”, zegt een trader”, “eerst moet voor Talison de prijs stevig omhoog. De prijs voor tantalum ligt rond $40 per pond terwijl Talison de prijs tot $120 wil opdrijven”. Dat kan door aanbod af te snijden. En waarom niet uit Congo!
 
Een andere grote speler is Cabot uit de VS. Cabot heeft een tantalummijn in Manitoba (Canada) maar levert ook geraffineerd tantalum als grondstof aan de elektronica-industrie. Cabot maakt reclame voor zichzelf met de boodschap dat het in géén geval tantalum uit Congo koopt. Wij halen, zegt zijn website, ons tantalum exclusief uit een eigen mijn in Manitoba (Canada), bij Talison (Wodgina) en Noventa, dat een mijn heeft in Mozambique. Die verklaring dateert van augustus 2008.[8] Sindsdien is er veel veranderd. Want zoals gezegd legde Talison zijn grote tantalummijn stil, maar Cabot en Noventa deden hetzelfde. Maar Cabot zit niet op droog zaad. Volgens insiders heeft het genoeg tantalum in voorraad om het twee jaar uit te zingen.

De volgende hoofdspeler is HC Starck, gevestigd in het Duitse Goslar nabij Hannover. HC Starck is net als Cabot een tussenschakel tussen de mijnbedrijven en de verbruikers van tantalum. Samen met Cabot en de firma Ningxia in China zou HC Starck op de wereldmarkt 70% van al het ruwe tantalum kopen. Ook HC Starck heeft momenteel naar verluidt grote voorraden.

Word rijk op kap van de Congolezen

Nu blijkt Congo een belangrijke factor te worden om uit die impasse van grote stocks en lage prijzen te geraken. Najaar 2009 kondigt een Amerikaans analyst aan dat het tij gaat teren. Omdat er stevig in het aanbod is gesneden en de stocks snel kunnen opdrogen, zo zegt hij, kunnen we over drie jaar met een serieus tantalumtekort zitten. Op dit ogenblik, zo gaat hij voort, zijn er maar drie bevoorradingsbronnen meer, namelijk Brazilië, China en enkele mijnen in Afrika. Dan volgt zijn verrassende conclusie: hopelijk beginnen er in Canada twee nieuwe mijnen te werken, “waarvan er één Blue River is”, want dat zullen “de enige nieuwe aanvaardbare en ethische bronnen van tantalum” zijn.[8b] Is deze analyst voor de marketing van Commerce Resources gevallen? Enkele maanden later ziet ook HC Starck een nieuwe trend. De Duitse firma meldt dat de prijzen aantrekken, en wel om een merkwaardige reden: “de prijzen staan onder druk omdat de eindgebruikers nu ethisch onbesproken materiaal vragen. Er is een verschuiving bezig in de aankopen, van Congo dat door conflicten wordt getroffen, naar andere leveranciers, en deze verschuiving zal tot hogere prijzen leiden”.[9]
 
Als er in de tantalumsector al een bron van besmetting bestaat, dan lijkt dat dus eerder Commerce Resources dan Oost-Congo te zijn. De Canadese projectontwikkelaar, want meer is Commerce vooralsnog niet, hamert er een negatief beeld van Congo in, om zijn eigen winkel te doen draaien. Dat is je reinste cynisme. Deze ‘conflict marketing’ misbruikt Congo namelijk om de beurskoers van Commerce op te krikken. De Congolezen worden er geen grein beter van.
 
Raf Custers

[1a] De OESO-meeting van 8 december 2009 werd aangekondigd met als titel: Promoting responsible investment through enhanced Due Diligence.
[1] “Coltan is the African name for tantalum which is mined in the Democratic Repub- lic of Congo (DRC), in east Africa. Mining practices in this part of the world are reported by the United Nations (UN) to often be conducted illegally and to be associated with extreme human rights violations. Additionally, funds from the sale of African coltan are known to support military and tribal violence”. In: Blue River Tantalum-Niobium Project. Commerce Resources Corp. Newsletter, Februari 2009.
[2] “The central African countries of Democratic Republic of the Congo (DRC-Kinshasa) and Rwanda and their neighbors in the past had been the source of significant tonnages. Civil war, plundering of national parks and exporting of minerals, diamonds and other natural resources to provide funding of militias has caused the organizations such as the Tantalum-Niobium International Study Center to call on its members to take care to obtain their raw materials from lawful sources. Members are strongly encouraged to refrain from purchasing materials from regions where either human welfare or wildlife are threatened”. In: About coltan. Commerce Resources Corp. Zie: http://www.commerceresources.com/s/AboutTantalum.asp
[3] “It is based on this awareness that there is a movement underfoot for buyers to pay premium prices for ‘’clean’’ tantalum certified as coming from more ethical sources, such as Blue River, Canada. British Columbia and Canada offer a stable political environment with stable laws that protect human rights and the environment. These are becoming serious considerations for investors and buyers of tantalum and niobium who seek long-term contracts and secure sources of tantalum supply”. In: Blue River, o.c.
[4] Voor een bloemlezing van deze one-liners, zie bvb http://www.enoughproject.org/publications/eastern-congo-action-plan-end-worlds-deadliest-war en http://www.raisehopeforcongo.org/special-page/take-action-congo
[5] In de Amerikaanse Senaat is in april 2009 een voorstel van Congo Conflict Minerals Act ingediend door de senatoren Sam Brownback (Rep), Dick Durbin en Russ Feingold (Dem). Zie: http://www.govtrack.us/congress/bill.xpd?bill=s111-891
In het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden in november 2009 een voorstel van Conflict Minerals Trade Act ingediend door James McDermott (Dem). Zie: http://www.govtrack.us/congress/bill.xpd?bill=h111-4128
[5b] Zie: http://www.enoughproject.org/blogs/niotan-inc-fails-address-concerns-about-conflict-minerals
[6] John Prendergast & Sasha Lezhnev, From Mine to Mobile Phone. The Conflict Minerals Supply Chain.
[7] “There is a real opportunity for electronics companies and other tantalum end users to look at single sourcing their tantalum from an ethical and responsible source. (…) Consumer power will helpe drive this issue”. In: Kate Emery, Talison leads charge to halt ‘blood tantalum’, The West Australian, 16 januari 2010.
[8] http://www.cabot-corp.com/Tantalum/Capacitors/Product-Information/GN200809161037AM6983/
[8b] Australia’s Talison to restart Wodgina tantalum mine, Reuters, 23 september 2009; Tantalum industry in dire need for new resources, Reuters, 21 oktober 2009.
[9] H.C. Starck reacts to reversal of price trends in raw materials. Press release 25 februari 2010.

take down
the paywall
steun ons nu!